Het project van kapitalistische eenmaking van Europa zat
halverwege gekneld tussen een eenvoudige vrijhandelszone en een
echte federale Staat. De eenheidsakte en het verdrag van
Maastricht vormden een poging om deze toestand te deblokkeren,
door de oprichting van een eengemaakte munt die op een
gemeenschappelijke centrale bank steunt. De oprichting van een
gemeenschappelijke politieke en militaire autoriteit werd naar
later verschoven. Guy Quaden van de Nationale Bank van België
stelt zich, niet zonder reden, de vraag of het wel realistisch
is de munten één te maken zonder dat er een gemeenschappelijke
politieke autoriteit is (Le Soir, 17/8/93).
Het Europese Monetaire Stelsel (EMS) en het verdrag van
Maastricht sloegen aan diggelen op de rotsen van de economische
en sociale realiteit: dat is de werkelijke betekenis van de
monetaire windvlaag van 28 en 29 juli en de dagen daarop. Welke
zijn die economische en sociale realiteiten? We zetten de
voornaamste op een rijtje.
1. Het uitzonderlijke gebrek aan evenwicht tussen de omvang
van het vlottende geldkapitaal enerzijds en de wisselreserves
van de Europese centrale banken anderzijds. Enkel al op de
wisselmarkten evenaart de omvang van de dagelijkse transacties
het jaarlijkse volume van de wereldhandel. Wanneer er een
neerwaartse speculatie is tegen een munt, kunnen de banken
slechts een gegeven koers van een munt verdedigen door deze op
te kopen met hun wisselreserves. Op enkele dagen tijd verloor de
Franse centrale bank 90 % van haar wisselreserves in een poging
de Frank te verdedigen. De Bundesbank leende haar een
equivalente som in Duitse Mark. Op 29 juli leende ze meer dan
dat ze had opgeslagen aan reserves. De race was verloren.
2. Geen enkele politieke autoriteit, evenmin de meest
tirannieke, kan bezitters van grote hoeveelheden goederen of
geldsommen verplichten waardeloos geld te aanvaarden in ruil
voor dat bezit. De gedwongen koersen (of de wettelijk beperkte
schommelingen) van munteenheden die aan waarde inboeten moeten
uiteindelijk wijken. Dat is de objectieve oorzaak van
speculatie. Want alle Europese munten, elk in verschillende
mate, zijn waardeloze munten. De inflatie werd ingetoomd maar
niet overwonnen. Voor de EG ligt het huidig gemiddelde op 4 à 5
% per jaar en deze inflatie is momenteel aan het stijgen.
Resultaat: een cumulatief substantieverlies van 50% elke 7 jaar.
Vandaar de neiging van kapitalisten om te zoeken naar
‘vluchtwaarden’: onroerende goederen, aandelen, goud en andere
waardevolle metalen. Obligaties moeten een verzekeringspremie
bieden tegen de waardevermindering (een intrestvoet die hoger
ligt dan ‘het normale’). Dat is de reden waarom de intrestvoeten
zo hoog liggen ondanks de overvloed aan geldkapitaal.
Volgens The Economist van 31/7/93 zouden de reële
intrestvoeten (na aftrekking van de inflatievoet) 2,6% bedragen
in Duitsland, 4,5% in Nederland, 5,5% in België, 6,7% in Spanje,
7,1 % in Frankrijk en 11,8 % in Denemarken — wat ver boven de
historische gemiddelden ligt. Bovendien zijn deze cijfers
ongetwijfeld ondergewaardeerd.
3. De economische depressie duurt nu al ongeveer 20 jaar. De
normale `industriële cyclus’ valt daaronder. Vandaag kennen alle
Europese landen een recessie. Maastricht veronderstelde een
geleidelijke harmonisering van de economische en financiële
omstandigheden van de lidstaten. Het EMS veronderstelde het
vergemeenschappelijken van een fractie van de wisselreserves,
vooral ten koste van Duitsland. Wanneer de zaken vlot lopen,
zijn deze moeilijke inspanningen ondanks alles draaglijk.
Iedereen hoopt er uiteindelijk zijn slaatje uit te slaan. Maar
wanneer de zaken slecht gaan overheersen ‘het heilige egoïsme’,
het `ieder-voor-zich’: de winsten van de ene zijn haast zeker de
verliezen van de andere. Vandaar de moeilijkheid om regels als
deze van Maastricht te doen aanvaarden.
