1. Als je de
media en de westerse regeringen moet geloven, zijn miljoenen
mensen kleine aandeelhouders geworden?
De omvang van het aandelenbezit
van de arbeiders is zwaar overdreven. We kennen ongeveer de
omvang van ‘t sparen van de bevolking in de Bondsrepubliek, in
de VS en in Japan. Die besparingen gaan in de eerste plaats naar
hypotheekkredieten, voor het kopen van een huis, naar de
spaarbanken en niet naar de aandelenmarkt. In de Bondsrepubliek
wordt door de arbeidersklasse een bedrag van tweeduizend DM
gespaard per huishouden per jaar. Het deel dat hiervan in
aandelen is omgezet is natuurlijk niet nul, maar toch. Gezien de
omvang van de speculatieve beweging waar we over praten, die in
de honderden miljarden dollars loopt, is het aandelenbezit van
de arbeiders geheel marginaal, te verwaarlozen. Een heel klein
percentage
Een paar cijfers kunnen een
idee van de verhoudingen geven. New York heeft zojuist een
koersval van 30 procent meegemaakt. Parijs en Frankfürt wat
minder. We kunnen stellen dat het merendeel van de particuliere
Amerikaanse aandeelhouders in een week zo’n 1100 miljard
dollar heeft verloren. Evenveel als wat de derde wereld, de
helft van de mensheid, de afgelopen twintig jaar geleend heeft.
In alle imperialistische landen bij elkaar loopt het verlies op
tot 1600 miljard dollar. Dat is 80 procent van de openbare
schuld van de VS, die 225 miljoen inwoners hebben. Het spaargeld
van ‘ het volk’, van ‘de arbeiders’, dat in al deze
landen samen waarschijnlijk zo’n 50 tot 60 miljard dollar
bedraagt, stelt dus weinig voor. Het zijn vooral de lagen boven
de arbeidersklasse die aangetrokken zijn door het speculeren op
de beurs en die getroffen zijn door de huidige koersval: goed
betaalde werknemers, hogere ambtenaren, professoren, ingenieurs,
vrije beroepen.
Achter de mystificatie van het
aandelenbezit van de bevolking hebben we de laatste jaren een
klassiek verschijnsel in perioden van neergang kunnen zien, dat
wordt benadrukt door een ideologisch offensief van de
bourgeoisie op grote schaal: publiciteit, belastingvoordelen. De
heersende klasse heeft een deel van de oude en nieuwe
middengroepen, de meest welvarende, naar haar kant willen
trekken. De privatisering is een weloverwogen politieke,
anti-vakbonds en antiarbeiders poging geweest om ook een aantal
arbeiders over die streep te halen.
Veertien dagen voor de
beurskrach was mevrouw Thatcher zo onvoorzichtig hierover het
laatste woord te hebben. Zij proclameerde ‘de werkelijke
engelse revolutie’: “Voor de eerste keer zullen er meer
arbeiders met aandelen zijn dan vakbondsleden.” Twee weken
later wensten ongetwijfeld heel wat kleine aandeelhouders dat ze
dat niet waren geweest.
Dit verhaal van de kleine
aandeelhouders in de bevolking is dus van belang vanuit
ideologisch, politiek oogpunt, maar het is te verwaarlozen
vanuit economisch gezichtspunt.
2. Is de
internationale dimensie van de krach evenredig aan de dekking
van de schuld van de VS door de buitenlandse kapitalen?
De VS hebben nu een permanent,
structureel tekort op hun handelsbalans. Iedereen erkent dat dat
tot het jaar 2000 zo zal blijven. De VS komen dus steeds meer
bij het buitenland in de schuld te staan. Die schuld groeit per
jaar aan met zo’n 150 tot 200 miljard dollar.
