Fascistische dictatuur,
moordenaarsdictatuur, dictatuur van het grootkapitaal
We zijn 27 februari 1933. Heel Duitsland
hoort ervan: de Rijksdag staat in brand. Velen, die zich niet
inlaten met politiek, doen rustig voort alsof er niets aan de
hand is. Maar de politiek gaat zich met hen bemoeien. Op een
paar uur tijd ondergaan het politieke regime en de sociale
toestand een diepe verandering.
Goering, in been en merg corrupte morfinomaan,
en die in het Derde Rijk met diefstal en roof een ontzaglijk
persoonlijk fortuin zal bijeengaren, staat aan het hoofd van de
politie als premier en als minister van binnenlandse zaken van
de staat Pruisen. Hij is Hitlers rechterhand. Hij geeft
onmiddellijk het bevel aan de politie om tot de actie over te
gaan.
Maar niet alleen aan de politie. De
paramilitaire organisaties van de nazi’s, de SA en de SS, worden
officieel tot hulptroepen van de politie uitgeroepen. Duizenden
arbeidersmilitanten, antimilitaristen, antifascisten,
humanisten, en vele parlementsleden worden gearresteerd, in
concentratiekampen geïnterneerd, gefolterd, vermoord. De
democratische vrijheden worden opgeheven. De partijen en
vakbonden worden verboden, hun lokalen bezet, hun bezittingen
aangeslagen. De nazi’s terroriseren de arbeiderswijken.
Aan de andere kant van de barricade proberen
miljoenen werkende mensen te reageren. Ondanks de terreur zijn
een aantal Duitse steden getuige van de grootste
arbeidersmobilisaties uit hun geschiedenis, groter nog dan in de
revolutie van 1918-19. De delegaties die de een na de andere de
hoofdkwartieren van de sociaal-democratische partij en van de
vakbonden aandoen na die 27ste februari, eisen de algemene
staking, gekoppeld zelfs aan de opstand. De
sociaal-democratische leiders weigeren zulks; ze willen, zo
verklaren ze, geen arbeidersbloed vergieten. Zelden heeft men
zo’n onverantwoordelijke houding meegemaakt. Hitler een kans
geven om aan de macht te komen en die macht te behouden heeft
het leven gekost aan miljoenen mensen.
Eenmaal vast in het zadel, valt de politieke
dictatuur van de nazi-moordenaars nochtans niet samen met hun
economische heerschappij. Zij dient om de economische macht van
het grootkapitaal te consolideren, dat voortaan totaal de baas
is in haar bedrijven. Dit blijkt afdoende uit de feiten. Tussen
1928 (het jaar dat de economische crisis voorafgaat) en 1938
(het jaar dat de oorlog voorafgaat)blijft de loonmassa precies
gelijk. Maar de kapitalistische winsten zijn driedubbel
gestegen. De uitbuitingsgraad van de arbeidersklasse is dus met
300% gestegen.
Uit deze gegevens blijkt de historische
functie van de fascistische dictatuur. Zij dient essentieel om
de arbeidersklasse te versplinteren, de arbeidersbeweging als
zodanig te vernietigen, om elke georganiseerd verzet van de
loontrekkenden te verhinderen, om de collectieve verkoop van de
arbeidskracht af te schaffen.
Maar dat betekent niet dat elke vorm van
arbeidersverzet onmogelijk is geworden; wel dat ze het verzet
beperkt tot gefragmenteerde, verspreide acties.
Parlementaire democratie en fascistische
dictatuur
Het grootkapitaal heeft de overdracht van de
politieke macht in de handen van de fascistische moordenaars
niet aanvaard uit politieke verblinding. Zij werd ertoe
gedwongen door de uiterst diepe economische crisis.
Het merendeel van de industrie- en
financiermagnaten stonden aanvankelijk wantrouwig tegenover de
alles-of-niets avonturier, de gewetenloze, nihilistische
demagoog Adolf Hitler. Slechts weinigen, waaronder een paar
buitenlanders zoals Henry Ford, hebben hem aan het einde van de
twintiger jaren financieel geholpen. Over het algemeen verkiest
de bourgeoisie een aftakelend, naar een sterke staat evoluerend
democratisch parlementair regime, boven de totalitaire
heerschappij van een fascistische partij die ze nooit volledig
onder controle kan krijgen.
Maar het behoud van een parlementair regime,
ook al wordt het steeds meer uitgehold, houdt een economische en
sociale kost in. De arbeidersbeweging, die nog steeds over
instellingen beschikt om haar collectieve belangen te
verdedigen, kan voor haar opeenvolgende capitulaties in het raam
van de klassensamenwerking een prijs bedingen.
