Wij publiceren op deze
bladzijden de samenvatting van een lezing die Ernest Mandel op 3
november in Parijs hield. Mandel is marxistisch economist, lid
van de SAP en leider van de Vierde Internationale. In de
economische vakwereld is Mandel vooral bekend met zijn boeken
“Marxistische economische theorie” en “Het
Laatkapitalisme.” Wij raden zeer sterk zijn boek “De
Crisis” aan. De Franse editie (La Crise coll. “Champs”)
wordt regelmatig aangevuld met nieuwe gegevens. In de Engelse en
Franse editie van het tijdschrift Inprecor verschijnen
regelmatig economische artikels van zijn hand. (red. Rood)
De ‘reële’
economie is mede verantwoordelijk voor de val van de beurs
Zij die beweren dat wat in de
beurswereld gebeurt los staat van de ‘reële’ economie, van
de industriële productie, en dat wij optimistisch moeten
blijven, zijn onlogisch. In de USA hebben de aandeelhouders op
twee weken tijd honderdduizend miljard dollar verloren, meer dan
de sinds 20 jaar opgestapelde schuld van de derde wereld. In
alle imperialistische landen samen hebben zij duizend miljard
dollar verloren, dat is 80 % van de US-schuld. De krach heeft
uiteraard invloed op de economie, al is het maar op de
consumptie.
Bovendien gaat aan het
beursverlies een inkrimping van de investeringen gepaard.
Dalende aandelen zijn geen papieren, boekhoudkundig verlies:
niemand is verplicht een laag gequoteerd aandeel te verkopen.
Het gros van de gezakte aandelen was eigendom van bedrijven en
banken en vormde een aanzienlijk stuk van hun actief. Hun
krediet is dus aangetast, zij zullen moeilijker leningen krijgen
voor hun investeringen.
Krankzinnige
stijging van de koersen
Maar ook de oorzaken van de
beurskrach zijn niet zuiver beursmatig. Formeel is het juist dat
de onmiddellijke oorzaak van de zwarte maandag gezocht moet
worden in de opeenvolgende verhogingen van de Amerikaanse
rentevoet die gemiddeld van 7,5 % naar 10 % steeg. Het is ook
juist dat de beurskoersen de inkomens van de aandelen tegenover
de gemiddelde rentevoet weerspiegelen: als de rentevoet stijgt,
dalen de koersen. En het is nog steeds waar dat sommige beurzen
absurd hoge noteringen hadden bereikt zodat het gemiddeld
dividend minder opbracht dan een gewone termijnbelegging op de
bank. Men kocht louter aandelen in de verwachting dat ze verder
zouden stijgen. Dit kon niet eeuwig blijven duren en de krach
van 19 oktober was voor de eerste keer in de geschiedenis een
val die op 24 uur de hele kapitalistische wereld omvatte.
Een lange
golf van economische neergang
De snelheid waarmee alle
beurzen Wall Street volgden heeft eveneens te maken met de ‘reële’
economie. In 1974 begon de eerste langdurige golf van
economische depressie na de tweede wereldoorlog, met een
gemiddelde groeivoet op lange termijn niet half zo groot als in
de vorige periode. De hooggeïndustrialiseerde, imperialistische
landen zelf tellen 40 miljoen werklozen. In deze periode van
depressie blijft de accumulatie, de opstapelende groei van
kapitaal uiteraard voortduren, want zoiets als een permanente
crisis bestaat niet. Binnen een zelfde, hetzij neergaande of
opgaande economische golf, zijn zelf weer periodes van open
neergang. Naast de recessies van 1974-’75 en ‘81-’82 was
er de opgang van 1983-’86. Maar in deze opgang waren de
productieve investeringen zowel in nieuwe bedrijven als in de
telecommunicatie, het transport, de energie en de infrastructuur
globaal veel kleiner.
Ondanks de
belastingsvermindering en de hoge winsten tussen 1982-’87
waren de productieve investeringen in bijvoorbeeld de
West-Duitse grote ondernemingen slechts half zo groot als in het
begin van de zeventiger jaren.
