INHOUD
Voorwoord
SOCIALISME,
DEMOCRATIE EN ZELFBEHEER
1.
Wat is de dictatuur van het proletariaat?
2.
De macht van de arbeidersraden en de uitbreiding van de
democratische rechten voor de werkende massa’s
3.
Klassenstrijd onder het kapitalisme, de strijd voor
democratische rechten en de totstandbrenging van de dictatuur
van het proletariaat.
4.
Een-partij en meer-partij systemen
5.
Wat is de betekenis van politieke partijen?
6.
De noodzaak van een revolutionaire voorhoedepartij
7.
Een duidelijk standpunt over socialistische democratie is
onmisbaar bij het winnen van de arbeiders voor de
socialistische revolutie
8.
Waarom is dit program van socialistische democratie tot nu toe
niet op grote schaal verwezenlijkt?
9.
In antwoord op dogma’s van stalinistische oorsprong
10.
De zelfverdediging van de arbeidersstaat
11.
Internationale revolutie en internationale contrarevolutie
12.
De verbureaucratiseerde arbeidersstaten, de dictatuur van het
proletariaat en de opgang van de politieke antibureaucratische
revolutie
13.
Het program van socialistische democratie — een integraal
deel van het program van wereldrevolutie
Voorwoord
De discussie over
socialistische democratie en arbeiderszelfbeheer is over de hele
wereld actueler dan ooit. Wat valt er te verwachten van de
“dooi” in de Sowjet-Unie onder leiding van Gorbatsjov? Hoe
ver gaan de hervormingen in China onder leiding van Deng? Welk
socialisme wilden de tien miljoen leden van Solidarność
in Polen? Voor wel socialisme vechten de Sandinisten tegen de
contra’s? Wat willen de zwarte arbeiders en de arbeiders van
Cosatu als zij zeggen dat het socialisme het doel is van hun
strijd tegen de apartheid? En wat voor socialisme wil de
Socialistische Arbeiders Partij?
Deze brochure geeft de visie
van de Vierde Internationale, de inter-nationale organisatie
waar ook de SAP bij aangesloten is. Ze is de vertaling van een
tekst die werd aangenomen door het twaalfde Wereldcongres van de
Vierde Internationale, in het voorjaar van 1985.
In “Socialisme, democratie en
zelfbeheer” trekt de Vierde Internationale de lessen uit de
ervaringen met en de discussies over de revoluties en
contrarevoluties sinds de Commune van Parijs in 1871. Van de
Commune via de Oktoberrevolutie tot en met het Sandinistische
Nicaragua hebben arbeiders en arbeidsters laten zien dat het
socialisme geen onbereikbare utopie is, maar een realistisch
perspectief. Er is een alternatief voor kapitalisme, fascisme en
militaire dictatuur. Er is ook een alternatief voor de
stalinistische bureaucratie. Dat is socialistische democratie en
arbeiderszelfbeheer. De mensheid staat steeds dringender voor de
keuze tussen “socialisme of barbarij”, zoals Rosa Luxemburg
het zo treffend formuleerde. Deze brochure laat zien dat een
democratisch socialisme mogelijk is en dat het waard is
daar-voor te vechten.
Dit is om velerlei reden geen
gemakkelijke tekst. “De heersende ideologie is de ideologie
van de heersende klasse”. Ons wordt voortdurend aangepraat dat
de burgerlijke parlementaire democratie de meest natuurlijke en
de hoogste vorm van democratie is. Dat wordt ons niet alleen
verteld door VVD en CDA, maar ook door de PvdA en de
vakbondsleiding. Het socialisme is in diskrediet gebracht binnen
de arbeidersbeweging. Niet alleen door “socialistische”
carrièremakers van de PvdA. Maar ook door de weerzinwekkende
traumatische ervaring met het stalinisme. Tientallen jaren kon
het socialisme verdacht gemaakt worden door te wijzen op de
bureaucratische dictatuur in Oost-Europa en op de
ondemocratische praktijken van de communistische partijen. Zo
kon de parlementaire democratie van de “verzorgingsstaat” de
beste van alle mogelijke werelden lijken. Dit alles — en de
zwakte van de revolutionaire marxisten — maakt het moeilijk om
een democratisch zelfbeherend socialisme te zien als een
concreet en realistisch alternatief.
Nog om heel andere reden is
deze brochure geen gemakkelijk leesvoer. De tekst veronderstelt
niet alleen een creatieve geest bij de lezer(es) om zich de
mogelijkheid van socialisme en zelfbeheer voor te stellen. De
tekst is, zoals gezegd, ook een beknopte samenvatting van de
ervaringen van meer dan 100 jaar klassenstrijd. Dat betekent dat
nogal wat abstracte termen niet te vermijden zijn. Bovendien is
het een congrestekst met een stijf taalgebruik, dat we in de
vertaling zoveel mogelijk hebben proberen te versoepelen. We
hebben er daarmee naar gestreefd geen afbreuk te doen aan de
inhoud die vaak een zeer precieze formulering noodzakelijk
maakt. Al te vaak is immers al geschipperd met begrippen als
socialisme en democratie.
Deze resolutie beargumenteert
de noodzaak van een socialistische revolutie en van de dictatuur
van het proletariaat. En van een politieke revolutie in de
landen waar een stalinistische bureaucratie aan de macht is. Zij
laat zien dat zonder werkelijke democratie voor de overgrote
meerderheid van de bevolking we niet van socialisme kunnen
spreken. Zo’n democratie betekent oneindig veel meer
democratie dan het burgerlijk parlementaire stelsel ooit kan
bieden. Deze resolutie prikt verder de stalinistische leugens
door dat socialisme hetzelfde is als dictatuur van de
bureaucratie, hetzelfde is als een één-partijstelsel.
Door haar opvatting over de
noodzaak van vergaande democratie onder het socialisme,
verschilt de Vierde Internationale van mening met andere
stromingen in de arbeidersbeweging, in de eerste plaats met de
sociaal-democratie, het stalinisme en het eurocommunisme. Veel
linkse mensen betreuren terecht de verdeeldheid van links en het
bestaan van meerdere linkse partijen. Zij pleiten voor één
sterke strijdbare socialistische partij. Om die te bereiken is
het echter belangrijk om allereerst te begrijpen wat het
verschil in opvatting is over socialisme, democratie en
zelfbeheer. Onvermijdelijk benadrukt deze tekst wat ons
onderscheidt van andere linkse partijen.
Want voor de SAP en de Vierde
Internationale is socialistische democratie geen “luxe”, die
voorlopig onmogelijk zou zijn, en ook niet een abstract
moralistisch principe. Socialistische democratie is een zeer
praktische noodzaak voor een effectieve verdediging van de
belangen van de arbeidersklasse tegen de kapitalisten en tegen
de bureaucratie. “De eman-cipatie van de arbeiders zal het
werk van de arbeiders zelf zijn”. Dat geldt voor, tijdens en
na de revolutie. Er kan geen sprake zijn van emancipatie van de
grote meerderheid van de bevolking zonder de breedst mogelijke
democratie en zelfbeheer, zonder een permanente vrije discussie,
zonder het recht zich te kunnen organiseren in arbeidersraden,
vakbonden en politieke partijen. mei 1987.
SOCIALISME,
DEMOCRATIE EN ZELFBEHEER
Voor het eerst sinds de jaren
vlak na de Russische revolutie van oktober 1917 bediscussieert
de internationale arbeidersbeweging uitgebreid verschillende
opvattingen over socialistische democratie en de dictatuur van
het proleta-riaat. Die discussie is het gevolg van de groei van
de arbeidersstrijd in de kapitalistische landen sinds 1968, van
de opgang van de anti-imperialistische strijd, en van de
gecombineerde crisis van het kapitalisme en de heerschappij van
de bureaucratische kasten over de verbureaucratiseerde
arbeidersstaten. Bovendien werd de internationale
arbeidersklasse zich bewust van het stali-nisme en van de
bureaucratie in het algemeen. Al deze factoren verplaatsen de
discussie uit de sfeer van de min of meer academische polemieken
naar het niveau van de praktische politiek. Om de socialistische
revolutie in de kapitalistische landen en de politieke revolutie
in de verbureaucratiseerde arbeidersstaten verder te brengen is
een duidelijk standpunt nodig. Daarom moet ook de Vierde
Internationale haar programmatische standpunten over dit
onderwerp uiteenzetten.
1.
Wat is de dictatuur van het proletariaat
Er bestaat een fundamenteel
verschil in opvatting tussen allerlei soorten reformisten en
centristen aan de ene kant, en revolutionair-marxisten, oftewel
bolsjewiki-leninisten aan de andere kant, als het gaat om de
verovering van de staatsmacht, de noodzaak van een
socialistische revolutie, de aard van de proletarische staat en
de betekenis van de dictatuur van het proletariaat. Dat valt
samen te vatten in de volgende zes punten:
a) De revolutionair-marxisten
erkennen het klassenkarakter van alle staten en van elk
staatsapparaat als een instrument voor het in stand houden van
de klassenheerschappij. Alle staten zijn dictaturen. Ook de
burgerlijke democratie is de dictatuur van een klasse.
b) De reformisten en vele
centristen verspreiden de illusie, dat “democratie” en
democratische staatsinstellingen” boven de klassen en de
klassenstrijd staan. Revolutionair-marxisten wijzen die illusie
af.
c) Revolutionair-marxisten
erkennen dat de staatsinstellingen van zelfs de meest
democratische burgerlijke staten tot doel hebben de macht en de
heerschappij van de kapitalistenklasse in stand te houden (en
bovendien, in de imperialistische landen, de uitbuiting van de
volkeren van de halfkoloniale landen). Daarom kunnen die
instellingen niet gebruikt worden om die heerschappij omver te
werpen en om de macht over te dragen van de kapitalistenklasse
aan de arbeidersklasse.
d) De revolutionair-marxisten
erkennen dat de vernietiging van het bur-gerlijke
staatsapparaat, in de eerste plaats de vernietiging van het
onder-drukkingsapparaat van leger en politie, een noodzakelijke
voorwaarde vormt voor de verovering van de politieke macht door
de arbeidersklasse.
e) Revolutionair-marxisten
erkennen dat de ontwikkeling van het bewustzijn en de massale
organisatie van de arbeiders noodzakelijk zijn voor het
doorvoeren van de onteigening van de burgerij en voor het
duurzaam vestigen van de dictatuur van het proletariaat.
f) De revolutionair-marxisten
trekken hieruit een onvermijdelijke conclusie. De
arbeidersklasse zelf kan de staatsmacht slechts uitoefenen
binnen het kader van staatsinstellingen die qua karakter
verschillen van die van de burgerlijke staat,
staatsinstellingen, die voortkomen uit soevereine en
democratisch gekozen arbeidersraden (sowjets), met de
fundamentele eigenschappen die Lenin in “Staat en Revolutie”
heeft geschetst: de verkiezing van alle functionarissen,
rechters en commandanten van de arbeiders- of arbeiders- en
boerenmilities en van alle afgevaardigden van de werkende mensen
in staatsinstellingen; regelmatige afwisseling van verkozen
ambtsdragers; de beperking van hun inkomen tot dat van
geschoolde arbeiders; het recht om hen te allen tijde af te
zetten; de gelijktijdige uitoefening van wetgevende en
uitvoerende macht door instellingen van het sowjettype:
drastische beperking van het aantal permanente functionarissen
en een steeds meer overhevelen van administratieve functies naar
door de massa van de betroffen werkende mensen zelf bestuurde
organen. Het gaat met andere woorden om een vertegenwoordigende
radendemocratie welke gepaard gaat met steeds verdergaande
vormen van directe democratie, in tegenstelling tot een
parlementaire democratie.
Zoals Lenin verklaarde, is de
arbeidersstaat de eerste staat in de menselijke geschiedenis,
die de heerschappij handhaaft van de méérderheid van de
bevolking tegenover uitbuitende en onderdrukkende minderheden.
“In plaats van het bestaan van speciale instellingen van een
bevoordeelde minderheid (bevoordeeld ambtenarendom, bevelhebbers
van het staande leger), kan de minderheid zelf al deze functies
direct vervullen. En hoe meer, de functies van de staatsmacht
door het volk in zijn geheel worden uitgeoefend, des te minder
noodzaak is er voor het bestaan van deze macht.” (Staat en
Revolutie, Collected Works, Vol. 25, pp. 419-420). De dictatuur
van het proletariaat in de programmatische zin van het woord
staat dus juist niet tegenover arbeidersdemocratie: “Vanuit
haar diepste wezen kan en moet de dictatuur van het proletariaat
de grootst mogelijke opbloei van proletarische democratie
betekenen. “ (L.Trotsky, Œuvres, Vol V, pp. 206-7).