4. In tegenstelling tot de schijn is het EMS niet ten onder
gegaan door de kracht van de Duitse economie of de arrogantie
van de Duitse bankiers. Het heeft meer te maken met de
verzwakking van de Duitse economie. Op zes maanden tijd
verminderde de Duitse uitvoer met 10%. Op een jaar tijd liep de
industriële productie terug met 6 %. Men zou kunnen tegenwerpen
dat de Bundesbank, door het verdedigen van de stabiliteit van de
Duitse Mark, de Duitse uitvoer benadeelde. Maar de Bundesbank
staat voor een verscherpte verscheurende keuze omwille van de
ontzaglijke staatsschuld die voortvloeit uit de voortvarende
kapitalistische eenmaking van Duitsland. Elke ‘relance’-politiek
verscherpt de inflatie. Elk beleid ter verdediging van de
stabiliteit van de Mark verscherpt de recessie.
De overigens mislukte poging om de conjunctuur aan te
zwengelen door een daling van de intrestvoet veroorzaakt een
kettingreactie aan devaloriseringen. Eerst van het Pond
Sterling, daarna van de Lire, de Peseta, de Zweedse Kroon en
uiteindelijk de Franse Frank (zie The Times, Londen, van
12/8/93).
5. De andere EG-lidstaten staan voor hetzelfde dilemma,
verscherpt door een economische zwakheid die uitgesprokener is
dan deze van de Bondsrepubliek. Zo komt Duitsland ongetwijfeld
minder verzwakt dan zijn partners-concurrenten uit de
ineenstorting van Maastricht. Maar niettemin toch verzwakt. Elke
verscherping van de financiële instabiliteit in de rest van
Europa, elke verscherping van de recessie zal negatieve gevolgen
hebben voor de Duitse economie. Vandaar een haast wanhopige
poging om op middenlange termijn ‘de meubels te redden’, om iets
bescheidener dan Maastricht in de steigers te zetten. Maar
alleszins iets dat dezelfde richting uitgaat.
6. Is dat het Europa van de twee snelheden? Momenteel lijkt
het eerder op een Europa met drie snelheden. Een DM-zone; een
tussenliggende zone (Frankrijk, Groot-Brittannië, Italië); een
zone van de zwakkere munten. Als Nederland, België, Luxemburg en
misschien Denemarken zich in de DM-zone integreren, is dat niet
ten gevolge van een of ander Duits dictaat. Dan gebeurt dit
omdat het overeenstemt met de belangen van hun burgerij. Het
volstaat te kijken naar de bestemming van hun uitvoer en naar
het aandeel van die uitvoer in hun totale productie om er de
reden van te begrijpen.
Maar voor de burgerij van die landen — en ongetwijfeld ook
van Oostenrijk, dat bij de EG aanklopt — is niet enkel de
geprivilegieerde band met Duitsland van belang. De consolidering
van de EG in zijn geheel is voor hun economieën praktisch een
kwestie van leven of dood. Hun uitvoer naar andere lidstaten dan
deze van de DM-zone is bijna even omvangrijk dan deze naar de
DM-zone. De regeringen van die landen zullen op Duitsland sterke
druk uitoefenen om tot overeenkomsten te komen, vooral met
Frankrijk en Groot-Brittannië. De EG redden, dat is het beoogde
doel. België, dat voorzitter werd van de raad van EG-ministers,
zal zich hiervoor uit de naad werken. Dehaene laat hierover niet
de minste twijfel (Le Soir, 13/8/93).
7. Het verlangen naar zo’n politieke regeling stemt ook
overeen met een politieke voorkeur: ontsnappen aan het risico
van een Duitse hegemonie op alle domeinen die voortvloeien uit
het economisch overwicht van de Bondsrepubliek. Het Frans-Duitse
co-leiderschap, dat tot nu toe de EG aanvoerde, geniet voor de
Europese burgerijen de voorkeur. Het Franse militaire gewicht
(en daama dat van Groot-Brittannië) neutraliseert het risico van
een Duitse militaire hegemonie.