Maar wanneer de winsten op catastrofale wijze
ineenstorten, versmalt deze traditionele manoeuvreerruimte van
de bourgeoisie, om vervolgens volledig te verdwijnen. Het weer
omhoog drijven van de kapitalistische winsten is dan enkel
mogelijk met het vernietigen van de georganiseerde
arbeidersbeweging.
Maar die is zo sterk, zo goed gestructureerd
en zo goed ingebed in de samenleving dat het repressieapparaat
van de burgerlijke staat ze niet klein kan krijgen. Daar is een
veel bredere georganiseerde kracht voor nodig, eveneens massaal
van karakter en ingebed in alle sectoren van de samenleving: de
massapartij en haar paramilitaire formaties.
De fascistische dictatuur is dus het gebruik
van een brede en welgeorganiseerde massabeweging om de
arbeidersklasse (en andere potentieel antifascistische lagen)
neer te slaan, te terroriseren en te versplinteren. Deze
definitie van de fascistische dictatuur benadrukt het
fundamentele onderscheid tussen een politieke regime waarin de
arbeidersklasse nog steeds beschikt over haar organisaties en de
mogelijkheid om collectief weerstand te bieden en een regime
waarin dit alles niet meer mogelijk is.
Deze definitie verzet zich dus tegen elke
poging om fundamenteel onderscheid te minimaliseren of zelfs te
ontkennen. Het fascisme vernietigt namelijk alle organisaties
van de arbeidersklasse, ook de meest gematigde. Zij gebruikt
daartoe de frustratie, de wanhoop van de verarmde middenklassen
en van de gedeclasseerde lagen van de andere sociale klassen.
Het fascisme is de omvorming van een massa die eertijds politiek
en sociaal eerder machteloos was tot een stormram tegen de
arbeidersbeweging.
Hoe was deze catastrofe mogelijk?
De machtsgreep van de nazi’s en de
consolidatie van hun macht was een catastrofe voor de Duitse en
Europese arbeidersbeweging, voor de Sovjet-Unie en voor de
menselijke beschaving. De tweede grootste industriële macht viel
in handen van een barbaars regime.
Het volk dat aan de mensheid een Bach en een
Beethoven, een Hegel en een Kant, een Goethe en een Schiller,
een Marx en een Engels, een Planck en een Einstein had gegeven,
leverde ook de folteraars van de Gestapo, de racistische
wetgeving van Neurenberg, de concentratie- en
vernietigingskampen en het Generalplan Ost dat de uitroeiing van
honderden miljoenen Oost- en Centraal-Europeanen voorzag.
De fascistische massabeweging en de
fascistische machtsgreep zijn het product van een zeer
diepgaande sociale crisis. Gewoonlijk is de kleinburgerij
conservatief. Maar in Duitsland werd zij na 1914 verpauperd door
de inflatie en de afbraak van de kleine onderneming. Ze kon
nergens enig houvast vinden. Ideologisch werd haar primair
chauvinistisch nationalisme opgezweept door de militaire
nederlaag en de draconische maatregelen van het Verdrag van
Versailles. De toestand werd nog erger vanaf 1930 als gevolg van
de economische crisis. De gestaag aftakelende republiek van
Weimar bood geen enkel vooruitzicht. Zij leverde zich bijgevolg
met hart en ziel over aan een gewetenloze avonturier: als fijne
tacticus beloofde Hitler al wat ze verlangde, ook haar meest
tegenstrijdige wensen.
Hitler kreeg het grootkapitaal en de
aanvankelijk weerspannige strijdkrachten op zijn hand toen hij
aan de eerste de alleenheerschappij in de ondernemingen beloofde
en aan de tweede de geforceerde remilitarisering van Duitsland.
Tegelijk moest de gesel van de werkloosheid worden verjaagd, ook
al ging dit gepaard met een dreigend staatsbankroet.
Maar dit gevaar zou worden geweerd door het
leegroven van Europa en de Sovjet-Unie. De nazi-onderneming
betekende uiteindelijk de oorlog voor de wereldheerschappij. Dit
lag in het verlengstuk van de politiek van de conservatieve
nationalistische krachten van de Duitse “elites” sinds het einde
van de 19de eeuw. Zij zijn het die de volledige
verantwoordelijkheid dragen voor de nazi-onderneming en de
fascistische misdaden die zij hebben mogelijk gemaakt en
aanvaard tot op het ogenblik dat zij beseften dat de oorlog
verloren was.