De opvatting van de dictatuur
van het proletariaat die al deze punten omvat, is een wezenlijk
onderdeel van de marxistische theorie over de staat, over de
proletarische revolutie, en over het proces van het opbouwen van
een klassenloze maatschappij. Het woord “dictatuur” heeft in
dat verband een concrete betekenis: het is een instrument voor
de ontwapening en de onteigening van de burgerlijke klasse en
voor de uitoefening van de staatsmacht door de arbeidersklasse,
een werktuig voor het verhinderen van ieder herstel van de
burgerlijke staatsmacht of van het privé-eigendom van de
productiemiddelen en dus van iedere herinvoering van de
uitbuiting van onafhankelijken door kapitalisten.
Maar “dictatuur” betekent
op geen enkele manier een dictatoriale heerschappij over de
overgrote meerderheid van het volk. Het oprichtings-congres van
de Communistische Internationale stelt uitdrukkelijk dat “de
pro-letarische dictatuur de gewelddadige onderdrukking van het
verzet van de uit-buiters is, dwz van een onbetekenende
minderheid van de bevolking, de land-eigenaren en de
kapitalisten. Daaruit volgt dat de proletarische dictatuur niet
alleen zo maar een verandering in de democratische vormen en
instellingen met zich mee moet brengen, maar juist zo’n
verandering die voorziet in een ongeëvenaarde uitbreiding van
de democratie voor de door het kapitalisme onderdrukten — de
werkende klassen …. dit alles betekent en vertegen-woordigt
voor de werkende klassen, d.w.z. voor de overgrote meerderheid
van de bevolking, grote praktische mogelijkheden voor het
uitoefenen van democratische rechten en vrijheden dan er ooit
tevoren, zelfs maar bij benadering, in de beste en meest
democratische burgerlijke republieken bestonden.”
(“Stellingen en Rapport over de Burgerlijke Democratie en
Dictatuur van het Proletariaat”, Lenin, Collected Works, Vol.
28, pp. 464-5).
Zo’n staat is slechts een
staat in de traditionele betekenis van het woord zolang hij
nodig is om “het verzet van de klasse die de politieke macht
verloren heeft gewelddadig te onderdrukken”. Dat is de periode
waarin de marxistische traditie die staat dictatuur van het
proletariaat heeft genoemd. “Vanaf zijn ontstaan houdt het
bewind van de dictatuur van het proletariaat daarom op een staat
te zijn in de oude betekenis van het woord, d.w.z. een werktuig,
dat er op gericht is de meerderheid van de bevolking onder de
duim te houden. Tegelijk met de wapens, gaat de daadwerkelijke
macht direct en onmiddellijk over in handen van de
arbeidersorganisaties zoals de sowjets.” En deze staat, “een
bureaucratisch apparaat, begint van af de eerste dag van de
dictatuur van het proletariaat af te sterven. Dat staat tot op
de dag van vandaag onveranderd in het programma” schreef
Trotsky in De Verraden Revolutie.
Het is duidelijk dat als zo’n
ontwikkeling naar het afsterven van de staat niet plaatsvindt
wanneer het verzet van de burgerlijke klasse binnen de nieuwe
arbeidersstaat is gebroken, maar indien er daarentegen sprake is
van een proces van verbureaucratisering, dat we dan niet te
maken hebben met een “versterking van de dictatuur van het
proletariaat” maar met zijn ontaarding in de richting van
bureaucratische staatsvormen.
Daarmee wijzen wij de
aantijging af van reformisten en vele centristen, die op dit
punt door de burgerlijke ideologie zijn beïnvloed, en van
verheerlijkers van de stalinistische dictatuur: dat het
fundamentele verschil tussen voor- en tegenstanders van de
dictatuur van het proletariaat zou bestaan uit ofwel de
verdediging van het één-partijstelsel door de eersten en de
afwijzing daarvan door de laatsten, ofwel uit de noodzaak de
democratische vrijheden ernstig in te perken of zelfs helemaal
af te schaffen van de kant van de eersten en de trouwe
verdediging van deze vrijheden door de laatsten. Die
aantijgingen zijn behoorlijk schijnheilig. De geschiedenis heeft
laten zien, dat de reformisten maar al te bereid zijn om de
democratische vrijheden van de massa’s te beperken zodra die
de burgerlijke orde omver dreigen te werpen, waarbij zij zelfs
van onderdrukking door politie en militairen gebruik maken
(Noske!) en dat de reformisten niet in staat en bereid zijn om
democratische vrijheden zelfs in de burgerlijke maatschappij
effectief te verdedigen tegen uiterst rechtse aanvallen, op het
moment dat zo’n verdediging de mobilisatie op de grootst
mogelijke schaal van de massa’s met zich meebrengt, inclusief
het bewapenen van de massa’s.
Tegenover het openlijke
programmatische revisionisme van vele communistische partijen en
centristische groeperingen verdedigt de Vierde Internationale de
klassieke opvattingen van Marx en Lenin. Een socialistische
maatschappij is onmogelijk zonder het gemeenschappelijke
eigendom van productiemiddelen en maatschappelijk meerproduct,
zonder economische planning en sturing door de arbeidersklasse
in haar geheel met behulp van democratisch gecentraliseerde
arbeidersraden, oftewel een gepland beheer door de werkende
mensen. Zo’n vermaatschappelijking is onmogelijk tenzij de
kapitalisten economisch en politiek onteigend zijn en de
staatsmacht wordt uitgeoefend door de arbeidersklasse. Een
volledig ontwikkelde socialistische maatschappij kan niet
ontstaan binnen de enge grenzen van de nationale staat.
Vooral na de tragische ervaring
in Chili, die zoveel eerdere lessen uit de geschiedenis
bevestigde, moet de reformistische opvatting energiek worden
bestreden, die nu ook wordt aangehangen door de zogenaamde
eurocommunistische partijen, de Japanse communistische partij en
verscheidene andere communistische partijen en eveneens door
centristische groeperingen en door sociaal-democraten. Volgens
die opvatting kan de arbeidersbeweging haar doelen volledig
bereiken binnen het kader van de burgerlijke parlementaire
instellingen, door te vertrouwen op parlementaire verkiezingen
en een geleidelijke verovering van “machtsposities” binnen
deze staatsinstellingen. Deze opvatting moet worden aangeklaagd
als wat zij is: een dekmantel voor het opgeven van de strijd
voor de verovering van de staatsmacht door het proletariaat; een
dekmantel voor het opgeven van de strijd voor de onteigening van
de burgerij, voor het opgeven van het consequent verdedigen van
de klassenbelangen van de arbeidersklasse; het vervangen van de
politiek van consequente klassenstrijd door een steeds
systematischer klassensamenwerking met de burgerij; het
ontwapenen van het proletariaat tegenover door de
kapitalistische klasse ontketend geweld; en de neiging die
daaruit voortvloeit, om steeds verder te capituleren voor de
klassenbelangen van de burgerij op momenten van beskissende
economische, politieke en maatschappelijke crisis. Deze politiek
beperkt niet de “kosten van de maatschappelijke omwenteling”
en verzekert evenmin een vreedzame, zij het tragere, overgang
naar het socialisme. Als deze politiek de politieke houding van
de werkende massa’s in een periode van onvermijdelijke
algehele klassenconfrontatie op beslissende wijze bepaalt, leidt
ze slechts tot bloedige nederlagen en massale slachtingen als in
Duitsland, Spanje, Indonesië en Chili (in het Duitse geval werd
dit mede veroorzaakt door het misdadige ultralinkse idee van
”sociaal-fascisme” in theorie en praktijk van de Comintern).
2.
De macht van de arbeidersraden en de uit-breiding van de
democratische rechten voor de werkende massa’s.
De dictatuur van het
proletariaat in zijn volledig ontwikkelde vorm,
arbeidersdemocratie, betekent dat de staatsmacht uitgeoefend
wordt door democratisch verkozen sowjets, arbeidersraden. Alle
kritiek van Marx en Lenin op de grenzen van de burgerlijke
democratie is gebaseerd op het feit dat privé-eigendom en
kapitalistische uitbuiting (d.w.z. maatschappelijke en
economische ongelijkheid), gekoppeld aan de specifieke
klassenstructuur van de burgerlijke maatschappij (atomisering en
vervreemding van de arbeidersklasse, wetten die het privé-eigendom
verdedigen, de functie van het onderdrukkende apparaat, enz.)
leiden tot een gewelddadige beperking van de praktische
toepassing van de democratische rechten en van in de praktijk
genoten democratische vrijheden voor de grote meerderheid van de
werkende massa’s, ook in de meest democratische regiems.
De logische conclusie van die
kritiek is dat arbeidersdemocratie op een hogere trap moet staan
dan de burgerlijke democratie, zowel in de economische en
maatschappelijke sfeer — zoals het recht op werk, een zeker
bestaan, gratis onderwijs, vrije tijd, enz. — als met
betrekking tot de omvang en de uitbreiding van de democratische
rechten, die de arbeiders en alle groepen werkende mensen in de
politieke en maatschappelijke sfeer hebben. Het toekennen aan
een enkele partij, of aan door die ene partij gecontroleerde
zogenaamde “massaorganisaties” of “beroepsverenigingen”
(zoals schrijversverenigingen), van een monopolie op de toegang
tot de drukpersen, radio, televisie, en andere massamedia, tot
vergaderzalen, enz., zou in feite de democratische rechten van
het proletariaat beperken en niet uitbreiden in vergelijking met
de hedendaagse burgerlijke democratie. Het recht van de werkende
mensen, ook als ze afwijkende meningen hebben, op toegang tot de
materiële middelen ter uitoefening van de democratische
vrijheden (persvrijheid, vrijheid van vergadering en van
demonstratie, het recht om te staken, enz.) is essentieel,
evenals de onafhankelijkheid van de vakbonden tegenover de staat
en tegenover controle door de regerende partij of partijen.
Daarom is het uitbreiden van de
democratische rechten van werkende mensen boven die welke in een
ontwikkelde burgerlijke democratie bestaan onverenigbaar met het
beperken van het recht tot oprichten van politieke groeperingen
tendensen, of partijen op programmatische of ideologische
gronden.
Bovendien zullen de
zelfactiviteit en het zelfbestuur van de werkende massa’s
onder de dictatuur van het proletariaat vele nieuwe aspecten
vertonen. Ze zullen de begrippen “politieke activiteit”,
“politieke partijen”, “politieke programma’s” en
“democratische rechten” een veel bredere inhoud geven, dan
wat karakteristiek is voor het politieke leven onder de
burgerlijke democratie. Dat geldt niet alleen voor de
gecombineerde opbloei van meer ontwikkelde vormen van
radendemocratie (sowjet-congressen) met toenemende uitingen van
directe democratie. Politieke instrumenten zoals referenda over
specifieke vraagstukken kunnen worden gebruikt om de massa van
de werkende mensen in staat te stellen direct te beslissen over
een groot aantal sleutelproblemen van het beleid. Het geldt ook
en met name voor de inhoud zelf van “de politiek”.
Onder het kapitalisme en zelfs
daarvoor, onder voor-kapitalistische vormen van warenproductie,
is het de waardewet die in de grond van de zaak het economische
leven regelt (d.w.z. objectieve economische wetten die achter de
rug van mannen en vrouwen werken). De socialistische revolutie
betekent de mogelijkheid een reusachtige sprong voorwaarts te
maken: naar het bewust beheersen van het economische en
maatschappelijke lot van de mensheid in plaats van blinde chaos.
Dit proces kan pas in een wereldwijde socialistische
maatschappij tot een volledige en harmonieuze voltooiing komen.
Maar het begint met het bewust plannen van de gesocialiseerde
economie tijdens de overgangsperiode van kapitalisme naar
socialisme, in het tijdperk van de dictatuur van het
proletariaat. Hoewel de invloed van de waardewet gedurende deze
periode niet helemaal kan worden uitgeschakeld, moet haar
overheersing worden overwonnen, omdat de economie anders niet
gepland kan worden.
Maar planning betekent dat de
toewijzing van economische hulpbronnen geschiedt volgens
maatschappelijk bepaalde prioriteiten, en niet meer het gevolg
is van de blinde krachten van de markt en van de heerschappij
van de winst. Wie zal deze prioriteiten bepalen, die betrekking
hebben op het welzijn van tientallen en honderden miljoenen
mensen, en waarvan de implicaties, de consequenties en de
gevolgen op hun beurt het gedrag van de massa van de producenten
en van de werkende mensen beïnvloeden?
