Sinds 1973 bevindt de
kapitalistische wereldeconomie zich in een lange depressie, die
een wat men in het Engels “soft landing” noemt binnen
afzienbare tijd uitsluit. Binnen de lange depressie, de lange
golf, zoals dat in mijn jargon heet, bestaat er de normale
conjunctuurcyclus, dus de op- en neergaande beweging van de
productie en de winst. Maar, en dat is het kenmerkende van deze
lange golf, bij de opgang van de conjunctuur is er geen sprake
van een dating van de werkloosheid. Deze stijgt ononderbroken,
niet alleen in de Derde Wereld, waar ze verschrikkelijke vormen
aangenomen heeft, niet alleen in de poststalinistische landen in
het Oostblok en de vroegere Sovjetunie. Ze stijgt ook in het
Westen.
Om
het duidelijk te stellen: de officiële cijfers zijn vervalst.
Velen van de feitelijk werklozen - vrouwen, jongeren,
ongeschoolde mannelijke arbeiders - komen in de statistieken
niet voor, omdat, zoals dat in het cynische taalgebruik van de
burgerlijke economen zo mooi heet, deze mensen van de
arbeidsmarkt zijn verdwenen, ze daarvan zijn uitgesloten. De
hoofdoorzaak van deze massawerkloosheid is simpel te verklaren,
het is bijna een rekenkundige kwestie. De derde technologische
revolutie met z’n halfautomatisering, miniaturisering en de
groei van de materiële productiekrachten zet door. Een
voorbeeld uit België: een van de klassieke Belgische
industrietakken was de papierproductie en alles wat daarmee
samenhing. Op het ogenblik staat er in België een enkele
papiermachine, die dagelijks meer papier produceert dan in heel
België en Nederland verkocht kan worden. Dat is slechts een
voorbeeld en ik zou nog een heel aantal andere voorbeelden
kunnen geven, die dezelfde kant opgaan.
Waarin
ligt het empirische bewijsmateriaal van de lange golf is dat
alleen de massawerkloosheid? Op zich is dat niet onbelangrijk,
maar de oorzaak ligt niet alleen daar. De oorzaak ligt veeleer
in de reprivatisering van het geld, of zoals dat in het gangbare
taalgebruik heet, in de toenemende globalisering van de
wereldeconomie, de groeiende internationalisering van het
kapitaal, die in laatste instantie in wortels vindt in de steeds
sterker wordende groei van de productiekrachten.
De
speculatie op de deviezenmarkten in de wereld wordt gedragen
door de grote banken en door een niet onbelangrijk deel van de
grote industrie, dat wil zeggen door de kern van de
kapitalistische klasse.
Hieraan
is weinig te doen. Dat heeft te maken met de globalisering van
de wereldeconomie, maar ook met de technologische revolutie in
de geldhandel (dat is met de juiste term voor wat er gebeurt,
maar dat is hier niet waar het om gaat). Door de toepassing van
elektronica op de deviezenmarkten kan men in seconden miljarden
dollars van het ene land naar het andere, van het ene continent
naar het andere overmaken. En dit proces onttrekt zich aan
iedere controle, ook aan die van de nationale banken. Een van de
gevolgen van deze enorme groei in de activiteiten van de banken
is dat het gemiddelde kwalificatieniveau van het bankpersoneel
catastrofaal is gedaald. Er zijn grote banken, die het beheer
van miljarden dollars in handen leggen van enkele jonge
bankemployees (ik heb niets tegen jonge bankemployees), die geen
enkele ervaring hebben. Zij beschikken van dag tot dag over
miljarden dollars en daarbij hebben zij zichzelf en hun bank
herhaaldelijk in de vingers gesneden. Dat gebeurt in Zwitserland
en ook in de VS en Groot-Brittannië en in iets mindere mate in
Frankrijk en België, waar paradoxaal genoeg de controle op de
banken serieuzer is door de grotere staatsinvloed op de banken
en waar minder schandalen voorkomen.