8. Zo de EG-wagen een panne kent, betekent dat niet dat de
auto niet opnieuw kan starten. Het terug op de baan geraken
stemt overeen met te machtige belangen. In de eerste plaats die
van de multinationals van Europese oorsprong. Om dat te weten
volstaat het vast te stellen dat de intergemeenschappelijke
handel 60% bedraagt van de totale handel van de Twaalf vanaf
1990, tegen 49% in 1970. Maar: deze ‘pro-Europese’ krachten zijn
niet de enige aanwezigen binnen de twaalf EG-lidstaten. Naast
hen bestaan er trusts die zich in de eerste plaats richten op de
binnenlandse markt van hun eigen land. Dan zijn er de
multinationals van buiten-Europese oorsprong. En de kleine en
middelgrote ondernemingen, bedreigd door de omlegging van het
verkeer. Er is de openbare en semi-openbare sector, tot nu toe
‘beschermd’ door de lidstaten.
Dan hebben we nog de politieke krachten binnen de burgerij
die zich bewust zijn van het gebrek aan legitimiteit van de
Europese instellingen in de ogen van de massa’s. Deze
instellingen zijn onaangepaste instrumenten om politieke
crisissen en sociale explosies het hoofd te bieden.
De ‘Europese opbouw’ kan slechts vooruitgang boeken door te
bemiddelen tussen deze minstens 50 à 60 disparate krachten voor
het geheel van de EG. Dat is geïnstitutionaliseerde koehandel en
chantage. De vooruitgang zal dus zeer traag verlopen.
Achteruitgang zal zich vaker voordoen.
9. Er is een bijkomende fundamentele realiteit: de problemen
en crisissen van de kapitalistische eenmaking van Europa grijpen
plaats binnen een mondiaal raamwerk. Dat is eerst en vooral de
handelsoorlog tussen de driehoek USA-Japan-Europa, zonder dat
een van de drie de hegemonie heeft die hem in staat stelt
dictaten op te leggen. De multinationals van Europese oorsprong
en andere politieke en economische krachten in Europa zien in
een geconsolideerde EG het middel om beter hun belangen te
verdedigen tegenover de Amerikaanse en Japanse concurrenten. Zo
Washington en Tokio zeer goed de belangen verdedigen van Boeing,
IBM en Exxon, ontbreekt het Parijs, Rome, Den Haag, Madrid en
Brussel aan voldoende gewicht om de belangen van FIAT-SEAT,
Philips, Solvay of Rhône-Poulenc te verdedigen. Een EG dat met
een stem zou spreken, deze van de sterkste handelsmacht ter
wereld, zou meer gewicht in de schaal leggen.
De wereldcontext omvat ook deze van de Derde Wereld, tegen
dewelke de EG een echte, permanente, protectionistische en
verspillende oorlogsmachine vormt.
10. In een periode van verlengde, slechte conjunctuur wordt
elke burgerij verleid door de protektionistische terugplooi. Men
wil de uitvoer begunstigen en tegelijkertijd de invoer beperken.
Op korte termijn kan dit kleine voordelen opleveren voor degenen
die als eerste en op de meest intelligente wijze handelen. Op
middenlange termijn is iedereen de pineut, zoals uit; men
importeert de werkloosheid via het venster.
11. Onafhankelijk van alle preken ten gunste van monetaire
stabiliteit, blijft de verleiding om de muntdevaluatie te
gebruiken als wapen in de handelsoorlog een reëel feit.
Amerikaanse en Japanse kapitalisten en ideologen verheugden
zich over de verzwakking van de EG die voorvloeit uit de
ineenstorting van het EMS. Maar de versterking van de Dollar en
de Yen die daar ook het gevolg van is, dreigt de Japanse en
Amerikaanse uitvoer zwaar te treffen. De verscherping van de
recessie in Europa, de verscherpte ellende van de volkeren in de
Derde Wereld kent een gelijkaardig gevolg. De ‘Schadenfreude’
zal van korte duur zijn.
12. De betrekkelijke stabiliteit van de wisselkoersen tijdens
de jaren ‘ 80 stoelde op de lange economische heropleving na de
recessie van 1980-81. Dit speelde de vastgoed- en
beursspeculatie in de kaart. Maar ook daar komt bruusk een
terugslag in: men herinnert zich de beurscrash van oktober 1987!