Overaccumulatie
van kapitaal
Hieruit groeide een
overaccumulatie van niet geïnvesteerd kapitaal. Waarom die
investeringsstaking ? Omdat de markt verzadigd is met auto’s,
vliegtuigen en huishoudelijke apparaten. Velen hoopten dat de
nieuwe producten en sectoren van de informatica en de robotica
de rol zouden overnemen die de automobielnijverheid, de
elektrische huishoudapparatuur en de openbare werken in de
naoorlogse expansie van de economie hadden gespeeld.
Die illusies zijn echter de
grond ingeboord. Slechts 10 tot 15 % van de gezinnen is
uitgerust met een PC en slechts 2 tot 3 % van de jobs is
overgenomen door robots. Er blijft dus een overaccumulatie van
kapitaal en een overaanbod van koopwaren en dus zoeken de
kapitalen in cash of halfcash investeringen buiten de industriële
productie.
Het reusachtige overschot aan
kapitaal werd in de Beurs en in de immobiliën geïnvesteerd.
Vandaar de krankzinnige stijging van de koersen en grond- en
huurprijzen in bijna alle grote steden van de kapitalistische
wereld toen de kapitaalsvloed de markt overstroomde. Die
stijgingen hebben niets te maken met rendabiliteit maar zijn
louter het gevolg van het spel van vraag en aanbod.
De
beurskrach kondigt een wijziging aan van de economische
krachtsverhoudingen op wereldschaal
De USA blijven de belangrijkste
markt van de wereld, zij nemen 40 % van de invoer van de
kapitalistische wereld voor hun rekening. Het gros van de
kapitalen wordt naar de USA uitgevoerd. Het heeft voor Japanse
kapitalisten geen zin 300 miljard dollar per jaar in Noorwegen
of in Tanzania te steken waar de markt daarvoor te klein is.
De neergang
van de US-heerschappij
Maar tegelijkertijd is de
competitiviteit van de Amerikaanse industrie en dus de
alleenheerschappij van het US-imperialisme onherroepelijk
ondermijnt. Tussen 1981 en 1986 bijvoorbeeld daalde het
US-aandeel in de wereldexport van 20 naar 13,8 %, ongezien in de
geschiedenis. Verhoudingsgewijs importeerden de USA steeds meer
en exporteerden zij steeds minder met als gevolg een groeiend
tekort op de handelsbalans, terwijl de vreemde kapitalen bleven
toestromen: een onvermijdelijke daling van de dollarkoers
tegenover de andere munten was daar het gevolg van. De
Amerikanen hebben yens, marken en Zwitserse franken nodig om hun
invoer te betalen en vermits de vraag naar deviezen sterker
stijgt dan die naar dollars, daalt de dollar.
Maar de USA hebben, gezien hun
eigen geslonken deviezenvoorraad, dit vreemde kapitaal nodig om
hun invoer te betalen anders stevenen zij zoals de derde
wereldlanden het bankroet tegemoet. Die kapitalen kunnen zij,
gezien de dalende dollar, enkel aantrekken wanneer zij hogere
rentevoeten bieden dan die in Tokyo, Frankfurt of Zürich. In de
US-rentevoet zit bovendien een verzekeringspremie tegen de
dalende dollar van 3 à 4 %.
Japans
kapitaal
Het zijn de Japanners die
zo’n 12 miljard dollar per maand naar de USA uitvoerden. In
augustus daalde die invoer tot liefst l miljard per maand.
Washington en Wall Street geraakten in paniek: de Japanners
wilden het US-tekort op de handelsbalans niet meer financieren
en ze begonnen zich terug te trekken uit de New Yorkse beurs.
Daarop werd de rentevoet van 7 op 7,5 % gebracht, wat op zijn
beurt leidde tot de val in Wall Street. De beurswerking is dus
niet alleen verbonden aan de structurele aspecten van het
hedendaagse kapitalisme maar ook aan krachtswijzigingen tussen
de verschillende imperialistische mogendheden.