Als een land een tekort heeft
op de handelsbalans, betekent dat dat het land meer besteedt in
het buitenland aan importen, dan het aan buitenlandse deviezen
verdient door z’n exporten. De openbare schuld van de VS
bedraagt al ongeveer 2000 miljard dollar, twee keer zoveel als
de schuld van de ‘derde wereld’. Dit tekort moet gedekt
worden, anders zouden de VS niet meer in staat zijn aan hun
buitenlandse verplichtingen te voldoen, hun importen niet meer
kunnen betalen. En zo zouden de VS teruggeworpen worden tot de
status van Polen of Peru, als de buitenlandse kapitalisten niet
bereid zouden zijn het Amerikaanse handelstekort te dekken met
hun kapitalen, met hun deviezen.
Dat wil in de praktijk zeggen
dat de buitenlandse kapitalisten bereid zijn dollars te
accepteren als betaling voor de vorderingen die zij op de VS
hebben. Dollars, maar niet in contanten, steeds minder in
contanten. Ze ruilen die tegen schatkistpapieren, aandelen,
Amerikaanse obligaties. Maar hoe meer het tekort van de VS
toeneemt, des te meer daalt de dollar in waarde ten opzichte van
andere munten en des te meer kan men nog slechts buitenlands
kapitaal aantrekken in de VS door een verhoging van de
rentetarieven, inclusief een verzekeringspremie tegen deze
waardedaling. En hoe meer de rentetarieven stijgen, des te meer
lopen de aandelenkoersen het risico te dalen.
En daarmee zijn we bij de kern
van de zaak. Want als we het hebben over begrotingstekort,
tekorten op de betalingsbalans, rentevoeten, dan hebben we het
niet meer over de beurs. De beurs is niet meer dan een
bijverschijnsel. Dan hebben we het over de reële economie. Dan
spreken we over productie, over concurrentievermogen,
concurrerende of niet-concurrerende prijzen, over de globale
vraag, werkgelegenheid, koopkracht. We hebben het over wat er in
de werkelijke wereld gebeurt en niet over wat er gebeurt in de
wereld van het gefingeerde papier, de wereld van de speculatie.
We hebben het over de wereld van fabrieken, markten,
huishoudens, arbeiders, kapitalisten, handelaars.
En dan begrijp je de ernst van
de crisis. Wat de Reagans ook deden, die was onvermijdelijk. De
tegenstellingen die we zojuist hebben geschilderd zijn
onoplosbaar.
3. Hoe zit
het met de Japanse mythe en de koersval op de beurs van Tokio?
Laten we eens wat nader naar
het geval van Japan kijken, dat is zeer verhelderend. Japan was
de grote overwinnaar op het gebied van de inter-imperialistische
concurrentie. Japan wordt voorgesteld als het model van een
concurrentiemaatschappij de afgelopen jaren. Vooral haar
technologische en financiële successen zijn vermaard. De opgang
van het Japanse financiële imperialisme is sneller gegaan dan
men ooit gezien heeft. In ongeveer twee jaar zijn de meeste van
de tien grootste banken ter wereld Japanse banken geworden. In
het tijdperk van het ‘laatkapitalisme’ scheen Japan vanuit
het gezichtspunt van de heersende klasse de ideale maatschappij
bereikt te hebben, de beroemde ‘duale maatschappij’, met een
arbeidersklasse die in tweeën is gedeeld. Ieder tijdelijk werk,
alle banen bij onderaannemers kennen geen sociale zekerheid en
ook geen minimumloon. Het gaat daarbij om 35 tot 40 procent van
de werkende mensen. Bij een arbeidsproductiviteit die gelijk of
hoger ligt dan die van een Europese arbeider, kent de Japanse
arbeider zonder vaste baan een levensstandaard die twee keer zo
laag is. De gemiddelde koopkracht in Japan ligt 25 procent onder
die in Europa.