Maar de vestiging en consolidatie van een
fascistische dictatuur is uiteindelijk enkel mogelijk wanneer de
derde sociale klasse, veel talrijker nog dan de middenstand en
de bourgeoisie samen, niet met succes weerstand kan bieden. Dit
verzet was zeer zeker mogelijk. Miljoenen loontrekkenden wilden
daar alle middelen voor inzetten. Dat dit verzet er niet is
gekomen is voornamelijk te wijten aan het onbegrip en de onkunde
van het leiderschap van de communisten en sociaal-democraten.
Op bevel van Stalin beweerden de
communistische leiders dat Duitsland zich in een revolutionaire
situatie bevond, en dat in dit verband de sociaal-democratie de
enige hinderpaal was en eerst verslagen moest worden vooraleer
men de nazi’s kon verslaan. Zij noemden de sociaal-democraten “sociaal-fascisten”.
Zij minimaliseerden op criminele wijze de catastrofe die een
machtsovername door de nazi’s inhield, zowel voor de communisten
zelf als voor de hele arbeidersbeweging. Zij beweerden dat
Hitler snel zou vallen en snel zou worden opgevolgd door een
communistische overwinning.
Dit blind en dogmatisch sektarisme maakte de
vorming van een eenheidsfront tegen de nazi’s, front dat zowel
de top als de basis verenigde, veel moeilijker. De stalinisten
weigerden lange tijd er voor op te roepen, en stelden zich
tevreden met een onverwezenlijkbaar “eenheidsfront van de
basis”.
De legalistische en electoralistische domheid
van de sociaal-democraten was niet minder crimineel dan het
stalinistische sektariërdom. De sociaal-democratische leiders
klampten zich vast aan de fiche van het legaal blijven, zelfs
toen de nazi’s deze legaliteit overal verkrachtten. Zij bleven
hopen op verkiezingen die de nazi’s eens en voor altijd hadden
afgeschaft. Zij wilden geen eenheid met de communisten onder het
voorwendsel dat zij “tegen het geweld van wie dan ook waren”.
Zij kortwiekten de pogingen van de werkers die de
nazi-machtsgreep wilden bevechten met een algemene, opstandige
staking.
Maar hierdoor verhinderden zij geenszins dat
in feite een permanente “staat van beleg” en burgeroorlog werd
ingeluid, en dit in de meest onrechtvaardige en onmenselijke
omstandigheden: een kamp beschikte over wapens en sloeg toe, het
andere kamp was politiek, militair en moreel ontwapend.
Bijgevolg...
Gevaar van weleer, gevaar vandaag
Gezien de algemene opkomst van uiterst-rechts
overal in Europa moeten we ons terecht de vraag stellen of er
een parallel te trekken is tussen het gevaar van weleer en dat
van vandaag? Het antwoord luidt ja.
We mogen ons niet laten verblinden door een
dubbele dubbelzinnigheid: ze zetten een eerbiedwaardig politiek
masker op om voorlopig hun fundamentele oogmerken te verbergen;
om stemmen te winnen, om van de traditionele rechterzijde te
verkrijgen dat ze als volwaardige partners worden erkend en om
een pseudo-democratische legitimiteit te verwerven spelen zij de
kaart uit van de “traditionele christelijke waarden” (volk,
gezin, veiligheid, ordehandhaving...). Maar als we de ideologie
van hun “voortrekkers” nader bekijken merken we hun schaamteloze
heimwee naar het fascisme, hun racisme, antisemitisme,
vreemdelingenhaat, vrouwenhaat. Het zijn hardnekkige vijanden
van de arbeidersbeweging en de verdedigers van de ergste
misdaden tegen de mensheid`
Het tweede bedrog is dit: het Vlaams Blok
stelt zich gaarne voor als de verdediger van de kleine lui. Het
beweert tegen de immigrante, te zijn om de werklozen werk kunnen
geven. Het maakt van al.’ hout pijlen tegen de migranten omdat
het aanvoelt dat de vooroordelen diep geworteld zijn in nogal
wat volksmiddens.
Maar achter dit masker zit weer een andere
tronie verborgen. In het programma van het VB wordt de
migrantenprobleem amper aangeraakt, in een enkele paragraaf. het
zogenaamd “volksnationalisme” is in werkelijkheid het
nationalisme van de rijken, gericht tegen de machteloze arme
mensen. Le Pen is een multimiljardair. Dillen zit in de Vlaamse
bank- en ondernemerswereld.
Het Vlaams Blok wit de stakingsposten
verbieden, die ze afschildert als “gewapende privé-milities”.