Dat het US-imperialisme een
lage dollar wil om zijn concurrenten te straffen is meer dan
twijfelachtig. De lagere koers maakt de US-export weliswaar
goedkoper maar tegelijkertijd de import duurder, met directe
gevolgen voor de US-economie, denk maar aan de olie. En het
tekort op de handels balans kan blijven stijgen ondanks de
dalende dollarkoers, zoals in augustus en juli, wat de
speculanten de stuipen op het lijf joeg.
Maar er is meer. Stel dat de
export met een dalende dollar gestimuleerd wordt maar dat de
US-bezittingen voor buitenlandse kapitalisten goedkoper worden.
Dan zou die zogezegde samenzwering er op neerkomen dat de USA
hun dollar doen dalen om hun eigen industrie aan buitenlandse
kapitalisten kwijt te spelen.
Nakende
herstructurering van het monopoliekapitaal
De beurskrach kondigt, als we
dieper op de zaak ingaan, een nakende herstructurering van het
monopolistische grootkapitaal aan in enkele belangrijke landen,
waarbij komaf wordt gemaakt met de herstructurering van het
begin der zeventiger jaren. Want wanneer men de zogeheten «desindustrialiseringspolitiek»
van een Thatcher en een Reagan tot het uiterste doorvoert, dan
leidt dit tot een verlies van economische en militaire macht. De
krach kondigt dus een politieke koerswijziging aan die gepaard
zal gaan aan een verandering van politiek personeel, dat de
plaats moet innemen van zij die enkel het gemakkelijke,
speculatieve gewin promoveerden. Na tien jaar avontuur zijn de
neoliberalen knock-out geslagen.
Nog nooit is de kapitalistische
ideologie zo snel van gedachte veranderd als in de laatste
weken. Plots vraagt de bourgeoisie de regering tussenbeide te
komen om te verhinderen dat de wereld in de chaos van een zware
depressie wordt geduwd door de oncontroleerbare krachten van de
markt, iets wat geen enkele sociaal-democraat een maand geleden
durfde doen.
Het einde
van het ‘volkskapitalisme’
Margaret Thatcher verklaarde
een paar weken terug dat de ‘Engelse revolutie’ was
aangebroken: er waren nu meer kleine aandeelhouders dan
vakbondsleden. Om de grootste Britse onderneming, British
Petroleum, te nationaliseren, had zij de inschrijvingsprijs voor
de aandelen op 3,3 pond gesteld. De kopers konden een premie van
ongeveer 10 % verwachten. En de makelaars-speculanten vroegen de
regering een commissieloon van 2 % om de inschrijvingsprijs te
garanderen.
Toen kwam de val van de beurs.
De aandelen van BP vielen op de Londense en New Yorkse beurzen
op 2,6 pond. De «waarborgers» verloren 70 pence per aandeel,
samen zo’n 2 miljard dollar.
En de kleine aandeelhouders
waren het kind van de rekening. Het was gedaan met de
conservatieve droom van het zo geroemde «volkskapitalisme».
De terugkeer
naar het ‘neo-keynesianisme’ veroorzaakt weer nieuwe
tegenspraken
Toen de krach twee miljard
dollar verlies dreigde mee te brengen voor hen die speculeerden
op de privatisering van British Petroleum, snelden al die «tegenstanders»
van het dirigisme en van de staatstussenkomst naar Thatcher: «Wij
willen onze miljarden, de Staat moet ons redden» ! Thatcher
kwam de grote speculanten tegemoet maar liet honderdduizend
kleine aandeelhouders aan hun lot over. De Canadese en
US-regeringen kwamen tussenbeide om enkele grote makelaarshuizen
te redden. Canada ging l miljard Franse fr. verliezen maar de
Bank van Engeland maakte dit verlies weer goed.