In wezen zijn er maar twee
manieren om de heerschappij van de waardewet te vervangen: óf
er worden bureaucratische keuzes van bovenaf opgelegd aan de
massa van de producenten-consumenten (wat ook de oorsprong en
het karakter van die keuzes moge zijn, van minzaam
technocratisch paternalisme tot extreem willekeurig despotisme
van Stalin’s soort) ófwel de keuzes worden gemaakt door de
massa van de producenten zelf, via de weg van de democratisch
gecentreerde arbeidersmacht, d.w.z. via de weg van de
socialistische democratie. Dit zal het belangrijkste onderwerp
zijn van politieke discussie en strijd, van socialistische
democratie onder de dictatuur van het proletariaat.
De ervaring heeft geleerd dat
de eerste weg uiterst verkwistend en ondoeltreffend is. Dat is
niet alleen vanwege de directe verspilling van materiële
hulpbronnen en productieve mogelijkheden, en vanwege
grootscheepse ontwrichtingen in het plan, maar ook en vooral
door de systematische verstikking van de creatieve en
productieve mogelijkheden van de arbeidersklasse. Theoretische
en empirische analyse leiden beide tot de conclusie, dat de
tweede mogelijkheid deze gebreken grotendeels kan en zal
verhelpen. Hoe dan ook, het is de enige weg die een geleidelijke
overgang mogelijk maakt naar het doel van de dictatuur van het
proletariaat: een klassenloze socialistische gemeenschap van
zelfbeherende producenten en consumenten.
De ervaring leert echter ook
dat deze weg van democratisch gecentraliseerde arbeidersmacht
via een systeem van arbeidersraden niet alle sociale en
economische tegenstellingen in de opbouw van het socialisme kan
overwinnen als niet ook instellingen bestaan, die onafhankelijk
zijn van het sowjetapparaat en dienst doen als een tegenwicht.
Onafhankelijke vakbonden en een arbeidswet die het stakingsrecht
garandeert zijn daarom doorslaggevend voor de verdediging van de
noden van de arbeiders en van hun levensstandaard tegenover elke
beslissing van arbeidsraden, met name tegenover elke
willekeurige en bureaucratische maatregel van de
bestuursorganen. De Hongaarse ervaring van 1956, de
Tsjechoslowaakse ervaring van 1968 en de Poolse ervaring van
1980 bevestigen eveneens dat deze kwestie van het grootste
belang is voor een proletariaat, dat een bureaucratische
dictatuur heeft meegemaakt. En ook al zijn
revolutionair-marxisten in principe voor het organiseren van de
arbeidersklasse in een democratische eenheidsvakbeweging, er mag
niet getornd worden aan het recht op bestaan van meerdere
vakorganisaties. Het niet tegelijkertijd mogen bekleden van
posities in de centrale leidingen van een vakbeweging en een
partij vormt een onderdeel van de onafhankelijkheid van de
vakbeweging.
De opbouw van een klassenloze
socialistische maatschappij leidt tevens tot een reusachtig
proces van opnieuw vorm geven aan alle aspecten van het
maatschappelijke leven. Dit brengt voortdurend veranderingen met
zich mee in de productieverhoudingen, in de distributie, in het
arbeidsproces, in de manier van beheren van economie en
maatschappij, en in de gebruiken, gewoontes en denkwijzen van de
grote meerderheid van de bevolking. Hij betekent van de grond af
opnieuw opbouwen van alle leefomstandigheden: heropbouw van de
steden, herstel en complete omwenteling in het onderwijssysteem,
herstel en bescherming van het ecologisch evenwicht,
technologische vernieuwingen om schaarse natuurlijke hulpbronnen
in stand te houden, enzovoort.
Voordien waren de hoogste
verworvenheden van de cultuur het eigendom van de heersende
klasse, waarbij speciale voorrechten toevielen aan de
intelligentsia. Leden van deze bijzondere groep doen dienst als
overdragers en voortbrengers van wetenschap, kunst en de
geleerde beroepen van de heersende klasse. Deze intelligentsia
zal langzaam verdwijnen, naarmate de massa’s zich de volledige
culturele erfenis van het verleden steeds meer eigen maken en
een socialistische cultuur beginnen te scheppen. Op deze manier
zal ook het onderscheid tussen ”handarbeid” en
“hoofdarbeid” verdwijnen, omdat ieder individu in staat zal
zijn om zijn of haar eigen capaciteiten en talenten te
ontwikkelen.
De mensheid heeft geen
blauwdrukken voor al deze ondernemingen. Ze zullen aanleiding
geven tot enorme ideologische en politieke debatten en
gevechten. Verschillende politieke programma’s over deze
kwesties zullen een zeer grote rol spelen. Iedere beperking van
deze debatten en bewegingen, onder het voorwendsel dat dit of
dat programma “objectief” burgerlijke en kleinburgerlijke
druk en belangen weerspiegelt en “als het logisch tot het
einde toe wordt uitgevoerd” zou kunnen “leiden tot het
herstel van het kapitalisme” is uit den boze. Zo’n beperking
kan alleen maar verhinderen dat een overeenstemming bij
meerderheid tot stand komt rond de meest effectieve oplossingen
vanuit het standpunt van de opbouw van het socialisme, d.w.z.
vanuit het standpunt van de algemene klassenbelangen van het
proletariaat, in tegenstelling tot enge groepsbelangen.
Meer in het bijzonder moeten we
erop wijzen dat belangrijke stukken strijd door zullen gaan
gedurende het proces van de opbouw van een klassenloze
samenleving. Deze strijd betreft sociale misstanden, die hun
wortels hebben in de klassenmaatschappij, maar die niet
onmiddellijk verdwijnen met de afschaffing van de
kapitalistische uitbuiting of van de loonarbeid. De
onderdrukking van de vrouw, de onderdrukking van nationale en
raciale minderheden, de onderdrukking en vervreemding van de
jeugd en de discriminatie van homoseksuelen zijn de oervormen
van zulke problemen. Dit soort strijd valt niet automatisch
onder de algemene noemer van “klassenstrijd van de
arbeidersklasse tegen de burgerij”, tenzij men de categorieën
“arbeidersklasse” en “burgerij” losmaakt van hun
klassieke marxistische, materialistische definities, zoals
verschillende maoïstische en ultralinkse groeperingen inderdaad
doen.
Politieke vrijheid onder
socialistische democratie betekent daarom ook vrijheid van
organisatie en van actie voor onafhankelijke
vrouwenbevrijdingsstrijd, nationale bevrijdingsstrijd, en voor
jeugd-bewegingen, d.w.z. voor bewegingen die breder zijn dan de
arbeidersklasse in de wetenschappelijke betekenis van het woord.
De revolutionaire partij zal in staat zijn de politieke leiding
in deze bewegingen te winnen en verschillende reactionaire
ideologische stromingen ideologisch te verslaan, niet via
administratieve en onderdrukkende maatregelen, maar juist door
het tegendeel: het bevorderen van de breedst mogelijke
massa-democratie binnen die bewegingen en het zonder
compromissen vasthouden aan het recht van alle tendensen om hun
meningen en programma’s te verdedigen ten overstaan van de
maatschappij als geheel.
Evenzo moet worden erkend, dat
de bijzondere vorm van de arbeidersstaat een unieke dialectische
combinatie betekent van centralisatie en decentralisatie. Het
afsterven van de staat moet beginnen vanaf de dag dat de
dictatuur van het proletariaat tot stand komt. Dit krijgt vorm
in een proces van geleidelijke overdracht van het recht op
beheer naar organen van zelfbeheer in brede sectoren van de
maatschappelijke activiteit (gezondheidszorg, onderwijssysteem,
post-spoorwegen-telecommunicatie, enz.), internationaal,
nationaal, regionaal en lokaal (gemeentes). Daarbij beperkt het
centrale congres van de arbeidersraden, d.w.z. het proletariaat
als klasse, zich ertoe om met meerderheidsbesluiten te bepalen
welk deel van de menselijke en materiële hulpbronnen, die ter
beschikking van de maatschappij als geheel staan, aan ieder van
deze sectoren wordt toebedeeld. Dit brengt weer politieke
debatten en strijd met zich mee, die op geen enkele manier
kunnen worden beperkt tot simpele en starre
“klassenstrijdcriteria”.
Bij de opbouw van een
klassenloze samenleving, tenslotte, moeten miljoenen mensen
worden betrokken bij het feitelijke beheer op verschillende
niveaus, en niet alleen op een min of meer passieve manier door
het uitbrengen van hun stemmen. Deze werkelijk actieve deelname
kan niet worden beperkt vanuit een arbeideristische opvatting,
die alleen arbeiders "n de directe productie” of in de
fabrieken erbij wil betrekken. Lenin zei dat in een
arbeidersstaat de overgrote meerderheid van de bevolking direct
zou deelnemen aan de uitoefening van “staatsfuncties”. Dit
betekent dat de Sowjets waarop de dictatuur van het proletariaat
zal worden gebaseerd niet alleen fabrieksraden zijn, maar
lichamen voor de zelforganisatie van de massa’s in vele sferen
van het maatschappelijke leven, zoals fabrieken, instellingen
voor de handel, ziekenhuizen, scholen, centra voor transport en
telecommunicatie en buurtorganisaties (eenheden per gebied). Dit
is onontbeerlijk om in het bewuste en actieve proletariaat haar
meest verspreide en vaak armste en meest onderdrukte lagen te
integreren; zoals vrouwen, onderdrukte nationaliteiten, de
jeugd, arbeiders in kleine werkplaatsen, gepensioneerden, enz.
Het is ook onmisbaar voor het versterken van de band tussen de
arbeidersklasse en de werkende kleinburgerij. Dit
bondgenootschap is beslissend bij het veroveren en behouden van
de staatsmacht en bij het beperken van de maatschappelijke
kosten, zowel van een zegevierende revolutie als van de opbouw
van het socialisme.
Een van de institutionele
garanties voor de ontwikkeling van de socialistische democratie
is het tot stand brengen van correcte betrekkingen tussen de
organen van deze democratie en de bestuursapparaten van de
staat, op alle niveaus en op alle gebieden: politiek, cultureel,
in het onderwijs, militair, enz. Socialistische democratie is
onmogelijk, als de zeggenschap van deze apparaten niet strikt
wordt vastgelegd, als hun macht niet tot het strikt
noodzakelijke minimum wordt beperkt, en als ze niet volkomen
ondergeschikt worden gemaakt aan de organen van socialistische
democratie (de raden). De raden moeten het volledige en opperste
gezag hebben over de strategische en tactische beslissingen op
hun gebied. De bestuursapparaten moeten verantwoordelijk zijn
voor de uitvoering van deze taken en meer niet.
Bestuurders moeten worden
gekozen op basis van technische bekwaamheid en ervaring in het
vakgebied. Zij moeten niet van bovenaf door het bestuursapparaat
worden benoemd maar door de desbetreffende raden. En zij moeten
door deze raden kunnen worden teruggeroepen.
3.
Klassenstrijd onder het kapitalisme, de strijd voor
democratische rechten en de totstandbrenging van de dictatuur
van het proletariaat.
De heersende klasse gebruikt
alle beschikbare ideologische middelen om de burgerlijk
parlementaire instellingen gelijk te stellen aan de vestiging
van democratische rechten van de werkende mensen. In bij
voorbeeld West Europa, Noord Amerika, Japan en Australië
proberen de kapitalistische heersers zich in de ogen van de
arbeiders en de massa’s van het volk voor te doen als
kampioenen van de “democratie”. Dit beeld is nog sterker
door de negatieve ervaringen met fascisme en stalinisme.
In de strijd om de massa’s te
winnen voor de socialistische revolutie, voor de dictatuur van
het proletariaat, is een van de belangrijkste elementen het
beantwoorden aan de diepte van hun democratische verlangens en
acties. Die moeten op een adequate wijze worden verwoord. Zo
kunnen de verwoede pogingen worden tegengewerkt van de
reformisten die de strijd voor de democratische rechten naar
zich toe willen trekken en af willen leiden naar de doodlopende
weg van de burgerlijk parlementaire instellingen.
. Welke rechten de massa’s
onder het kapitalisme ook hebben — van het recht op vrije
meningsuiting en het recht vakbonden en arbeiderspartijen te
organiseren tot het algemeen kiesrecht en het recht op vrije
abortus — zij hebben die slechts door strijd verkregen. De
revolutionair-marxisten strijden voor de grootst mogelijke
democratische rechten onder het kapitalisme. Hoe meer
democratische rechten, des te meer mogelijkheden zijn er voor de
arbeiders en hun bondgenoten om voor hun belangen te strijden en
de krachtsverhoudingen tussen de klassen in het voordeel van het
proletariaat te veranderen ter voorbereiding op de beslissende
strijd met de kapitalisten om de macht.