Het is voor een corporatistisch regime à la Mussolini, met de
patroon als enige baas in het bedrijf. Eigen volk eerst? Vergeet
het maar. Het is platte demagogie!
We moeten de ideologie van de kleine kliek
die smacht naar het nazi-verleden goed afbakenen.
Obersturmführer SS Jef François zat als eregast naast Dillen op
het verkiezingscongres van 1988; de meerderheid van de stemmers
voor het Vlaams Blok deelt de heimwee van de neonazi’s niet.
Die kiezers worden gemotiveerd door hun
frustratie, door het feit dat ze aan hun lot worden overgelaten.
Maar naarmate het onderscheid tussen “centrum-rechts” en
“centrum-links” verder vervaagt tot “centrum-centrum”; naarmate
de traditionele partijen geen valabele wisseloplossing
aanbieden, het parlementaire systeem vastroest, machteloos,
corrupt wordt, zullen die kiezers hun heil elders gaan zoeken.
In die zin is uiterst-rechts een echte
dreiging, kan zij haar maskers één voor één laten vallen, en de
hand naar de macht uitsteken. Ongetwijfeld niet in de
onmiddellijke toekomst, maar wel wanneer de crisis het aantal
werklozen aanzienlijk heeft opgedreven, samen met het aantal
“nieuwe armen” en andere slachtoffers.
Het gevaar in de kiem smoren
Er zijn nochtans enkele wezenlijke
verschillen tussen de huidige toestand en die van de dertiger
jaren. Vooreerst zijn een gewaarschuwde man en vrouw er elk twee
waard, nu het gevaar voor een fascistische dictatuur voor de
tweede keer de kop opsteekt. Vervolgens treft de werkloosheid en
de declassering in geen enkel Europees land de 40 à 50 % van de
bevolking zoals dat toen in Duitsland het geval was. De
potentiële sociale basis voor een fascistische massabeweging
blijft dus veel smaller. Des te meer omdat de werkloosheid en
marginalisering vandaag in de eerste plaats alle sectoren van de
loontrekkende klasse treffen, en deze gemakkelijker weer op het
juiste pad kunnen worden geleid dan de rechtse
bourgeoisie indien de arbeidersbeweging en
het antifascistische front een gepast en juist antwoord bieden.
Laten we niet vergeten wat socialist Albert Einstein in de jaren
30 zei: elke doelmatige strijd tegen het fascisme is vruchteloos
zonder een radicale vermindering van de werkloosheid. De
politiek van de Europese sociaal-democratie en van meerderheid
van de vakbondsbureaucratie die de soberheidsprogramma’s slikt
houdt bijgevolg heel wat gevaren in. Zij spreidt letterlijk het
bed voor uiterst-rechts.
De antifascistische strijd vereist dat men
deze politiek resoluut van de hand wijst en in de plaats ervan
concrete voorstellen worden gedaan nor een alternatieve
economische politiek.
En tenslotte leeft de mens niet van brood
alleen. Achter de aantrekkingskracht van het racisme en de
vreemdelingenhaat van bepaalde lagen van de bevolking schuilt
nog iets: de crisis van de geloof in het socialisme als
alternatief project voor het kapitalisme. Dit heeft een leegte
geschapen die opgevuld kan worden door reactionaire, achterlijke
stromingen. Dit gevaar kan men niet bestrijden door al is het
maar een duimbreed toe te geven aan het racisme en het egoïsme,
electorale bedoelingen inbegrepen. Men kan ze enkel bestrijden
door openlijk de verdediging op te nemen van de socialistische
en humanistische waarden van de solidariteit, door in de
praktijk te bewijzen dat ze, beter dan vooroordelen, de zaak van
alle loontrekkenden dienen, dat ze een zin aan het leven geven
die duizend keer meer waard dan de onmenselijke mythes. De idee
van de hoop, van het menselijk geluk moet weer worden opgenomen:
het geluk voor iedereen, niemand uitgezonderd.
Vergeefse waarschuwing
De omvang van het gevaar werd enkel ingezien
door Trotsky en enkele moedige Duitse intellectuelen. Trotsky
waarschuwde de Duitse arbeidersklasse: “Als jullie de nazi’s aan
de macht laten komen zullen ze jullie lichamen onder een tank
verpletteren. Het nazi-regime betekent oorlog tegen de USSR, het
uitmoorden van de joodse bevolking van Europa. Met alle middelen
moet de greep naar de macht van de nazi’s worden tegengehouden.
Voor alles moet gezorgd worden voor eenheid in de actie, van de
basis tot aan de top, zonder een enkel ultimatum”. Naar deze
pathetische oproep is niet geluisterd. |