Er
worden, uit naam van de rentabiliteit, zogenaamde
kostenbesparende maatregelen genomen op het vlak van de uitgaven
voor onderwijs en de sociale zekerheid. Deze logica is bruud en
cynisch. Hoe langer de depressie duurt en de werkloosheid
stijgt, des te zwakker wordt de georganiseerde arbeidersbeweging
en de arbeidersklasse.
Ik
bedoel dat in de ruimste zin van het woord, volgens de definitie
van Plechanov en
Lenin in het eerste programma van de Russische
sociaal-democratie. De loonarbeidersklasse bestaat uit diegenen
die economisch gedwongen worden hun arbeidskracht te verkopen,
het gaat dus niet alleen om industriearbeiders en zeker niet
alleen om mannelijke industriearbeiders, het gaat ook om
arbeiders in de publieke sector, in de dienstensector, in alle
gebieden van de economie.
Achter
dit offensief van het kapitaal, een neoconservatief offensief op
wereldschaal, schuilt een voor het kapitaal zelf gevaarlijke, ik
zou bijna zeggen zwakzinnige illusie: dat de gevolgen van de
afbraak van de verzorgingsstaat geen effect zouden hebben op de
burgerlijke klasse zelf. Dat is grote onzin. En we hebben een
historisch precedent, het begin van de moderne openbare hygiëne
(zulke eenvoudige zaken als riolering) ligt in het feit dat
halverwege de negentiende eeuw door armoede bepaalde epidemieën,
ik denk in de eerste plaats aan de cholera, ook in de rijke
wijken van de kapitalistische grote steden uitbraken. De
burgerij begon zich zorgen te maken, niet uit een sociaal
geweten, dat was slechts de rationalisering achteraf, maar uit
angst. En op het ogenblik wordt de grote burgerij in de hele
wereld, inclusief in de rijke landen in het Westen, met
eenzelfde problematiek geconfronteerd, zonder dat ze zich daar
nog rekenschap van geeft. Door armoede bepaalde epidemieën als
TBC en cholera slaan onvermijdelijk over van de Derde Wereld
naar het rijke Westen en de illusie dat de rijke wijken daarvan
verschoond blijven is waanzin. Net als in de negentiende eeuw
zal er alleen al uit drang tot lijfsbehoud een reactie komen,
met vertraging, maar met verwoestende gevolgen voor de gehele
bevolking van de rijke westerse landen.
Kenmerkend
voor de neoconservatieve ideologie is wederom een bijna
zwakzinnige onderschatting van de gevaren, die de gehele
wereldbevolking bedreigen. De vier ruiters van de Apocalyps zijn
al onderweg en we voelen hun hete adem al in de nek.
Kernenergie, oorlog en honger in de Derde Wereld zullen
politieke gevolgen hebben, die een bedreiging vormen voor de
democratie.
Een
verschrikkelijk voorbeeld. Ieder jaar sterven in de Derde Wereld
26 miljoen kinderen van de honger of door gemakkelijk te genezen
ziektes. Dat is de verschrikkelijke realiteit van het
wereldkapitalisme vandaag. Wie dat niet ziet, wie daarvoor de
ogen sluit en gelooft dat onvermijdelijk en normaal is, is
iemand die niet met z’n voeten in de werkelijkheid staat. Er
bestaat een oude beroemde uitspraak van Rosa Luxemburg: de
mensheid heeft de keuze tussen socialisme of barbarij.