Neo-keynesianen
Er is in dit alles een
tegenspraak. Alle imperialistische regeringen eisen dat de
US-regering haar begrotingstekort aanvult. Maar het zijn de US,
hoe monetaristisch en conservatief Reagan’s politiek ook mag
klinken, die als eersten een neo-keynesiaanse politiek voerden
om uit de recessie van 1980-’82 te geraken, namelijk door de
expansie van de globale vraag.
Want het US-deficit van
jaarlijks 150 miljard dollar is in feite «deficit spending»,
de kunstmatige groei van de vraag, het vergroten van de
geldhoeveelheid. Eerst en vooral natuurlijk in zake militaire
uitgaven en fiscale cadeaus aan de rijken, terwijl de openbare
werken aan hun lot worden overgelaten. Alleen op sociaal vlak is
men een beetje voorzichtiger geweest, vooral in de
ziekteverzekering.
Maar de groei van de
Amerikaanse vraag is alle imperialistische landen ten goede
gekomen. Naast Japanse waren en kapitalen heeft de US-markt
West-Europese maar ook derde wereldproducten aangetrokken wat
positief uitkwam voor de handelsbalans van deze laatsten.
De derde
wereldschuld
Het leidt geen twijfel dat de
derde wereld zijn schuld nooit zal kunnen afbetalen, en ze enkel
zal kunnen verlichten dankzij een positieve handelsbalans
tegenover het imperialisme. Maar de USA, het Internationaal
Muntfonds en de Wereldbank willen die intresten terug, maar ook
tegelijkertijd een verhoging van het Amerikaanse tekort op de
handelsbalans!
Maar een inkrimping van de
US-handelsbalans betekent een inkrimping van de US-markt en dus
het blokkeren van de West-Duitse en Japanse expansie, het einde
van de intrestafbetalingen van Mexico, Brazilië... en dus een
veralgemeende recessie voor de hele kapitalistische wereld. Ik
verwacht dit in 1988. Die recessie zal erger zijn dan die van
1980-’82. De inflatie gaat immers terug opflakkeren in de USA,
vandaar die in de derde wereld aanwakkeren en tenslotte
Frankrijk, Italië en Groot-Brittannië treffen, West-Duitsland
en Japan misschien uitgezonderd.
Inflatie
Om de val van de aandelen tegen
te houden hebben de USA immers de rentevoet tegen elke logica in
doen dalen. Daardoor blazen zij de hoeveelheid van de reeds
zwakkere dollar op. Dit veroorzaakt inflatie en dus gaat de
rentevoet weer omhoog.
De Japanners waren reeds
gestopt met het kopen van US-schatkistbons en als zij deze maand
weer weigeren nieuwe bons aan te kopen gaan de rentevoeten weer
stijgen en zal de inflatie van 5 % de import weer duurder maken.
Een mogelijke expansie van de
West-Duitse en Japanse economie om de wereldrecessie tegen te
houden lijkt niet erg realistisch. De binnenlandse markt van de
kennelijk stevigste kapitalistische Staat, de Bondsrepubliek met
zijn 65 miljoen inwoners, kan de US-markt met zijn 240 miljoen
inwoners niet vervangen. Ook in Japan is de binnenlandse markt
verzadigd. Daar is de laatste productieve investeringsgolf, die
van de kleurentelevisie, over en wordt enkel nog speculatief geïnvesteerd.
De koopkracht is er 40 % lager dan in Europa.
Planetarisering
Maar er is een diepere reden
waarom de recessie onvermijdelijk lijkt, namelijk de
planetarisering van het kapitaal. Er is een wereldkapitaal en
aan de basis hiervan liggen de multinationals. Maar die
beschikken over geen wereldstaat die regelend kan optreden.
Politiek en militair blijft het kapitaal verdeeld tussen
nationale, concurerende staten. Dit heeft te maken met het privé-bezit,
met fracties van de kapitalisten die nationaal georganiseerd
zijn en «hun» Staat gebruiken vóór hun eigen belangen. En in
crisisperiodes stijgt de concurrentie tussen de imperialistische
Staten.