Het is in het belang van de
arbeiders als klasse om tegen de kapitalistische reactie te
vechten voor het behoud van iedere verworvenheid van de
massa’s, met inbegrip van democratische rechten. De
geschiedenis heeft geleerd dat de arbeidersklasse de enige
klasse is die in staat is dit consequent te doen. En dat het
arbeiderseenheidsfront de beste manier is om zo’n strijd tegen
de dreiging van fascisme of militaire dictaturen met succes te
organiseren. In de strijd tegen de kapitalistische reactie
stellen we ook geen vertrouwen in de kapitalistische staat of in
een van zijn instellingen. Iedere beperking door de
kapitalistische staat van de democratische rechten zal
onvermijdelijk tienvoudig worden gebruikt tegen de
arbeidersklasse en met name tegen haar revolutionaire vleugel.
Het fascisme kan, net als iedere andere poging om een autoritair
bewind te stellen, alleen worden tegengehouden door
onafhankelijke massamobilisaties van een verenigde
arbeidersklasse en haar bondgenoten, in bewust geleide massale
strijd in eenheidsfronten.
Het kapitalisme in verval
brengt de reactie voort. De omvang van de democratische rechten
en vrijheden voor de massa’s op een bepaald moment in een
gegeven land wordt bepaald door de krachtsverhoudingen tussen de
klassen. In het imperialistische tijdperk wordt het kapitalisme
geconfronteerd met dieper wordende klassentegenstellingen.
Daarbij neigt het op lange termijn naar het beperken van de
democratische rechten. Dit geldt vooral waar een bepaalde
kapitalistische klasse in economische en sociale crisis verkeert
en haar materiële basis en reserves kleiner zijn. Tegenwoordig
is dat het duidelijkst te zien aan de vele beestachtige
dictaturen in halfkoloniale landen.
De taak om de leiding te
ontrukken aan de handen van de reformisten als de
“vertegenwoordigers” van de democratische verlangens van de
massa’s is dus van cruciaal belang voor
revolutionair-marxisten. Het is ons duidelijk dat
programmatische opheldering en propaganda, met name de strijd
tegen reformisme en parlementaire illusies hoe belangrijk ook,
onvoldoende zijn om dit doel te bereiken. De massa’s leren
door hun praktische dagelijkse ervaring; daarom is het
belangrijk deze dagelijkse ervaring met hen door te maken en er
de juiste lessen uit te trekken.
Als de klassenstrijd zich
verscherpt zullen de arbeiders het gezag en de voorrechten van
de heersende klasse op alle niveaus steeds meer betwisten. De
arbeiders zullen via hun eigen organisaties — van vakbond en
fabriekscomités en organen van arbeiderscontrole en
arbeidersraden (sowjets) — beginnen met het zelf uitoefenen
van hoe langer hoe meer economisch en politiek gezag. Daardoor
zullen zij vertrouwen krijgen in hun vermogen om de burgerlijke
staat omver te werpen. Tijdens ditzelfde proces zullen de
arbeiders, om hun strijd zo effectief mogelijk te voeren, met zo
breed mogelijke deelname van de massa’s, de noodzaak voelen
van de meest democratische organisatievormen. Door deze
strijdervaring en deelname aan hun eigen democratisch
functionerende organisaties zullen de massa’s meer vrijheid
van actie en meer vrijheden in de breedste zin van het woord
ervaren dan zij ooit onder de burgerlijk parlementaire
democratie hebben gekend. Zo zullen zij de onvervangbare waarde
van de proletarische democratie leren kennen. Dit is een
onmisbare schakel in de keten van gebeurtenissen die leiden tot
de verovering van de macht door het proletariaat. De ervaring is
van levensbelang bij het vaststellen van de democratische normen
van de arbeidersstaat. Zelforganisatie van het proletariaat in
de loop van de klassenstrijd, van democratische vergaderingen
van stakers en democratisch verkozen stakingscomités tot een
veralgemeend systeem van dubbele macht, is daarom de beste
school voor proletarische democratie onder de dictatuur van het
proletariaat.
4.
Eén-partij of meer-partij systemen
Zonder de volledige vrijheid om
politieke, groepen, tendensen en partijen te organiseren, is er
geen sprake van een volledige opbloei van democratische rechten
en vrijheden voor de werkende massa’s onder de dictatuur van
het proletariaat. Met hun vrijelijk uitgebrachte stem laten de
arbeiders en arme boeren zelf zien welke partijen zij willen,
dat deel uitmaken van het sowjetsysteem. In die zin is de
vrijheid van organisatie voor die verschillende groepen,
tendensen en partijen, welke de arbeiders zelf erkennen als
sowjetpartijen door verkiezing van hun leden in de sowjets, een
voorwaarde voor de uitoefening van de politieke macht door de
arbeidersklasse. “De democratisering van de sowjets is
onmogelijk zonder de wettelijke erkenning van sowjetpartijen.”
(Overgangsprogram van de Vierde Internationale.) Zonder die
vrijheid, niet begrensd door ideologische beperkingen, kunnen
waarachtige, democratisch gekozen arbeidersraden niet bestaan en
kan evenmin sprake zijn van een uitoefening van werkelijke macht
door zulke arbeidersraden.
Beperkingen van die vrijheid
zijn dus geen beperkingen van de politieke rechten van de
klassenvrijheid, maar beperkingen van de politieke rechten van
het proletariaat. Deze vrijheid is een voorwaarde voor de
arbeidersklasse om collectief als klasse te komen tot een
gemeenschappelijk of tenminste meerderheids-standpunt over de
ontelbare problemen van tactiek, strategie en zelfs theorie
(programma), die de enorme taak van de opbouw van een
klassenloze samenleving onder leiding van de traditionele
onderdrukte, uitgebuite, en vertrapte massa’s met zich mee
brengt. Zonder de vrijheid om politieke groepen, tendensen en
partijen te organiseren kan geen werkelijke socialistische
democratie bestaan.
Revolutionair-marxisten
verwerpen de substitutionistische, paternalistische, elitaire en
bureaucratische afwijking van het marxisme, die de
socialistische revolutie, de verovering van de staatsmacht en
het uitoefenen van de staatsmacht onder de dictatuur van het
proletariaat ziet als een taak van de revolutionaire partij, die
optreedt “ïn naam van” de klasse, of op zijn best “met de
steun van” de klasse.
Als de dictatuur van het
proletariaat volgens de letterlijke betekenis van de woorden
moet worden opgevat, en volgens de uitdrukkelijke inhoud van de
theoretische traditie van zowel Marx als Lenin, dat wil zeggen
als de heerschappij van de arbeidersklasse als klasse (van de
“verenigde producenten”); als de emancipatie van het
proletariaat alleen bereikt kan woorden door de activiteit van
het proletariaat zelf en niet doordat een passief proletariaat
wordt “opgevoed” tot emancipatie door welwillende en
verlichte revolutionaire bewindvoerders, dan spreekt het vanzelf
dat de leidende rol van de revolutionaire partij, zowel bij de
verovering van de staatsmacht, als bij de opbouw van de
klassenloze maatschappij, niet meer is dan het op politieke
wijze leiden van de massale activiteit van de klasse, het winnen
van de politieke hegemonie in een klasse die steeds meer zelf
activiteiten ontplooit, het strijden binnen de klasse om een
meerderheid voor haar voorstellen met politieke en niet met
administratieve of repressieve middelen.
Onder de dictatuur van het
proletariaat in zijn volledige en ontwikkelde vorm wordt de
staatsmacht uitgeoefend door democratisch verkozen
arbeidersraden. De revolutionaire partij vecht door een juiste
politieke lijn en voor de politieke leiding binnen deze
arbeidersraden, niet om zichzelf voor hen in de plaats te
stellen. Partij en staat blijven geheel gescheiden
Maar de werkelijk
representatieve, democratisch gekozen arbeidersraden kunnen
alleen bestaan als de massa’s het recht hebben om te kiezen
wie ze maar willen, zonder onderscheid, en zonder beperkende
voorwaarden wat betreft ideologische of politieke overtuigingen
van de verkozen afgevaardigden. (Dit geldt vanzelfsprekend niet
voor partijen die betrokken zijn bij gewapende strijd tegen de
arbeidersstaat, d.w.z. voor omstandigheden van burgeroorlog, of
tijdens revolutionaire crisis en de gewapende opstand zelf,
waarop deze resolutie later zal ingaan.). Net zo goed kunnen
arbeidersraden alleen maar democratisch functioneren als alle
gekozen afgevaardigden het recht hebben om groepen, tendensen en
partijen te vormen. Ze moeten toegang hebben tot de massamedia,
en hun verschillende platforms aan de massa’s kunnen
voorleggen. Het moet mogelijk zijn deze platforms te bediscussiëren
en in de praktijk te toetsen. Iedere beperking op het
lidmaatschap van een partij beperkt de vrijheid van het
proletariaat om de politieke macht uit te oefenen, oftewel het
beperkt de arbeidersdemocratie. Dit zou in tegenspraak zijn met
de historische belangen van de arbeidersklasse, met de noodzaak
de arbeidersmacht te consolideren, met het belang van de
wereldrevolutie en de opbouw van het socialisme.
Het is duidelijk dat zulke
rechten niet zullen worden erkend voor partijen groepen of
individuen, die in een burgeroorlog of in een gewapende actie
tegen de arbeidersstaat zijn verwikkeld. En evenmin betekenen
zulke vrijheden het recht van het organiseren van acties en
demonstraties met een racistisch karakter of ten gunste van
nationale of etnische onderdrukking.
De marxistische theorie van de
staat leidt geenszins tot de opvatting dat een één-partij
systeem een noodzakelijke voorwaarde of eigenschap is van
arbeidersmacht, van een arbeidersstaat, of van een dictatuur van
het proletariaat. In geen enkel theoretisch document van Marx,
Engels, Lenin of Trotsky, en in geen enkel programmatisch
document van de Derde Internationale onder Lenin vindt je een
voorstel voor een één-partij systeem. De later ontwikkelde
theorieën, zoals de grove stalinistische theorie dat in de
gehele geschiedenis sociale klassen altijd vertegenwoordigd
werden door een enkele partij, zijn historisch fout. Zij dienen
alleen ter verdediging van het monopolie van de politieke macht
dat de sowjetbureaucratie en haar ideologische erfgenamen in
andere verbureaucratiseerde arbeidersstaten zich hebben toegeëigend,
een monopolie dat is gebaseerd op de politieke onteigening van
de arbeidersklasse.
De geschiedenis — met
inbegrip van recente ontwikkelingen in de Volksrepubliek China,
in Polen, Joegoslavië, Grenada en Nicaragua — heeft
daarentegen de juistheid van Trotsky’s standpunt bevestigd,
dat “klassen heterogeen zijn; zij worden verscheurd door
innerlijke tegenstellingen en lossen hun gemeenschappelijke
problemen alleen op door een onderlinge strijd van tendensen,
groepen en partijen. … Een voorbeeld van slechts een enkele
partij als uitdrukking van een gehele klasse is in het hele
verloop van de politieke geschiedenis niet te vinden —
vooropgesteld natuurlijk, dat je de politierapporten niet voor
de werkelijkheid houdt.” (The Revolution betrayed, p. 267.).
Dit gold voor de burgerij onder het feodalisme. Het geldt voor
de arbeidersklasse onder het kapitalisme. En het zal gelden voor
de arbeidersklasse onder de dictatuur van het proletariaat en
tijdens het proces van de opbouw van het socialisme.
Als men zegt dat alleen
partijen en organisaties, die geen burgerlijk (of
kleinburgerlijk?) programma of ideologie hebben, of die niet
“betrokken zijn bij antisocialistische of ant-sowjetpropaganda
en/of agitatie” wettelijk kunnen worden toegestaan, hoe moet
men dan de scheidslijn bepalen? Zullen partijen die voor het
grootste deel uit arbeiders bestaan maar met een burgerlijke
ideologie verboden worden? Hoe valt zo’n standpunt te rijmen
met vrije verkiezingen voor arbeidersraden? Wat is de
scheidslijn tussen “burgerlijk programma”en reformistische
ideologie? Moeten reformistische partijen dan ook verbonden
worden? Zal de sociaal-democratie verboden worden? Zal de
sociaal-democratie verboden worden?