Tegenwoordig kunnen we met verantwoordelijkheid voor en kennis
van de werkelijkheid in de wereld meer realisme aan de dag
leggen dan de neoconservatieven en kunnen we zeggen dat de
mensheid voor de keuze staat tussen socialisme of fysieke
vernietiging. Niet alleen van de mensheid, maar waarschijnlijk
van alle leven op aarde. Een voorbeeld voor deze stelling:
iedereen kent de gevolgen van een atoomoorlog. Maar waaraan men
niet of nauwelijks denkt, is dat de huidige kerncentrales met
hun zogenaamde vreedzame gebruik van kernenergie door een aanval
met conventionele wapens kunnen ontpoppen tot niet één,
maar tot
honderden Hiroshima’s. Als men deze kerncentrales beschiet met
conventionele wapens, worden het atoombommen met verwoestende,
mensenvernietigende gevolgen. En we hebben ervaren dat die
gevolgen zich zeker niet beperken tot de mensen die in de buurt
wonen. Na het ongeluk met Tsjernobyl was niet alleen Oekraïne
bestraald, maar waren de gevolgen ook merkbaar in Lapland en in
oost en west ver van Oekraïne verwijderde landen.
De
strijd voor de afschaffing van de kerncentrales is een
realistisch doel, veel realistischer dan de beperkende
maatregelen die door internationale instanties worden
voorgesteld. Als deze dwaasheid niet verdwijnt, dreigt de
mensheid te verdwijnen.
De
massa loonafhankelijken, zoals ik die net omschreven heb,
reageert en reageert veel sterker dan men vijf jaar geleden nog
verwacht had. De omvang van deze reactie kan zeer breed zijn. En
die wordt gedragen door een bewuste onbeschaamdheid, in het
Frans zegt men ‘insolence’ (brutaliteit, aanmatiging), die
alles overtreft wat we uit de geschiedenis kennen.
Toen
het Opperste Gerechtshof in de VS een bijna totaal verbod op
abortus afkondigde, zijn een miljoen Amerikaanse vrouwen de
straat opgegaan en hebben gezegd: het Gerechtshof kan
doodvallen, wij bepalen ons lot zelf. Toen enkele weken geleden
het Italiaanse parlement onder leiding van de duidelijk
incompetente nieuwe eerste minister Berlusconi een aanval deed
op de pensioenen en enkele andere ingrepen in de sociale
zekerheid aankondigde, zijn drie miljoen Italiaanse
loonafhankelijken de straat opgegaan en hebben ook gezegd: wij
hebben schijt aan wat dit parlement, wat deze eerste minister
beslist, wij beschikken zelf over ons lot. Er zijn dus massale
reacties, in het ene land meer, in het andere land minder.
Een
derde voorbeeld, waar ik bijzonder trots op ben omdat de
kameraden van mijn stroming daarbij een beslissende rol hebben
gespeeld: toen de voormalige Braziliaanse staatspresident, een
totaal corrupt figuur, aan de macht vasthield, zijn een miljoen
mensen onder leiding van de PT de straat opgegaan en hebben geëist
dat dit corrupt zwijn weg moest en zij hebben dat ook bereikt,
het probleem is dus niet dat er geen massale reacties zijn, maar
deze reacties van de massa’s spelen zich of in een wereldwijd
klimaat van de diepe crisis van de geloofwaardigheid van het
socialisme. In de ogen van de meerderheid van de
loonafhankelijken, mannen en vrouwen, hebben stalinisme en
poststalinisme totaal gefaald en dat geldt ook voor de
sociaal-democratie. Voor hen bestaan er geen geloofwaardige
alternatieven links van deze twee traditionele stromingen van de
arbeidersbeweging en -klasse. Wij, ik bedoel daarmee de
gezamenlijke krachten links van neostalinisme en
sociaal-democratie, worden niet gezien als een kracht, die
binnen afzienbare tijd een relevant en capabel alternatief kan
bieden. Men sympathiseert met ons, vindt ons eerlijke mensen,
wij zijn geen corrupte zwendelaars, maar men geeft ons niet de
kans om door te breken binnen het kader van de door ons bepleite
democratische orde. Ons socialismeproject moet gedragen door
zelfbeheer, dat wil zeggen door de actieve deelname van de grote
meerderheid van de bevolking - en dat is onmogelijk als men daar
niet aan gelooft. Dat leidt tot een fundamentele
tegenstrijdigheid. De grote massabewegingen die ik genoemd heb,
zijn gefragmenteerd en kennen geen continuïteit en kunnen
daarom in de onmiddellijke toekomst nog door de bestaande orde,
in de eerste plaats door de regeringspartijen, inclusief de
sociaal-democratie en de neosociaal-democratische
eurocommunisten, geïntegreerd worden.