Zodoende wordt het vlottende geldkapitaal geleidelijk aan
overgeheveld naar de wisselmarkten.
De monetaire beslissingen van 31 juli verhogen ongetwijfeld
het risico op speculatie. Ook de dreiging van een kettingreactie
van devaluaties neemt toe. Deze heren en dames (overigens weinig
dames) keren dus terug naar de beurs. In NewYork, Londen, Parijs
en Frankfürt overstijgen de aandelenkoersen ruim de maxima van
1987.
Deze cijfers houden geen rekening met de gevolgen van de
inflatie. Men moet ze dus verminderen met 35 à 50 om te komen
tot de werkelijke opbrengst in aandelenwaarden. Maar gezien het
feit dat die toename helemaal niet overeenstemt met de toename
van de productie in dezelfde verhoudingen, tekent zich een nieuw
‘oktober 1987’ aan de horizon af.
13. Mitterrand en Baladur wijzen nu op een duister complot
van speculanten ‘tegen Frankrijk’, nadat ze aanvankelijk `de
Duitsers’ als de anti-Franse aanvallers afschilderden. Net als
Johannes Paulus II of ayatollah Khomeini, hadden ze even goed
een beschuldigende vinger naar de duivel of de Grote Satan
kunnen uitsteken. Toegeven dat de bron van speculatie ligt in de
intrinsieke mechanismen van de kapitalistische economie en van
de fundamentele ‘waarden’ van de burgerlijke maatschappij,
behoort klaarblijkelijk niet tot de tijdsgeest. Maar feiten zijn
koppiger dan mythes. Wie zijn dus die fameuze speculanten, naast
Georges Soros- wiens exploten de pers sterk in de verf zet?
Degene die hun nationaliteit kan achterhalen is beslist een
slimmerik. Maar degenen die te New York en Tokio actief zijn,
zijn deels Europeanen, inbegrepen Fransen. Wanneer het erop
aankomt snel veel geld te verdienen met weinig risico’s,
verliezen patriottisme en andere ‘nobele gevoelens’ snel veel
gewicht. Maar in ons regime is het makkelijker de identiteit van
immigrante arbeid(st)ers na te trekken dan deze van
kapitaaluitvoerders. Moet men werkelijk `subversief’ zijn om de
volgende vraag te stellen: hoeveel Franse bankiers bevonden er
zich onder de speculanten die het op Frankrijk gemunt hadden?
Nog een pittig detail. Volgens de correspondent te Washington
van The Sunday Times (8/ 8/93) leent de chef van de Federal
Reserve Board (de centrale bank van de USA) geld aan
privé-bankiers aan een intrestvoet die 3,5 à 4% lager ligt dan
degene die men verkrijgt bij het kopen van vrijwel risicoloze
staatsobligaties. De winsten van de Amerikaanse banken gaan dus
sterk de hoogte in. Waarop die banken dan weer beginnen
speculeren op de wisselmarkten.
14. Wij zullen geen traan laten voor Maastricht. De
eenheidsakte is een ondemocratische onderneming: sociale
achteruitgang, aanslag op de democratische vrijheden, versterkte
repressie tegen de zwaksten, uitdieping van de ‘duale
maatschappij’... wat uitmondt in een heropleving van racisme en
neofascisme en verscherpte agressie tegen de volkeren van de
Derde Wereld.
Dat we geen traan laten voor Maastricht betekent niet dat we
ons verheugen over wat erna komt. Want Maastricht ging niet ten
onder aan de mokerslagen van de volksmassa’s. De ineenstorting
van Maastricht gebeurde door de interne tegenstellingen van het
kapitalistische stelsel. Het initiatief blijft meer dan ooit in
handen van de burgerij. De klasse van loontrekkenden is meer dan
ooit blootgesteld aan harde slagen. Voor de werknemers blijft de
sociale en economische toestand beheerst door de werkloosheid.
In Duitsland, Frankrijk, Italië, Spanje ligt het aantal
werklozen in absolute, zie relatieve cijfers, reeds hoger dan in
de jaren ‘30. Werkloosheid en angst voor werkloosheid beheersen
het denken van de georganiseerde arbeidersbeweging en de
geestesgesteldheid van de werkende massa’s. In dat klimaat
aarzelt kanselier Kohl niet om te pleiten voor een verlenging
van de werkweek. Net als Willy De Clercq (De Morgen, 19/8/93).