Op grond van historische
tradities zal onvermijdelijk in veel landen gedurende een lange
periode sprake zijn van reformistische invloeden in de
arbeidersklasse. Het voortbestaan van die invloed wordt niet
beperkt door administratieve onderdrukking; in tegendeel, zo’n
onderdrukking zal die eerder versterken. De beste manier om
tegen reformistische illusies en ideeën te vechten is een
combinatie van ideologische strijd met het scheppen van materiële
voorwaarden voor het verdwijnen van die illusies. Zo’n strijd
zou veel van zijn effectiviteit verliezen onder omstandigheden
van administratieve onderdrukking en een gebrek aan open
discussie en een vrije uitwisseling van ideeën.
Als de revolutionaire partij
opkomt voor de onderdrukking van de sociaaldemocratie of andere
reformistische formaties, zal het bovendien duizend keer zo
moeilijk zijn om de vrijheid van tendensen en het toestaan van
fracties binnen haar eigen rijen te handhaven. De politieke
ongelijksoortigheid van de arbeidersklasse zou dan
onvermijdelijk haar uitdrukking vinden binnen de enige partij.
De werkelijke keuze is dus niet
tussen vrijheid voor partijen met een waarlijk socialistisch
program (die ideologisch en programmatisch het sowjetsysteem
steunen) of vrijheid voor alle politieke partijen. De echte
keuze gaat tussen waarachtige arbeidersdemocratie, met het recht
van de werkende massa’s om iedereen in de sowjets te kiezen
die zij willen en met vrijheid van politieke organisatie voor
allen die in de praktijk de sowjetinstellingen accepteren (met
inbegrip van degenen die het sowjetsysteem niet ideologisch
ondersteunen), of een beslissende beperking van de politieke
rechten van de arbeidersklasse zelf, met alle daaruit
voortvloeiende gevolgen. Systematische beperking van politieke
partijen leidt tot systematische beperking van vrijheid binnen
de revolutionaire voorhoedepartij zelf.
We zijn dus voor het wettelijk
toelaten van alle sowjetpartijen, van al die partijen die de
sowjetinstellingen in de praktijk eerbiedigen. Maar dat betekent
geenszins dat we de politieke verwarring, de fouten en zelfs de
gedeeltelijke nederlagen onderschatten, die het verspreiden van
verkeerde programma’s en het uitoefenen van vreemde
klasse-invloeden op de werkende massa’s door zulke partijen te
weeg kunnen en zullen brengen onder de voorwaarden van de
dictatuur van het proletariaat. En het zal nog duidelijker zijn,
dat we de arbeiders niet oproepen om partijen te vormen op basis
van programma’s, platforms, of politieke lijnen, die wij als
verkeerd beschouwen. Evenmin zijn we voor het oprichten van
zulke partijen. We zeggen alleen dat de kunstmatige
administratieve onderdrukking van zulke partijen — kunstmatig
omdat zij zich als stromingen onder de massa’s zullen blijven
uitdrukken ook als zij bij de wet verboden zijn — deze gevaren
zullen vergroten in plaats van ze te beperken. De politieke,
ideologische en culturele eenwording van de arbeidersklasse, die
de grote meerderheid van haar leden zover brengt dat zij in
staat zijn een vrije gemeenschap van zelfbeherende burgers in de
plaats te stellen van het overleven van een staatsapparaat
(d.w.z. in staat om de opbouw van het socialisme en het
afsterven van de staat te verwezenlijken) is een reusachtige
historische taak. Zij is niet alleen verbonden met
overduidelijke materiële voorwaarden. Zij veronderstelt ook een
bijzondere politieke opvoeding: “Het bestaan van kritisch
denkende mensen, van tegenstanders, dissidenten, ontevredenen en
reactionaire elementen, geeft de revolutie leven en kracht. De
strijd tussen verschillende standpunten en de polemieken
ontwikkelen ‘de ideologische en politieke spieren’ van het
volk. Het is voortdurende gymnastiek, een tegengif tegen
verlamming en passiviteit.” (Tomas Norge Speaks, Granma,
wekelijkse Franse uitgave, 7 oktober 1984).
Fidel Castro heeft op dezelfde
manier tegen Escalatie verklaard: de revolutie moet een school
zijn in vrij en onbelemmerd denken. Ook al komt de praktijk niet
altijd overeen met deze verklaringen, zij maken toch deel uit
van de programmatische voortzetting van het marxisme met
betrekking tot dit onderwerp. Zulke stellingname’s moeten met
hand en tand tegenover iedereen worden verdedigd, die dit wil
ontkennen.
De historische ervaring
bevestigt dat dit proces van het oefenen van de massa’s in
zelfbeheer zonder de voorwaarden van een werkelijke
arbeidersdemocratie alleen maar kan worden afgeremd, of zelfs
tot staan gebracht. Er kan zelfs een achteruitgang plaatsvinden,
zoals in de USSR duidelijk het geval is geweest. En de
historische ervaring heeft ook geleerd, dat geen werkelijke
arbeidersdemocratie mogelijk is zonder de vrijheid om een
meer-partij systeem te vormen.
5.
Wat is de betekenis van politieke partijen?
Revolutionair marxisten
verwerpen alle spontaneïstische illusies. Volgens zulke
illusies is het proletariaat door middel van spontane
massa-acties in staat de tactische en strategische problemen op
te lossen, die worden gesteld door de noodzaak het kapitalisme
en de burgerlijke staat omver te werpen, de staatsmacht te
veroveren en het socialisme op te bouwen. Dus zonder een bewuste
voorhoede en een georganiseerde revolutionaire voorhoedepartij
van arbeiders, gebaseerd op een revolutionair programma dat door
de geschiedenis is bevestigd, met kaders die op basis van dit
programma zijn geschoold en een lange ervaring in de levende
klassenstrijd hebben opgedaan.
En dan is er de anarchistische
opvatting, die ook wordt gedeeld door ultralinkse
radencommunistische stromingen, dat politieke partijen in wezen
“liberaal burgerlijke” formaties zijn. Zij zouden het
proletariaat vreemd zijn. En zij hebben geen recht op een plaats
in de arbeidersraden, omdat zij uiteindelijk de politieke macht
uit handen van de arbeidersklasse overnemen. Deze opvatting is
theoretisch onjuist en in politiek opzicht schadelijk en
gevaarlijk. Het is niet waar dat politieke groeperingen,
tendensen en partijen pas zijn ontstaan bij de opkomst van de
moderne burgerij. In de fundamentele (niet formele) betekenis
van het woord, bestaan ze al veel langer. Zij zijn ontstaan toen
er regeringsvormen opkwamen, waarbij een betrekkelijk groot
aantal mensen (groter dan in dorpsgemeenschappen of op
bijeenkomst van een stam) op een of andere wijze deelnam aan de
uitoefening van politieke macht terwijl er al sprake was van
maatschappelijke en vooral (maar niet alleen)
klassentegenstellingen (bv. onder de stedelijke democratieën
van de oudheid en de middeleeuwen). D.w.z. zij komen overeen met
het bestaan van maatschappelijke conflicten die gebaseerd zijn
op tegenstrijdige materiële belangen. Ze beperken zich niet per
se tot tegenstrijdige belangen tussen tegengestelde
maatschappelijke klassen. Zij kunnen ook de uitdrukking zijn van
tegenstrijdige materiële belangen binnen een bepaalde
maatschappelijke klasse.
Politieke partijen in deze
werkelijke (en niet formele) betekenis van het woord zijn een
historisch verschijnsel. Hun inhoud is natuurlijk in
verschillende tijdvakken aan veranderingen onderhevig geweest,
zoals tijdens de grote burgerlijk-democratische revoluties in
het verleden (met name, maar niet alleen, tijdens de grote
Franse revolutie). De proletarische revolutie zal een
soortgelijk effect hebben. De partijen zullen blijven bestaan
zolang sprake is van conflicten die voortkomen uit
tegenstrijdige materiële belangen of maatschappelijke
drijfveren, oftewel totdat de opbouw van een volledig
ontwikkelde klassenloze socialistische maatschappij is voltooid.
We kunnen vol vertrouwen voorspellen dat in een echte
arbeidersdemocratie de partijen een veel rijkere en bredere
inhoud zullen krijgen. Ze zullen leiding geven aan massale
politieke strijd op een veel grotere schaal en met een veel
bredere deelname dan alles wat tot nu toe onder de meest
vooruitgeschreden vormen van burgerlijke democratie heeft
plaatsgevonden. Veel van deze partijen zullen nieuw zijn. D.w.z.
zij zullen niet louter voortzettingen of overblijfsels zijn van
partijen die al onder de burgerlijke democratie bestonden.
Zodra het gaat om politieke
beslissingen die verder reiken dan een klein aantal dagelijkse
problemen dat een beperkt aantal mensen kan behan-delen en
oplossen, dan brengt iedere vorm van democratie noodzakelijk een
gestructureerd en samenhangend geheel van keuzes voor een groot
aantal in elkaar grijpende problemen met zich mee. Anders
gezegd: we praten dan over een keuze tussen alternatieve
politieke lijnen, platforms en programma’s die uiteindelijk de
uitdrukking zijn van tegenstrijdige belangen tussen
verschillende maatschappelijke klassen en lagen. Dat is de
betekenis van politieke partijen.
De afwezigheid van zulke
algemene alternatieven leidt zeker niet tot een grotere
uitdrukkings- en keuzevrijheid voor een groot aantal mensen.
Verre van dat: die maakt het regeren door middel van
vergaderingen en arbeidersraden praktisch onmogelijk.
Tienduizend mensen kunnen niet stemmen over vijfhonderd
alternatieven. Als we willen voorkomen dat de macht in handen
komt van demagogen of geheime pressiegroepen of klieken, dan
staan we voor de noodzaak van een open confrontatie zonder
monopolies of belemmeringen tussen een beperkt aantal
gestructureerde en samenhangende keuzes, d.w.z. politieke
programma’s en partijen. Dat zal arbeidersdemocratie betekenis
geven en werkzaam maken.
Nog iets over het
anarchistische en radencommunistische verzet tegen de vorming
van politieke partijen onder de dictatuur van het proletariaat
en tijdens het proces van de opbouw van het socialisme. Ofwel,
(a) het gaat hier om wensdromen (d.w.z. om de hoop dat de
massa’s zullen afzien van vorming van of steun aan groepen,
tendensen en partijen met verschillende politieke lijnen en
programma’s), en dat is eenvoudig utopisch want dat zal niet
gebeuren. Of, (b) het gaat om een poging om te verhinderen dat
alle werkende mensen, die dat willen, deel gaan nemen aan
politieke acties op een pluralistische basis. Dat kan objectief
gezien een proces van bureaucratische monopolisering van de
macht alleen maar in de hand werken en dat is precies het
tegenovergestelde van wat de libertijnen zelf willen.
Een soortgelijk argument hoor
je in veel centristische en ultralinkse groeperingen. Het Sowjet
proletariaat zou de directe uitoefening van de politieke macht
juist zijn afgenomen als uiteindelijk gevolg van de
leninistische opvatting van een democratisch gecentraliseerde
organisatie. Zij beweren dat de bolsjewistische pogingen om een
arbeiderspartij op te bouwen om de arbeidersklasse in een
revolutie te leiden onvermijdelijk hebben geleid tot een
bevoogdende, manipulatieve en bureaucratische verhouding tussen
de partij en de werkende massa’s. Dat leidde op zijn beurt tot
een één-partijmonopolie op de uitoefening van de macht na de
overwinning van de socialistische revolutie.
Dit argument is a-historisch en
gebaseerd op een idealistische opvatting van de geschiedenis.
Het is ook feitelijk onjuist. Vanuit marxistisch, d.w.z.
historisch-materialistisch standpunt, waren de uiteindelijke
oorzaken van de politieke onteigening van het Sowjet
proletariaat van materiële en sociaal-economische aard, niet
ideologisch of programmatisch. Door de algemene armoede en
achterlijkheid van Rusland en de betrekkelijke zwakte van het
proletariaat in numeriek en cultureel opzicht, was het
onmogelijk dat het proletariaat op de lange duur de macht bleef
uitoefenen, indien de Russische revolutie geïsoleerd bleef.
Daar waren niet alleen alle bolsjewieken het in 1917-1918 over
eens, maar alle tendensen die zich op het marxisme beriepen. De
burgeroorlog, de buitenlandse imperialistische militaire
interventie, de sabotage door de in meerderheid pro-burgerlijke
technici, enz., hadden een catastrofale achteruitgang van de
productiekrachten in Rusland tot gevolg. Dezelfde factoren
leidden tot een kwalitatieve verzwakking van het toch al kleine
proletariaat. Bovendien stierf een groot deel van de politieke
voorhoede van de klasse in de burgeroorlog, juist degenen die
het best in staat waren de kapitalistische klasse en de
bureaucratie te bestrijden. Of zij verlieten de fabrieken om
massaal te worden ingelijfd bij het Rode Leger en in het
staatsapparaat.