Dit
probleem kan men niet theoretisch, maar alleen in de praktijk
oplossen. Er moet zoiets gebeuren (ik noem dit maar even kort,
historische vergelijkingen gaan altijd mank en zijn altijd
hypothetisch) als de Russische, Duitse of Spaanse revolutie, die
de mensen door hun inhoud en door hun praktische uitwerking
overtuigt. Wanneer zoiets gebeurt weet geen mens, misschien zal
het tien jaar duren, misschien twintig of dertig. Maar één
ding kan men met grote zekerheid zeggen: wat vijf jaar geleden
nog onvermijdelijk leek, de wereldwijde triomf van het
neoconservatisme, dat zal de komende jaren volledig illusoir
blijken. De wereld zal er over vijf jaar heel anders uitzien dan
nu. Ik zou twee argumenten voor dit voorzichtige optimisme
willen aandragen, het ene heeft de grote Engelse revolutionair
Shelley kort samengevat: we are many, they are few. Wij hebben
de macht van het grote getal achter ons. Ik wil dat illustreren
met een cijfer waarvan
U waarschijnlijk schrikt: op wereldschaal is de klasse
loonafhankelijken tot minstens een miljard mensen toegenomen en
dat aantal stijgt nog steeds.
Ik
geef U twee cijfers. In India zijn er meer dan 100 miljoen
loonarbeiders, zonder dat ik daarbij degenen meereken die men in
Marx zijn betekenis rekent tot het halfproletariaat, dat wil
zeggen de arme boeren, die een deel van het jaar gedwongen zijn
als loonarbeider te werken, omdat ze anders niet genoeg te eten
hebben. In China zijn er 300 miljoen loonarbeiders, het
halfproletariaat uit de dorpen niet meegerekend. U kunt iedere
dag in niet-marxistische, serieuze kranten lezen, dat door een
heel aantal economische processen, dat ik hier niet nader wil
bespreken, tientallen miljoenen arme boeren naar de steden
trekken, om te proberen zich als arbeidskracht te verhuren,
omdat ze in hun dorp van honger omkomen en dat de regering een
grote angst heeft voor de politieke gevolgen van deze massale
vlucht. Dat is één van de grote historische voorspellingen van
Karl Marx, die uit is gekomen en die hem niet tot een criticus
van het negentiende eeuwse kapitalisme maakt, maar tot een
geniale prefect van de 21ste eeuw.
In
de tijd dat Marx deze stelling poneerde, verzetten de
loonarbeiders zich tegen de onmiddellijke gevolgen van de
kapitalistische uitbuiting en onderdrukking. Meestal eindigde
die strijd in een nederlaag. Maar een ding leerden de
loonafhankelijke klassen van deze nederlagen: de noodzaak om
zich te organiseren. Toen Marx dat schreef, waren er in de hele
wereld waarschijnlijk niet meer dan honderd- of honderdvijftig
duizend georganiseerde loonafhankelijken. Tegenwoordig bestaat
er geen land, geen eiland, geen nog zo geïsoleerde
maatschappij, waar geen georganiseerde loonarbeiders bestaan.
Deze ontwikkeling zal nog sterker worden.
Er
is een tweede reden voor mijn voorzichtige optimisme. Die wil ik
verduidelijken aan de hand van een anekdote - de geschiedenis
van de drie kikkers: drie kikkers zijn in een melkbus gevallen.