Ze doen alsof ze niet weten dat indien de lonen inderdaad een
kost zijn voor elk bedrijf afzonderlijk, ze ook de voornaamste
koopkracht voor waren vormen voor een flink deel van de
ondernemingen die steeds meer goederen en diensten moeten
verkopen. Zonder deze totstandkoming van de meerwaarde is er ook
geen relance van de accumulatie van kapitaal. Robots zullen zich
geen confectiepakken aanschaffen.
Op het randje van het cynische af, verklaren experten in
internationale investeringen (waaronder een meneer die de bank
Indosuez vertegenwoordigt) dat Duitsland, na de mislukking van
Maastricht, nood heeft aan een massale vermindering van de
sociale uitgaven (`massive cut in German welfare expenditure’ —
International Herald Tribune, 14-15/8/ 93). Kohl gehoorzaamt de
bevelen. Vanaf 11 augustus kondigt hij de eerste verlaging van
sociale uitgaven aan (sinds 45 jaar), werkloosheidsuitkeringen
inbegrepen.
De Italiaanse, Spaanse en Portugese regeringen springen mee
in de dans. In Portugal is er zelfs sprake om opnieuw ‘het
recht’ in te voeren om kinderen van 14 jaren te laten werken.
Enkel het Duitse weekblad Die Zeit trekt aan de alarmbel: wat
zal er in zo’n omstandigheden overblijven van de betrekkelijke
sociale stabiliteit?
Om dit kapitalistisch offensief het hoofd te bieden moet de
arbeidersbeweging zich ontdoen van de mythe van haar zogezegde
schuldbetreffende de werkloosheid. Het zijn niet de `hoge lonen’
die verantwoordelijk zijn voor de werkloosheid, wat overigens
duidelijk uit de statistieken blijkt. De verantwoordelijkheid
ligt bij degenen die over de investeringen, hun omvang en hun
oriëntering beslissen. Rationaliseringsinvesteringen vernietigen
jobs in plaats van er te scheppen. Maar de arbeidersbeweging
moet zich vooral ontdoen van de consensus rond het nationale
concurrentievermogen. Dat is immers het altaar waarop ze haar
eigen belangen moet offeren. Loontrekkenden en onderdrukten die
dit spel meespelen zijn vooraf verloren.
Men kan zich niet verzetten tegen de dreiging van
delokalisering van productiecentra, wanneer men zich neerlegt
bij het concurrentiegebod. Multinationals zullen altijd een land
vinden waar lonen en uitkeringen nog lager liggen om de
loontrekkenden een eindeloze regressieve sociale spiraal op te
leggen.
Tegen Maastricht en tegen wat erna komt is de nationale
terugplooi dodelijk. Het enige doeltreffend antwoord is de
eenheid in de actie van loontrekkenden en onderdrukten van
alle landen, in plaats van een klassensamenwerking met de
nationale, Europese of mondiale burgerij.
We moeten duurzame banden smeden tussen strijdsyndicalisten,
te beginnen met degenen die voor dezelfde multinational werken.
We moeten onze krachten bundelen voor een radicale vermindering
van de werkweek zonder loonverlies; het enige middel om
doeltreffend de werkloosheid te bestrijden.
We mogen niet aarzelen de Europese instellingen te
confronteren met duidelijke sociale en democratische eisen,
gesteund door reële krachten van de georganiseerde
arbeidersbeweging op Europese schaal.
Maar de prioriteit moet uitgaan naar de agitatie en de
directe actie tegen de werkloosheid, voor de verdediging van de
immigranten, tegen het racisme en het neofascisme, voor de
solidariteit met de volkeren van de Derde Wereld. Dat is zeker
niet eenvoudig. Maar het is de enige weg om de teruggang en de
ontreddering te stoppen. We moeten vooral beginnen met het
winnen van een aantal partiele gevechten. Men kan slechts de
loop der dingen wijzigen door praktische successen. Het
welslagen van de conferentie van 12 juni 1993 voor een Ander
Europa (zie Rood nr. 13 van 30/ 6/93) — het Europa van de arbeid
en van de grenzeloze solidariteit — is een eerste stap in die
richting. Andere stappen moeten volgen. Andere stappen zullen
volgen |