De crisis en
de sociale zekerheid
Na de val van de Beurs zijn er
nog twee zwakke schakels van het kapitalisme die bedreigd
worden. Een groot aantal makelaarshuizen en zakenbanken hebben
zich schuldig gemaakt aan reusachtige speculaties. Of hun
verliezen door de regeringen zullen worden gedekt is niet zeker.
Vervolgens worden een aantal landen met bankroet bedreigd, derde
wereldlanden maar ook imperialistische staten. De schrik voor de
recessie heeft vandaag al de prijzen van de grondstoffen naar
beneden gejaagd en bedreigt daardoor de derde wereld. De
recessie zal de nieuwe industriestaten in volle expansie
treffen.
Er is tevens een derde zwakke
schakel, de beslissende! Er dreigen een aantal faillissementen
over te slaan van de financiële wereld naar de multinationals.
Als de drie schakels houden krijgen we een recessie zoals in
1980-’82. Maar anders...
Sociale
crisis
Maar wat de arbeiders en de
volksmassa’s in de wereld het meest aanbelangt, dat is de
sociale zekerheid. Die is in alle landen ziek na 15 jaar
economische depressie en massale werkloosheid. Iedereen weet dat
de ondergang van deze sector, vooral inzake ziekteverzekering en
pensioenen, een heftige tegenaanval van de volksmassa’s kan
uitlokken. Wanneer een recessie de staatsfinanciën verder
uitholt dan kan de economische crisis uitmonden in een heftige
sociale crisis.
Tegenover de werkelijke 40
miljoen werklozen in de industrieel ontwikkelde kapitalistische
wereld stellen de regeringen 31 miljoen werklozen. Zij doen alle
doen hun best om de cijfers te vervalsen en allerlei categorieën
het recht op uitkering te ontzeggen. Maar die werklozen, samen
met hun gezinnen, betekenen zo’n 100 miljoen mensen die te
lijden hebben onder de huidige omstandigheden, om niet eens te
spreken van de massa’s van de derde wereld. Als een nieuwe
recessie dit cijfer met 10 tot 15 % verhoogt dan gaan we een
zeer ernstige toestand tegemoet.
Weinige mensen weten dat in de
imperialistische landen zowat de helft van de werklozen niet
uitkeringsgerechtigd is, maar leeft van de openbare onderstand.
Die armoede groeit in landen zoals Portugal, Spanje, Zuid-Italië,
Frankrijk en Groot-Brittannië. Dit alles heeft nadelige
gevolgen voor de verdedigingskracht van de arbeidersbeweging.
Vooral als de arbeidersbeweging geen goed overlegde,
gestructureerde verdediging organiseert, want de angst voor de
armoede stimuleert het zoeken naar individuele oplossingen en
maakt de solidariteit van de werkers kapot.
Arbeidersbeweging
niet verslagen
Naarmate de crisis duidelijker
wordt zal kapitalistische, burgerlijke ideologie verdere klappen
krijgen ten gunste van de solidariteitsopvattingen en
socialistische oplossingen. Maar dat kan op zich laten wachten.
Na de crisis van 1929 moesten wij wachten tot 1934 om een
tegenaanval van de arbeidersbeweging te zien starten in Europa.
Zij die nog illusies koesterden
in het herstel van de kapitalistische economie, of bang waren
dat zo’n herstel de socialistische ideeën definitief kapot
zou maken, zijn er aan voor hun moeite. De beurscrisis heeft
duidelijke taal gesproken.
Een expansieve relance van de
economie is uitgesloten. Dat kan alleen als de arbeidersklasse
een zware nederlaag oploopt en haar verworvenheden fundamenteel
gekortwiekt worden. Pas dan kan de bourgeoisie met veel
vertrouwen in de winst weer gaan investeren. Maar van zo’n
nederlaag van de arbeidersbeweging is totnogtoe geen sprake.
|