De eerste kikker, de neoconservatieve, zegt: “we zijn sowieso
verloren, dat is onze erfzonde, kikkers zijn slecht en blijven
slecht en zijn tot de ondergang veroordeeld.” Hij deed niets
en verdronk. De tweede, sociaal-democratische kikker,
ongetwijfeld iets sympathieker dan de eerste, zei: “o dat valt
wel mee, we zullen wel een oplossing vinden, het komt wel
goed.” Hij deed niets en verdronk eveneens. De derde kikker,
laten we zeggen de socialistische, communistische kikker, je
kunt die noemen zo je wilt (ik bedoel niet alleen leden van mijn
beweging), zei: “wat hebben we te verliezen, we zien dat de
beide andere kikkers zijn verdronken, laten we zoveel trappelen
als we kunnen, dat kan toch alleen maar beter zijn dan niks
doen.” En hij spartelde in het rond en zie, de melk veranderde
in boter, de linkse kikker kon eruit springen en was gered. Dat
is een pleidooi voor actie, voor activiteit, voor handelen, voor
verzet, voor rebellie, voor dat wat wij omschrijven als
solidariteit - samenwerking op wereldschaal, zonder verschil,
zonder scheiding, zonder versplintering, zonder een deel van de
uitgebuitenen en onderdrukten ondergeschikt te maken aan wat
voor hoger doel dan ook - er bestaat geen hoger doel dan de
emancipatie, in de breedste betekenis van het woord.
En
hier komt een niet te onderschatten gevaar om de hoek kijken:
waarop speculeert het grootkapitaal? Het speculeert erop dat de
ideologie van de versnippering, de individualisering, de
ontsolidarisering de klasse van loonafhankelijken zelf in haar
greep krijgt. We moeten onszelf er rekenschap van geven dat het
gaat om een reële ontwikkeling richting zelfmoord en dat dit
verwoestende gevolgen kan hebben als er een nieuwe nog ergere
economische depressie aankomt met nog meer werkloosheid. Albert
Einstein, geen marxist, een religieus socialist en een
intelligente man, kwam in de jaren dertig al met zijn lapidaire
uitspraak: men kan het fascisme niet bestrijden als men niet een
radicaal eind maakt aan de werkloosheid. Dat is nu net als toen.
En er bestaat het grote gevaar dat, wanneer er in plaats van het
huidige niveau van werkloosheid twee of drie keer zoveel
werklozen komen bij een volgende depressie, dat dan de politieke
democratie en de mensenrechten bedreigd zullen worden. Dan
krijgen we een verspreiding van rassenhaat, jodenhaat, haat
tegen zwarten, tegen Aziaten en over de hele wereld een geborneerd
en absoluut irrationeel nationalisme. In Japan, waar bijna geen
joden hebben gewoond, wordt het klassieke product van
vervalsing, het protocol van de wijzen van Zion, dat Hitler in
hoge mate heeft geïnspireerd, op grote schaal verbreid en
geloofd.
Een
enquête heeft uitgewezen dat 35 procent van de Japanse
bevolking, die nog nooit een jood heeft gezien, gelooft dat er
een wereldwijde samenzwering van het internationale jodendom
bestaat, waartegen men zich teweer moet stellen. In de
voormalige Sovjetunie, tegenwoordig het land met het grootste
antisemitisme, bestaan er gestoorden, men kan ze niet anders
noemen, die met een afbeelding van Hitler op hun T-shirts
rondlopen en beweren dat Hitler slechts een fout heeft gemaakt.
Hij heeft te weinig joden om het leven gebracht en zij zullen
het de volgende keer beter doen. En dat in een land waar de
nazi’s minstens 30 miljoen mensen hebben omgebracht. Dat is
volledige waanzin, maar men kan van dit soort lieden geen
rationele argumenten verwachten, je kunt hen alleen in de
praktijk overwinnen en dat betekent zoals gezegd de werkloosheid
bestrijden met een onmiddellijke radicale verkorting van de
arbeidstijd tot maximaal 30 uur per week. Dat is de enige
mogelijkheid om dit verschrikkelijke gevaar dat op ons afkomt op
wereldschaal of te wenden.