Na het begin van de Nieuw
Economische Politiek begon een economische opleving. Maar de
enorme werkloosheid en de voortdurende teleurstellingen over de
achteruitgang en de nederlagen van de wereldrevolutie voedden de
politieke passiviteit. Een algemene afname van de massale
politieke activiteit van de werkende mensen zette in en breidde
zich uit naar de sowjets. De arbeidersklasse was zodoende niet
in staat de groei van een materieel bevoorrechte laag te
stuiten. Om haar macht te behouden beperkte deze laag steeds
meer de democratische rechten en vernietigde zij de sowjets en
de bolsjewistische partij zelf (terwijl zij haar naam voor haar
eigen doeleinde aanwendde), Dit zijn de belangrijkste oorzaken
waardoor een bureaucratie de uitoefening van de directe macht
naar zich toe kon trekken en geleidelijk het partij-apparaat kon
samensmelten met het staatsapparaat en het apparaat van de
economische managers tot een bevoorrechte bureaucratische kaste.
Verre van haar te bevorderen,
hebben Lenin, Trotsky, andere bolsjewieken, en later de Linkse
Oppositie, geprobeerd de opgang van de bureaucratie te
bestrijden. Het was de verzwakking van de proletarische
voorhoede die deze strijd deed mislukken en niet de
“leninistische theorie van de partij”. Men kan van mening
zijn dat sommige maatregelen van de bolsjewieken vóór de dood
van Lenin — zoals het tijdelijk verbieden van fracties op het
Tiende Partij Congres — misschien tot deze verzwakking hebben
bijgedragen: “Het verbieden van oppositiepartijen leidt tot
het verbieden van fracties; het verbieden van fracties leidt tot
een verbod op andere meningen dan die van de onfeilbare leider.
De politie-achtige eenvormigheid van de partij werd gevolgd door
de bureaucratische straffeloosheid. Deze werd op haar beurt de
oorzaak van alle soorten demoralisering en corruptie. (Trotsky,
De verraden revolutie). Maar het gaat hier om oorzaken van de
tweede orde.
De oorzaken van het
bureaucratiseringsproces waren objectief, materieel, economisch
en sociaal. Zij moeten worden gezocht in de infrastructuur van
de sowjet maatschappij van die tijd, niet in haar politieke
bovenbouw en zeker niet in een bepaalde opvatting met betrekking
tot de partij. De stalinistische bureaucratie was geen product
van het bolsjewisme. Daarentegen moest ze fysiek de
bolsjewistische partij vernietigen om haar totalitaire
heerschappij te vestigen. De bolsjewistische partij was een
instrument van de arbeidersklasse en een vijand van de
bureaucratie. De politieke uitschakeling van de partij ging aan
de politieke onteigening van het proletariaat vooraf.
Aan de andere kant heeft de
historische ervaring bevestigd dat waar een leidende of zelfs
maar zeer invloedrijke revolutionaire partij afwezig is, de
arbeidersraden een korter en geen langer leven beschoren zijn
dan het geval was in Rusland: Duitsland 1918-19 en Spanje
1936-37 zijn de meest in het oog lopende voorbeelden, om niet te
spreken van Hongarije 1956 of Chili 1973.
6.
De noodzaak van een revolutionaire voorhoedepartij.
Het gebrek aan homogeniteit van
de arbeidersklasse, de ongelijkmatigheid van het bewustzijn van
haar verschillende lagen, het onderbroken karakter van de
politieke en sociale activiteit van veel van haar delen maken de
aparte organisatie van de meest bewuste en voortdurend actieve
elementen van de arbeidersklasse in een revolutionaire
voorhoedepartij onontbeerlijk. Dit is nodig voor de
klassenstrijd onder het kapitalisme. Het is evenzeer nodig na de
verovering van de staatsmacht door de arbeidersklasse. De
onvervangbare rol van zo’n revolutionaire voorhoedepartij
wordt nog belangrijker onder deze laatste omstandigheden.
Een versterkte leninistische
massapartij moet de arbeiders leiden bij het uitoefenen van de
staatsmacht en het opbouwen van een nieuwe maatschappij, totdat
het kapitalisme op wereldschaal omver geworpen is en een
klassenloze, socialistische maatschappij geheel bereikt is. De
keuzeproblemen tussen verschillende ritme’s van economische
groei, tussen verschillende toewijzingen van schaarse
economische hulpbronnen, tussen prioriteiten ten aanzien van het
sneller of langzamer laten groeien van verschillende vormen van
individuele en maatschappelijke consumptie; de problemen
betreffende het ritme van het verminderen van de
maatschappelijke ongelijkheid; de problemen van het geleidelijk
afbouwen van de verdediging van de arbeidersstaten tegen de
burgerlijke machten, van de opbouw van een revolutionaire
massa-internationale voor het uitbreiden van de socialistische
wereldrevolutie; de problemen van het bestrijden van
reactionaire vooroordelen en opvattingen en betreffende de
werkelijk bestaande ongelijkheden, tussen seksen,
leeftijdsgroepen, nationaliteiten en rassen, erfenissen van het
verleden — al deze fundamentele problemen in het tijdperk van
de overgang tussen kapitalisme en socialisme kunnen niet op
spontane wijze worden opgelost. Zij maken de tussenkomst
noodzakelijk van een partij die bewapend is met het
revolutionair-marxistische programma.
De rol van deze partij zal
bovendien van essentieel belang zijn in de strijd tegen de
ontwikkeling van materiële voordelen en van bureaucratische
lagen binnen de dictatuur van het proletariaat. Zij is vooral
onmisbaar bij het toepassen van een radicaal en revolutionair
program van socialistische democratie. Zij zal haar gezag
ontlenen aan de vrije keuze binnen de arbeidersraden en aan het
politiek vertrouwen dat zij in de ogen van de werkende massa’s
zal hebben verdiend en niet met behulp van administratieve
maatregelen. De dialectische wisselwerking tussen de vrije en
democratische zelforganisatie van de arbeiders en de
programmatische en politieke opheldering en leiding door de
revolutionaire voorhoedepartij schept de beste voorwaarden voor
de verovering en blijvende uitoefening van de macht door de
arbeidersklasse zelf.
Teneinde ieder machtsmisbruik
door een voorhoedepartij, die een leidende rol speelt binnen de
arbeidersklasse onder de dictatuur van het proletariaat, te
voorkomen maakt de Vierde Internationale zich sterk voor de
volgende principes:
a) en zo groot mogelijke
interne democratie in de partij zelf, met volledig recht op het
organiseren van tendensen daarbij inbegrepen de mogelijkheid van
openbare discussies tussen die tendensen voor de
partijcongressen; tegen het verbieden van fracties;
b) zo uitgebreid mogelijke
banden en verstrengeling tussen de partij en de arbeidersklasse
zelf. Een revolutionaire arbeiders-voorhoedepartij kan de
arbeidersklasse onder de dictatuur van het proletariaat niet
effectief leiden, als zij niet het politiek vertrouwen van de
meerderheid van de arbeiders geniet en niet de grote meerderheid
van de voorhoede arbeiders binnen haar rijen telt;
c) streng bestrijden van materiële
voordelen voor kaders of leiders van de partij. Geen enkel lid
van de partij, in welke leidende functie van de arbeidersstaat
hij of zij ook gekozen is, mag meer verdienen dan het loon van
een geschoolde arbeider.
d) geen politiek of ideologisch
alleenrecht van de voorhoedepartij bij politieke of culturele
activiteiten. Verdediging van het meerpartijensysteem.
e) een strikte scheiding tussen
het apparaat van de partij en dat van de staat;
f) een werkelijke integratie
van de partij binnen een revolutionaire internationale kritiek
en het aanvaarden van kameraadschappelijke internationale
kritiek door revolutionaire organisaties in andere landen. Geen
controle over de internationale door een partij of partijen die
in een of meerdere arbeidersstaten aan de macht zijn.
7.
Een duidelijk standpunt over socialistische democratie is
onmisbaar bij het winnen van de arbeiders voor de socialistische
revolutie
Duidelijk en ondubbelzinnig
verdedigen van socialistische democratie is vandaag de dag een
onmisbaar onderdeel van de strijd tegen de reformistische
leidingen, die de arbeiders van de imperialistische landen
allerlei sprookjes en illusies proberen wijs te maken over de
burgerlijke democratie. Het is net zo goed onmisbaar in de
strijd tegen de pro-kapitalistische illusies en anti-sowjet
vooroordelen, die voorkomen bij verschillende groepen mensen die
in de verbureaucratiseerde arbeidersstaten oppositie voeren en
in opstand komen in de strijd voor de politieke revolutie die
zich in deze landen aan het ontwikkelen is.
De rampzalige ervaringen in de
geschiedenis met het fascisme en met andere soorten reactionaire
burgerlijke dictaturen in de kapitalistische landen aan de ene
kant en aan de andere kant de ervaring met de bureaucratische
regimes in de USSR, in China, in Oost Europa en elders, hebben
binnen de arbeidersklasse zowel in de imperialistische landen
als in de verbureaucratiseerde arbeidersstaten een grondig
wantrouwen gezaaid tegenover ieder één-partij systeem en
tegenover iedere beperking van de democratische rechten na de
omverwerping van het kapitalisme.
De revolutionair-marxisten
mogen op geen enkele manier de indruk wekken dat onder de
dictatuur van het proletariaat de democratische vrijheden van de
arbeiders — met inbegrip van de vrijheid van kritiek op de
regering, van oppositiepartijen en van een oppositionele pers
— kleiner zullen zijn dan onder de burgerlijke democratie. Dit
zou de strijd om het doorbreken van het ideologische overwicht
van al diegenen, die binnen de arbeidersklasse illusies
verspreiden, oneindig veel moeilijker maken, zo niet al bij
voorbaat tot mislukken doemen. Iedere aarzeling of
dubbelzinnigheid hierover van de revolutionaire voorhoede kan de
reformistische knechten van de liberale burgerij alleen maar
helpen het proletariaat te verdelen; het zou een belangrijk deel
van de klasse afleiden naar een verdediging van de parlementaire
instellingen van de burgerlijke staat, onder het mom van het
garanderen van de democratische rechten.
Men heeft wel beweerd dat het
bovenstaande slechts opgaat voor landen waar de
loonafhankelijken al een meerderheid van de producenten
uitmaken. Het is juist dat waar de grote meerderheid van de
producenten bestaat uit onafhankelijke kleine middenstanders en
boeren de maatschappelijke krachtsverhoudingen objectieve
belemmeringen opwerpen voor het volledig ontluiken van de
socialistische democratie en dat dezelfde verhoudingen bijdragen
aan bureaucratische verschijnselen in de bestaande
arbeidersstaten.
Daarbij geldt allereerst het
zeldzame karakter van deze verhoudingen, die zelfs in de meeste
halfkoloniale landen niet meer voorkomen. Op de tweede plaats
moeten we benadrukken dat de uiterst sterke bureaucratische
ontaarding van de arbeidersstaten, ook in de achtergesteld
landen, niet enkel het gevolg was van ongunstige objectieve
omstandigheden. Ze werd evenzeer veroorzaakt door de bijzondere
ideologische en politieke misvormingen van de communistische
partijen die het proces van de opbouw van deze staten hebben
geleid.
In een groeiend aantal
halfkoloniale landen is sprake van een proces van gedeeltelijke
industrialisatie. Daardoor is het relatieve gewicht van hun
proletariaat in de actieve bevolking nu al groter dan het geval
was in Rusland in 1917 of in China in 1949. Door zijn eigen
strijdervaring zal dit proletariaat zich snel een niveau van
bewustzijn en van zelforganisatie eigen maken dat vanaf het
begin van een revolutionaire crisis het instellen van organen
van een sowjetsoort op de agenda zal zetten (zoals het voorbeeld
van Chili al heeft laten zien). Daarom, en omdat het net zo goed
geldt voor de politieke revolutie in de verbureaucratiseerde
arbeidersstaten, is het programma van de Vierde Internationale
voor democratie in arbeidersraden als grondslag van de
proletarische macht in grote lijnen en een algemeen programma
voor de wereldrevolutie. Dit programma stemt overeen met het
wezen van de sociale aard van de arbeidersklasse zelf, met haar
historische belangen, haar manier van denken en van massaal in
actie komen. Het gaat niet om een “luxe”, die aan de
arbeiders van de “rijkste landen” is voorbehouden. Ook al
zal er bij de concrete toepassing in landen waar het gewicht van
de arbeidersklasse uitzonderlijk laag is sprake kunnen zijn van
bepaalde beperkingen.