De gevolgen daarvan zijn nu
onmiddellijk te merken. Als je de geldhoeveelheid laat toenemen,
dan verhoog je niet de vraag van de helft van de bevolking. Die
kan niet kopen. Ze blijft buiten de kringloop. Het geld stroomt
dus ergens anders heen en iedereen weet dat. De handelaren gaan
geen goederen kopen die ze niet kunnen slijten, de industriëlen
gaan geen goederen produceren die ze niet aan de handelaren
kunnen verkopen. Een flink deel van de winsten gaan dus naar de
speculatie, of, in het geval van Japan, worden geëxporteerd.
Dit alles vertaalt zich in een
werkelijke beweging, die men ‘ zaitech’ heeft genoemd: een
groeiend deel van de winsten, zelfs van de grote industriële
trusts, is van financiële oorsprong. Dat heeft geleid tot een
golf van speculatie. We kennen het gevolg daarvan.
4. Heeft de
beurskrach de val van de dollar versneld?
Ontegenzeggelijk, al was het
alleen maar als direct gevolg van de uitbreiding van de
geldhoeveelheid en de tijdelijke daling van de rentevoet, die
doorgevoerd zijn door het hoofd van de Amerikaanse Centrale Bank
(Federal Reserve), Greenspan, om de val van de koersen op Wall
Street te stuiten. Maar het is infantiel om te geloven in een
Amerikaans ‘complot’ om de handelsbalans te verbeteren door
middel van een vrije val van de dollar. Zo’n vrije val van de
dollar doet de bezittingen van de VS in waarde dalen ten
opzichte van die van hun concurrenten, vereenvoudigt de massale
aankoop van die bezittingen door buitenlanders, wijzigt de
krachtsverhoudingen tussen de imperialisten ten koste van de VS,
maakt de noodzakelijke importen (vooral grondstoffen, zoals
olie) duurder en versterkt de inflatie.
Het werkelijke probleem ligt
ergens anders. Enerzijds hebben de imperialistische centrale
banken en het financierskapitaal in Europa en Azië (niet alleen
Japan, maar ook de rijke olie-exporterende landen) enorme
hoeveelheden dollars geaccumuleerd: honderden miljarden dollars.
Zij bevinden zich dus in de klassieke en beangstigende situatie
van de ultrarijke crediteur die geconfronteerd wordt met een
zeer grote debiteur die op het punt staat failliet te gaan. Als
de dollar steil daalt, zeg een 30 procent, dan zullen hun
verliezen een honderd miljard dollar belopen voor ieder van de
drie grote groepen (Japan; Saoedi-Arabië, de Emiraten, Koeweit
en Brunei; West-Europa). Om een dergelijke verticale val te
vermijden moeten ze opnieuw op grote schaal tientallen miljarden
dollars kopen en toch op de langere termijn het risico lopen
alles te verliezen. Anderzijds verbergt dit beangstigende
dilemma een mechanisme dat niemand meer controleert. De
speculanten op de wisselmarkten verwachten een voortdurende
daling van de dollar. Ze speculeren dus op die daling. Ze
versterken daardoor de beweging en ze riskeren daarmee ieder
moment een duizelingwekkende val van de dollar uit te lokken,
die de interventies van de centrale banken niet meer kunnen
tegenhouden. Vandaar het ernstige risico van een ineenstorting
van het hele internationale monetaire systeem.
5. Wat zijn
de gevolgen van de beurskrach op de schuld en de ellende in de
‘derde wereld’?
Op korte termijn zijn de
gevolgen tegenstrijdig. Naarmate de beurskrach de daling van de
dollar versterkt, verlicht het de kosten van de schuld (betaling
van rentes), voor zover die landen hun exporten naar de VS en
vooral naar Japan en West-Europa op hetzelfde peil kunnen
houden. Met hetzelfde exportvolume krijgen ze meer dollars.