We
moeten hier zeer duidelijk zijn. Er bestaat geen beperkte
solidariteit, dat is onmogelijk. Als de wil tot solidarisering
en samenwerking bij een belangrijk deel van de loonafhankelijken
verdwijnt, dan begint er een bekrompen nationalisme van land
tegen land. Een klassiek voorbeeld zijn de VS. De
loonafhankelijken in de auto-industrie zeggen: de Japanners zijn
de schuld van onze economische crisis. Samen met de ondernemers
zetten zij zich in voor een protectionische politiek tegen de
import van Japanse auto’s. Dat is economisch totaal zinloos.
Maar
zo begint het: na land tegen land wordt het provincie tegen
provincie, stad tegen stad, stadsdeel tegen stadsdeel, zover is
het al in een hele serie landen. Solidariteit werkt alleen als
die algemeen en onbegrensd is op wereldschaal, zonder enige vorm
van discriminatie en onderscheid, of ze werkt niet en is
irrelevant. Daar kunnen we van uit gaan en ik koester een mild,
gematigd optimisme. De grootste opwekkers van grenzeloze
solidariteit zijn de multinationals zelf. Die zeggen
tegenwoordig dreigend: “als men ons geen concessies doet,
verplaatsen we de arbeidsplaatsen naar een lage lonenland.” Ze
kunnen dat doen, want er zijn altijd landen met lagere lonen,
het enig mogelijke en realistische antwoord op deze strategie is een wereldwijde solidariteit en samenwerking
van alle loonafhankelijken onderling. Dat is niet gemakkelijk te
bereiken, daar heb ik geen illusies over, dat kan jaren duren.
Ik heb eens een keer gezegd en dat kan een beetje vreemd
klinken: tegenwoordig is het grootste wapen in handen van
strijdbare vakbondsleden het adresboekje of moderner: de fax. En
dan het eenvoudige besluit om zodra er in een bedrijf
arbeidsplaatsen worden afgebouwd, de collega’s van alle
bedrijven die in deze sector werken over de hele wereld
informeren en vragen: wat doen wij hiertegen? In het begin zal
dat niet veel opleveren, later wat meer en tenslotte zullen ze
ervoor zorgen dat er wereldwijd gezamenlijk wordt gehandeld. Dat
wordt werkelijkheid. Hoe lang dat zal duren weet ik niet, maar
die tijd zal komen.
Natuurlijk
is het niet eenvoudig. Mensen komen niet in actie voor iets
waarin ze niet geloven. Ik zeg het nog een keer: de wereldwijde
crisis van de geloofwaardigheid van het socialisme heeft zonder
twijfel geleid tot een tendens van uit elkaar groeien en
ontpolitisering binnen de arbeidersklasse. Bovendien bestaan er
verschillen in de mate van bescherming van arbeidsplekken. Er
zijn loonafhankelijken die over het algemeen nog zeker van hun
positie zijn, er zijn de ongeschoolden die nog maar gedeeltelijk
beschermd zijn en er zijn mensen zonder enige bescherming.
Als
treurig en symbolisch voorbeeld wil ik wijzen op de situatie in
de Parijse voorstad Saint-Antoine, waar vijf revoluties zijn
begonnen. Daar is een plek waar iedere morgen illegale
immigranten naar toe komen, die door ondernemers naar goeddunken
kunnen worden gechanteerd en die zich voor een hongerloon
verhuren. De lonen zijn nog altijd iets hoger als de hongerlonen
die zij in hun vaderland krijgen. De ondernemers kunnen met hen
doen wat ze willen, hun afpersen en gebruiken om het gemiddelde
loon omlaag te drukken, wat ze natuurlijk ook doen.