Op dezelfde manier is het
noodzakelijk een duidelijk begripsmatig en theoretisch
onderscheid te maken tussen de instellingen van de burgerlijke
parlementaire democratie (die in de imperialistische landen
alleen maar bloeien dankzij de superuitbuiting van honderden
miljoenen boeren en arbeiders in de koloniale, half-koloniale en
afhankelijke landen en de gewelddadige onderdrukking van hun
meest elementaire democratische rechten) en de instellingen van
de proletarische democratie, met inbegrip van hun allereerste
kiemen binnen de burgerlijke maatschappij, die het resultaat
zijn van eeuwenlange strijd, offers en successen in de
zelforganisatie en van de verovering van verschillende niveaus
van klassenbewustzijn door het proletariaat zelf. De eerste
soort is door de geschiedenis veroordeeld en zal verdwijnen. De
laatste soort zal zich uitbreiden en groeien als nooit tevoren
in de loop van de socialistische wereldrevolutie en tijdens heel
de periode van de opbouw van de socialistische wereld.
Het is duidelijk dat een gezond
functioneren van socialistische democratie een algemeen gelden
veronderstelt van een minimaal cultureel niveau en minimale
industrialisatie van de maatschappij. De maatschappelijke
omstandigheden waarbij het grootste deel van de bevolking
analfabeet is kunnen een bureaucratische ontaarding van de
machtsvormen alleen maar vergemakkelijken. Dat verklaart de
nadruk die Lenin in zijn laatste geschriften legt op het
verhogen van het culturele niveau van de massa’s. De
alfabetiseringscampagnes in Cuba en Nicaragua kunnen in dit
verband als voorbeeld gelden.
Bovendien kan de dictatuur van
het proletariaat in achtergestelde landen in een eerste fase
tijdelijk afwijken van een evenredige vertegenwoordiging van
verschillende delen van de bevolking. Zij zou openlijk kunnen
kiezen voor een oververtegenwoordiging van de arbeidersklasse in
het bijzonder in verhouding met de boeren, zoals de
sowjet-grondwet van 1918 deed.
8.
Waarom is dit program van socialistische democratie tot nu toe
niet op grote schaal verwezenlijkt?
De definitie van onze
opvattingen over de dictatuur van het proletariaat is niet
“normatief”. Zij is wezenlijk programmatisch. Daarom is zij,
net als alle programmatische standpunten van het marxisme,
slechts de bewuste uitdrukking van een objectieve historische
tendens, van de instinctieve drang van het proletariaat onder
omstandigheden van revolutionaire crisis. Vanaf de Commune van
Parijs tot aan de revolutionaire uitbarstingen van de laatste
jaren, tijdens de ervaringen van de Russische en Finse
revoluties van 1905, van de Russische revolutie in 1917, van de
Duitse en Oostenrijkse revolutie van 1918-1919, van de Hongaarse
revolutie van 1919, van de Italiaanse revolutionaire crisis van
1919-1920, van de Spaanse revolutie van 1936, van de Chinese
revolutie in 1925-1927, van talrijke algemene stakingen in
ontel-bare landen in praktisch alle werelddelen, met inbegrip
van talrijke koloniale en halfkoloniale landen, iedere keer weer
heeft de geschiedenis het bevestigd. In al deze gevallen hebben
de arbeiders daadwerkelijk uiting gegeven aan hun drang naar een
veralgemeende zelforganisatie, naar het opzetten van
arbeidersraden of soortgelijke organen. Deze historische tendens
is door Marx, Lenin, Trotsky en Rosa Luxemburg duidelijk
begrepen en programmatisch tot uitdrukking gebracht. Wij zijn er
sterk van overtuigd, dat deze tendens in de huidige en
toekomstige revoluties alleen maar nog sterker tot opbloei zal
komen dan zij gedurende de revoluties in het verleden al heeft
gedaan.
Hiertegen wordt vaak de
tegenwerping gemaakt dat alle zegevierende socialistische
revoluties tot nu toe geleid hebben tot politieke systemen waar
de macht door minderheden wordt uitgeoefend, door een enkele
partij of zelfs het leidende apparaat van die partij. En niet
door de werkende massa’s zelf. Wij verwerpen iedere opvatting,
die zegt dat het achterblijven van een stevige en duurzame
vestiging van de macht van arbeidersraden (die ook gedurende
verscheidene jaren in Sowjet Rusland heeft bestaan, in weerwil
van latere historische vervalsingen zowel door de burgerij als
door de bureaucratie) op de een of andere manier te wijten zou
zijn aan een aangeboren onbekwaamheid van het proletariaat om
als klasse de politieke en (of) economische macht uit te
oefenen, aan haar eigen zwakheid of aan een noodlottige neiging
tot het overdragen van de uitoefening van de macht aan een
bevoordeelde minderheid. Het minste wat men kan zeggen, is dat
een dergelijke conclusie historische gezien voorbarig is —
zoals het voorbarig geweest zou zijn om uit de eerste
burgerlijke revoluties de conclusie te trekken dat de burgerij
vanwege haar aard niet in staat was om door middel van algemeen
kiesrecht te regeren.
Integendeel, de belangrijkste
reden dat de macht van de arbeidersraden tot nu toe de
uitzondering en niet de regel is geweest in de bestaande
arbeidersstaten, moet worden gezocht in het zeer beperkte
gewicht dat het proletariaat bij de vestiging van deze staten
heeft gehad — zoals de zwakte en de nog duidelijker
verzwakking van het proletariaat in Sowjet Rusland tussen 1917
en 1923.
De wisselwerking tussen een
groot aantal historische factoren (de achterlijkheid van
Rusland, de eerste nederlagen van de internationale revolutie,
het isolement van de Russische revolutie dat daaruit voortkwam,
het verwerven van de absolute macht door de Sowjet-bureaucratie,
haar over-name van de Communistische Internationale, de
opeenstapeling van de gevolgen van nederlagen die voor een groot
deel aan deze overname te wijten waren, de afwezigheid van een
alternatieve revolutionaire leiding voor het internationale
proletariaat, het feit dat de traditionele apparaten in staat
waren de nieuwe opgang aan het einde van de Tweede Wereldoorlog
in te perken en te kanaliseren, het feit dat vanaf die tijd de
opgang van de wereldrevolutie gedurende twee decennia
voornamelijk plaatsvond in de koloniale en halfkoloniale landen,
dat zij vooral de vorm aannam van een langdurige guerrilla
oorlog op het platteland onder door de stalinistische ideologie
beïnvloede leidingen) deze hele aaneenschakeling leidde tot een
periode waarin nieuwe arbeidersstaten verschenen waarin het
proletariaat vanaf hun ontstaan uiterst zwak vertegenwoordigd
was, en waar geen sprake was van de voor het proletariaat
kenmerkende strijd- en organisatievormen.
En extra objectieve hinderpalen
op weg naar de socialistische democratie worden bovendien
geplaatst door het geringe gewicht van de arbeidersklasse in
maatschappijen zoals die van China en Vietnam, en door de
bijzondere aard van de problemen waarmee de dictatuur van het
proletariaat werd geconfronteerd: een begin van
industrialisatie, een begin van groei van de
arbeidsproductiviteit in de agrarische sector, een nog grotere
armoede en achtergesteldheid dan in Rusland.
Als gevolg van de wisselwerking
tussen al deze factoren nam de dictatuur van het proletariaat in
deze landen vanaf haar geboorte een bureaucratische vorm aan. De
arbeidersklasse heeft er nooit direct de macht uitgeoefend.
Maar in de huidige periode is
het gewicht van het proletariaat in het werkelijke proces van de
wereldrevolutie veel groter geworden dan het in de periode
1945-1968 was. Dat gebeurde na een kwalitatieve versterking van
het proletariaat in een reeks van arbeidersstaten en half-geïndustrialiseerde,
afhankelijke kapitalistische landen, na de nieuwe opgang van
revolutionaire strijd door mei 1968 in Frankrijk en de Portugese
revolutie van 1974-1976, de opgang van de politieke revolutie in
de bureaucratische arbeidersstaten (Tsjecho-Slowakije, Polen).
Bewijs van dat grotere gewicht zijn het weer voorkomen van
algemene stakingen, massaopstanden in de steden en organen van
zelforganisatie in de belangrijkste revolutionaire explosies van
de laatste jaren, niet alleen in Chili en Portugal, maar ook in
Iran en in Nicaragua. Tegelijkertijd hebben delen van het
wereldproletariaat, na een periode waarin het bewustzijn
onvermijdelijk achterblijft bij de werkelijkheid, nu de ware
aard van het stalinisme ingezien (wat niet het geval was in 1936
of in 1945); zij verzetten zich nu sterk tegen “modellen”
van de “dictatuur van het proletariaat” die lijken op dat
van de USSR. Dat is niet alleen het geval in bepaalde
imperialistische landen, maar ook in Oost Europa, in China, in
Brazilië, enz.
Ons programma van de dictatuur
van het proletariaat die uitgaat van de democratie van de
arbeidersraden geeft geen “abstracte normen” of utopische
illusies, maar verwoordt een werkelijke historische tendens, die
na een onderdrukking als gevolg van twintig jaar nederlagen van
de wereldrevolutie nu meer en meer wordt bevestigd.
Tenslotte kunnen we instemmen
met het argument, dat de macht van de arbeidersraden op de een
of andere manier “onpraktisch” zou zijn, zolang het
imperialisme nog bestaat; dat wil zeggen, zolang de problemen
van de zelfverdediging van de zegevierende proletarische
revolutie en haar internationale uitbreiding de centrale
problemen blijven van de dictatuur van het proletariaat. We zijn
er daarentegen van overtuigd, dat de democratie van de
arbeidersraden een versterking betekent van het vermogen tot
zelfverdediging van de arbeidersstaat, dat het zijn
aantrekkingskracht op de arbeiders van de kapitalistische landen
verhoogt, en daarmee de strijd tegen het imperialisme en voor de
internationale uitbreiding van de revolutie versterkt.
9.
In antwoord op dogma’s van stalinistische oorsprong.
De ideologie van de
bureaucraten die de macht hebben is altijd pragmatisch geweest
en zij zal dat blijven. Maar aan die ideologie ligt een aantal
ligt een aantal theorieën en dogma’s ten grondslag die een
innerlijke samenhang bezitten en die tegengesteld zijn aan de
revolutionair-marxistische theorie. Deze ideologie van de
bureaucratie — met als centrale idee de heerschappij van de éne
partij die uit naam van de arbeidersklasse handelt, — kan als
volgt worden samengevat, ook al wordt zij niet altijd
uitdrukkelijk zo onder woorden gebracht:
a) De leidende partij (of ook:
haar “leidende kern”: het “leninstische centrale comité”)
bezit een monopolie op een politiek bewustzijn van het hoogste
niveau en zelfs een monopolie op wetenschappelijke kennis op het
terrein van de sociale wetenschappen. Zij beschikt daarom over
een gegarandeerde onfeilbaarheid. (“de partij heeft altijd
gelijk”).
b) De arbeidersklasse, en zeker
de werkende massa’s in hun geheel, zijn politiek tezeer
achtergebleven, tezeer onder de invloed van de burgerlijke en
kleinburgerlijke ideologie, tezeer genegen om onmiddellijke
materiële belangen te stellen boven hun eigenlijke historische
belangen. Daarom kan men, vanuit het oogpunt van “de belangen
van het socialisme”, niet toestaan dat de staatsmacht direct
wordt uitgeoefend door democratisch verkozen arbeidersraden. Het
installeren van een waarachtige proletarische democratie zou het
risico met zich meebrengen van een toenemend aantal schadelijke
en zelfs “objectief contra-revolutionaire” beslissingen, die
de weg zouden openen naar een herstel van het kapitalisme of in
het beste geval het proces van de opbouw van het socialisme
zouden verzwakken en vertragen.
c) Om die reden kan de
dictatuur van het proletariaat alleen worden uitgeoefend door de
“leidende partij van het proletariaat”, of beter nog, de
dictatuur van het proletariaat is de dictatuur van de partij,
ofwel als vertegenwoordiger van een in wezen passieve
arbeidersklasse, ofwel actief steunend op de “klassenstrijd
van de massa’s”, die evenwel niet in staat of waardig worden
geacht om rechtstreeks zelf de staatsmacht uit te oefenen met
behulp van geïnstitutionaliseerde machtsorganen.
d) Omdat deze partij, en deze
partij alleen, de belangen van de arbeidersklasse
vertegenwoordigt, welke belangen voor alle situaties en ten
aanzien van alle problemen als gelijkwaardig worden beschouwd,
moet de “leidende partij” zelf monolithisch zijn. Iedere
neiging tot oppositie is noodzakelijkerwijs, op de een of andere
manier, de weerspiegeling van een vijandige klassendruk of van
vijandige klassenbelangen. (De strijd tussen “twee lijnen”
is altijd een “strijd tussen het proletariaat en de burgerij
binnen de partij”, zo luidt de conclusie van de maoïsten). De
monolithische controle van de ene partij over alle sferen van
het maatschappelijke leven is het logische gevolg van deze
opvatting. De partij moet alle delen van de “burger
maatschappij” rechtstreeks controleren.
e) Een andere vooronderstelling
waar deze opvatting vanuit gaat is dat het idee dat gedurende de
opbouw van het socialisme de klassenstrijd steeds heviger wordt.