Maar op middellange termijn is
het effect negatief, vooral naarmate de recessie in de VS zich
aankondigt en uitbreekt. Alleen al de verwachting dat die
recessie er zal komen doet de prijzen van grondstoffen dalen en
dat betekent dus een daling van de exportinkomsten van de landen
van de derde wereld. En de Amerikaanse recessie zal vooral
leiden tot een beperking van de importen vanuit de derde wereld,
wat dus leidt tot het gevaar dat die landen te kampen krijgen
met een tekort op hun handelsbalans. Dat zal weer betekenen dat
ze zelfs niet meer in staat zullen zijn de rente over hun
schulden te betalen. Daaraan kunnen we, nog toevoegen dat de
enorme kapitaalvlucht van de bezittende klassen uit de derde
wereld naar de VS voor een groot deel geïnvesteerd is op de
beurs. Die kapitalen zijn nu in waarde gedaald, net als die van
de andere aandeelhouders.
6. Is de
crisis in ieder geval onvermijdelijk?
De fundamentele logica van onze
redenering is de volgende. De wereld is naar de expansie
gedreven op een oceaan van schulden. De schulden hebben een
zodanige omvang ‘bereikt dat men die niet nog groter kan
maken. Men heeft de schuld laten oplopen tot een bedrag van
zeven- of achtduizend miljard dollar, om een recessie te
vermijden. Het is onmogelijk de geldhoeveelheid nog op een
aanzienlijke manier uit te breiden. Of anders gaan de
rentevoeten zo ver stijgen dat ze de hele meerwaarde gaan
opeten.
Je kan groeien op krediet als
je een rentevoet hebt van 3 tot 4 procent en 8 procent winst
maakt. Maar als je nog steeds 8 procent winst maakt en de rente
is 12 procent, dan gaat dat niet meer. Dat houdt onvermijdelijk
op. De kapitalisten kunnen niet meer rijker worden door zich in
de schulden te steken. De beurs heeft dus niet anders gedaan dan
vooruitlopen op de werkelijke ommekeer, die van de verkopen, de
productie, de werkgelegenheid: de recessie. Het drama voor de
speculanten is dat de beurshandelaren te laat door hadden wat er
stond te gebeuren. Door te overhaast en te laat te reageren,
hebben ze de kosten, de verliezen, aanzienlijk hoger doen
worden.
Er zit een schijnbaar
irrationeel element in dat alles dat ingebakken zit in de natuur
van het kapitaal. Alle kapitalisten handelen in functie van hun
egoïstische eigenbelangen. In tegenstelling tot wat de naïeve
liberalen geloven, is het niet zo dat wanneer ieder z’n eigen
belang nastreeft, dat het beste resultaat oplevert, het ideale
evenwicht voor de maatschappij. Zelfs niet voor de bourgeoisie.
Maar ze hebben geen keus. Ze kunnen niet tegen hun eigen
belangen in handelen.
De kapitalen en de financiële
markten hebben zich voor ‘t eerst ontwikkeld op mondiale
schaal, wat niets anders is dan de weerspiegeling van de opkomst
van multinationale ondernemingen die in verscheidene landen
produceren, en dat heeft de krach gigantische proporties
gegeven. Dat heeft onmiddellijke gevolgen vanuit het standpunt
van de productie. Als een van die grote ondernemingen failliet
gaat, wordt dat onmiddellijk vertaald in een massale
ontslaggolf, in sluitingen die zich van land tot land gaan
verspreiden. Dat is een reëel gevaar.
Om samen te vatten. De ketting
is gebroken in haar zwakste schakel: de beurs. De volgende
schakels die bedreigd worden zijn nu: de grote
effectenmakelaars, enkele grote banken, enkele staten — niet
alleen in de derde wereld — aan de rand van bankroet, de
dollar, enkele grote multinationale ondernemingen die bedreigd
worden met faillissement, het systeem van sociale zekerheid dat
overal ondermijnd raakt door tekort aan financiële middelen. De
bedreigingen voor de werkgelegenheid, de koopkracht, de sociale
voorzieningen zijn dus zeer nauwkeurig te voorzien in het kader
van de te verwachten recessie.
|