Maar
nu wil ik wijzen op de keerzijde van de medaille. Tegelijkertijd
heeft deze groeiende verdeeldheid van de arbeidersklasse geleid
tot een resultaat waar de ondernemers in het geheel niet op
hadden gerekend. De ongeschoolde arbeiders zijn niet in staat
tot een actief, zelfbewust verzet, maar tegelijkertijd is er een
groeiend zelfbewustzijn onder de hooggekwalificeerde
loonafhankelijken. Er bestaat een gevleugelde uitdrukking van
een kameraad (die nu lid van de Vierde Internationale geworden
is) tijdens het eerste congres van het Poolse Solidarnosc:
“die van boven, corrupt en incompetent”. Dat “corrupt”
is niets nieuws, maar dat “incompetent” is een enorme
verandering in de mentaliteit van een deel van de
arbeidersklasse. Ik heb in de afgelopen twintig, vijfentwintig
jaar scholingscursussen gegeven voor arbeiders en vakbondsleden
en zo waarschijnlijk meer dan 100.000 vakbondsleden gesproken.
De algemene reactie van de arbeiders en vakbondsleden die aan
deze scholingen meededen, was: nou ja, wat je zegt klinkt
allemaal wel mooi en we zouden blij zijn als we dat waar konden
maken, maar hoe kunnen wij het stellen zonder technici,
ingenieurs, fabrieksdirecties,
dat kunnen wij toch helemaal niet? Dat is nu veranderd en nu
wordt er gezegd: wij kunnen het beter dan de ingenieurs, die
kunnen het alleen theoretisch, wij hebben de dagelijkse praktijk
in het bedrijf. Zij zullen hen op de schouder kloppen, zonder
geweld, dat is helemaal niet nodig, en zeggen: ga weg, u bent
overbodig, we hebben u niet nodig, we kunnen het beter dan u.
Dat
is een grote verandering in de mentaliteit. Ik geef direct toe,
het gaat hier maar om een klein deel van de arbeiders, maar
toch. We hebben hier een praktisch voorbeeld van wat ik in mijn
verhaal wil benadrukken, namelijk dat het begrip loonarbeider,
de klasse van loonafhankelijken, een totaalmaatschappelijk
begrip is. Als men de arbeidersklasse beperkt tot mannelijke
arbeiders in de klassieke grote industrie, dan gaat hun aantal
omlaag. De concentraties verplaatsen zich, maar op wereldschaal
gaat het aantal omlaag. Maar dat is een verkeerde definitie,
niet alleen uit theoretische overwegingen, maar ook uit
praktische. Een voorbeeld: mijnwerkers, staalarbeiders of
arbeiders in de machine-industrie konden ook in de beste tijd de
kapitalistische economie niet volledig lamleggen. Dat is hun
nooit gelukt. Maar bankpersoneel kan dat wel. Arbeiders uit de
telecommunicatie hebben nu veel meer mogelijkheden om de
kapitalistische economie volledig lam te leggen. Nergens kan een
kapitalistische economie zonder banken functioneren, dat is
onmogelijk. Na een week zou de economie in mekaar storten. Ik
stel vast dat in meerdere landen in de wereld, ik zou meerdere
voorbeelden kunnen noemen, inclusief België, bij het
bankpersoneel de mate van zelfbewustzijn en de wil om
uitdrukking te geven aan haar potentiële maatschappelijke macht
toeneemt. Dat is geen rooskleurig vooruitzicht voor de
burgerlijke klasse en die maakt zich daarover terecht grote
zorgen.
De
slotconclusie luidt dus: verzet, rebellie, onbegrensde
solidariteit. De onbegrensde overtuiging dat op den duur de
loonafhankelijke mensen, die 99 procent van de wereldbevolking
uitmaken, hun lot zelf in handen kunnen nemen en hun eigen lot
kunnen bepalen. |