(Op zichzelf leidt deze voor-onderstelling niet noodzakelijk tot
dezelfde conclusies, als ze niet wordt gecombineerd met de
voorafgaande). Men leidt hieruit af dat het gevaar voor herstel
van het kapitalisme kan toenemen, zelfs lang na de afschaffing
van het privé-eigendom van de productiemiddelen; en dat dit los
staat van het bereikte niveau van ontwikkeling van de
productiekrachten. De dreiging van het herstel van het
kapitalisme wordt voorgesteld als een automatisch resultaat van
de overwinning van de burgerlijke ideologie op dit of dat
sociaal, politiek, cultureel of zelfs wetenschappelijk gebied.
Gezien de uitzonderlijke kracht die men aan de burgerlijke ideeën
toekent is de logische uitkomst van de redenering het
onderdrukken van de mensen die als de dragers van deze ideeën
worden gezien.
Al deze uitgangpunten en
vooronderstellingen zijn vanuit een algemeen marxistisch
gezichtspunt niet wetenschappelijk. In het licht van de
werkelijke historische ervaring van de klassenstrijd tijdens en
na de omverwerping van de kapitalistische macht in de USSR en in
de andere landen zijn zij niet te verdedigen. Keer op keer zijn
ze schadelijk gebleken voor de verdediging van de
klassenbelangen van het proletariaat en hinderpalen voor een
effectieve strijd tegen de overblijfselen van de burgerij en de
burgerlijke ideologie.
Deze dogma’s zijn in de tijd
van Stalin door vrijwel alle communistische partijen
geaccepteerd. Ze bezitten onbetwistbaar een innerlijke
samenhang, die de materiële belangen weerspiegelt van de
bureaucratie als sociale laag en haar dictatoriale macht
verdedigt. Later zijn ze nooit door enige communistische partij
uitdrukkelijk in hun geheel bekritiseerd of verworpen. Deze
opvattingen blijven, op zijn minst gedeeltelijk, voortleven in
de ideologie van talrijke leiders en kaders van de
communistische en sociaal-democratische partijen, dus in de
bureaucratieën van de arbeidersbeweging. Regelmatig worden zij
gebruikt als recht-vaardiging van verschillende vormen van
beperking van de democratische rechten van de werkende
massa’s.
Er moet op gewezen worden dat
ook niet door het stalinisme geïnspireerde organisaties
soortgelijke opvattingen hebben ter rechtvaardiging van de op
zijn minst gedeeltelijk gelijksoortige praktijken binnen hun
rijen. Dat maakt het des te noodzakelijker om te benadrukken dat
dit lijnrecht staat tegenover de lessen van Lenin en Trotsky, om
nog te zwijgen van Marx en Engels en van onze historische
beweging. Een duidelijke en samenhangende weerlegging van deze
opvattingen en de daardoor geïnspireerde praktijken is dus
onontbeerlijk voor de verdediging van ons programma van
socialistische democratie.
Allereerst: het idee van een
homogene, gelijkdenkende arbeiders-klasse, die uitsluitend door
één enkele partij wordt vertegenwoordigd, is in tegenspraak
met alle historische ervaringen en met ieder marxistisch
onderzoek naar de concrete groei en ontwikkeling van het
hedendaagse proletariaat, zowel onder het kapitalisme als na
haar omverwerping. Men kan hoogstens de stelling verdedigen, dat
alleen de revolutionaire partij, op programmatisch vlak, de
vertegenwoordiger is van de historische belangen van het
proletariaat op lange termijn, van haar onmiddellijke, algemene
klassenbelangen, tegenover sectorale, bijzondere, nationale,
regionale, locale, met bijzondere bekwaamheden of voordelen
overeenkomende belangen. Maar zelfs in dat geval moet een
dialectisch-materialistische benadering hier, tegenover een
mechanisch-idealistische, onmiddellijk aan toevoegen dat alleen
voorzover deze partij werkelijk de politieke leiding van de
meer-derheid van de arbeiders wint, men kan spreken van een in
de praktijk bereikt werkelijk en niet denkbeeldig samenvallen
van de onmiddellijke en lange-termijn belangen, van sectorale en
klassenbelangen, met een sterk vermin-derde kans op fouten bij
de interpretatie van deze belangen. En dat sluit nog helemaal
niet uit dat deze partij zich bij bepaalde problemen kan
vergissen.
In werkelijkheid bestaan er
verschillende objectief bepaalde niveau’s binnen de
arbeidersklasse en de ontwikkeling van haar bewustzijn. En
evenzo bestaat er op zijn minst een spanning tussen de strijd
voor de onmiddellijke belangen en die voor historische doelen
van de arbeidersbeweging (bij voor-beeld de tegenstelling tussen
de onmiddellijke consumptie en lange termijn investeringen in
een arbeidersstaat). Deze tegenstellingen vinden hun wortels in
de erfenis van de ongelijkmatige ontwikkeling van de burgerlijke
maat-schappij. Zij vormen juist de belangrijkste theoretische
rechtvaardiging voor de noodzaak van een revolutionaire
voorhoedepartij, tegenover het idee van een eenvoudige
“iedereen omvattende“ vereniging van alle arbeiders in een
enkele organisatie. Maar dat betekent ook dat men niet kan
ontkennen dat er verschillende partijen kunnen ontstaan en zijn
ontstaan binnen de arbeiders-klasse, die verschillende lijnen
hebben en verschillende benaderingen van de klassenstrijd tussen
kapitaal en arbeid en van de verhouding tussen onmiddellijke
eisen en uiteindelijke doelen. Zulke partijen zijn waarachtige
vertegenwoordigers van delen van de arbeidersklasse (ook al gaat
het om pure deel belangen, bevoorrechte sectoren of ideologische
druk van andere klassen).
Net zo min is uitgesloten dat
in een enkel land verscheidene revolutionaire partijen ontstaan.
Als ze hun verschillen niet in een fusie kunnen overbruggen vóór
de revolutie, dan zullen die partijen op de een of andere manier
een min of meer hecht front moeten vormen. Zo’n front kan dan
proberen om gezamenlijk de politieke actie te bepalen.
Op de tweede plaats heeft een
revolutionaire partij die intern democratisch functioneert een
enorm voordeel als het gaat om een goede analyse van
sociaal-economische en politieke ontwikkelingen en het
formuleren van juiste tactische en strategische antwoorden
daarop. Zij kan zich immers baseren op het wetenschappelijk
socialisme, het marxisme, dat alle historische ervaringen van de
klassenstrijd in hun totaliteit samenvat en veralgemeent. Deze
programmatische uitgangspunten voor haar actuele politieke werk
maken haar veel minder vatbaar dan andere tendensen in de
arbeidersbeweging of welke ongeorganiseerde delen van de
arbeidersklasse dan ook, voor het trekken van verkeerde
conclusies of het maken van voorbarige veralgemeningen. Ook komt
ze zo minder snel tot eenzijdige en impressionistische reacties
op onvoorziene ontwikkelingen, tot het toegeven aan ideologische
en politieke druk van vreemde klassen of tot beginselloze
politieke compromissen.
Er bestaan echter geen partijen
die geen fouten maken. Er bestaan geen onfeilbare
partijleidingen, partijleiders, meerderheden van partijen, geen
onfeilbare “leninistische centrale comité’s”. Het
marxistische programma is nooit definitief af. Geen enkele
nieuwe situatie kan grondig worden onderzocht door alleen te
verwijzen naar historische voorbeelden. De maatschappelijke
werkelijkheid is voortdurend in beweging. In tijden van
historische veranderingen vinden regelmatig nieuwe en
onvoorziene ontwikkelingen plaats. De opkomst van het
imperialisme na de dood van Engels was niet door Marx en Engels
onderzocht. Het uitblijven van de proletarische revolutie in de
ontwikkelde imperialistische landen hadden de Russische
bolsjewiki niet voorzien. Met de bureaucratische ontaarding van
de eerste arbeidersstaat had Lenin geen rekening gehouden in
zijn theorie van de dictatuur van het proletariaat. Het ontstaan
na de Tweede Wereldoorlog van vele arbeidersstaten — ook al
waren die vanaf het begin bureaucratisch vervormd — als gevolg
van door niet-revolutionair-marxistische leidingen geleide
revolutionaire strijd van de massa’s (Joegoslavië, China,
Vietnam) was door Trotsky niet voorzien. In de werken van de
klassieken of in het bestaande programma staan geen kant en
klare antwoorden voor nieuwe verschijnselen.
Bovendien zullen bij de opbouw
van het socialisme nieuwe programma’s ontstaan. Voor die
problemen biedt het revolutionair-marxistische program slechts
een algemeen kader en geen automatische bron van juiste
oplossingen. Het zoeken van juiste antwoorden op zulke problemen
veronderstelt een voortdurende wisselwerking van
theoretisch-politiek onderzoek en discussies met een
revolutionaire klassenpraktijk, waarbij de praktische ervaring
de doorslag geeft. In die omstandigheden zal iedere beperking
van een vrije politieke en theoretische discussie die uitloopt
op een beperking van de vrije politieke massa-activiteit van het
proletariaat, d.w.z. een beperking van de socialistische
democratie, de revolutionaire partij zelf belemmeren in het
vinden van een juiste politiek. Zo’n beperking is dus niet
alleen theoretisch fout, maar ook praktisch gezien nutteloos en
schadelijk voor het boeken van vooruitgang bij de opbouw van het
socialisme.
Een van de ernstigste gevolgen
van een monolithisch één-partijstelsel, van de afwezigheid van
meerdere politieke groeperingen, tendensen en partijen en van
het instellen van administratieve beperkingen op een vrije
politieke en ideologische discussie vormen de beletsels die
zo’n systeem oproept voor het corrigeren van de fouten, die
door de regering van een arbeidersstaat kunnen worden begaan.
Zulke fouten van regeringswege zijn, net als fouten van de
meerderheid van de arbeidersklasse, van haar verschillende lagen
en van verschillende politieke groeperingen, nu eenmaal
onvermijdelijk in het proces van de opbouw van een klassenloze,
socialistische maatschappij. Snel herstel van zulke fouten is
mogelijk. Maar alleen in een klimaat van vrije politieke
discussie, vrije toegang van oppositionele groepen tot de
massamedia, een breed politiek bewustzijn en ruime deelname van
de massa’s aan het politieke leven en controle van de
massa’s over de regering en het handelen van de staat op alle
niveaus.
Dat al deze corrigerende
middelen ontbreken in een monolithische één-partijstaat maakt
het herstellen van grove fouten des te moeilijker. Juist het
dogma van de onfeilbaarheid van de partij waar het
stalinistische systeem op rust, leidt tot het ontkennen van
fouten in de partijpolitiek (het zoeken naar zelfrechtvaardiging
en naar zondebokken). Het leidt zelfs tot het zo lang mogelijk
uitstellen van stilzwijgende verbeteringen. De objectieve kosten
van zo’n systeem in termen van economische verliezen, van
onnodige, objectief te vermijden opofferingen die de werkende
massa’s worden opgelegd, van politieke nederlagen tegenover
klassenvijanden en van politieke ontreddering en demoralisatie
van het proletariaat, zijn inderdaad ontzaglijk zoals de
geschiedenis van de Sowjet Unie sedert 1928 laat zien. Om maar
een voorbeeld te geven. Na de ramp veroorzaakt door de gedwongen
collectivisatie van de landbouw hielden Stalin en zijn trawanten
hardnekkig vast aan een verkeerde agrarische politiek tot in de
kleinste details zoals het vaststellen van de aankoopprijs voor
bepaalde agrarische producten. Dat is natuurlijk te verklaren
vanuit de bijzondere maatschappelijke belangen van de
Sowjet-bureaucratie. Maar gedurende meer dan een generatie
betekende dat een rampspoed voor de voedselvoorziening van de
bevolking van de Sowjet Unie. De negatieve gevolgen zijn tot op
de dag van vandaag, bijna vijftig jaar later, nog voelbaar.
Zo’n catastrofe was onmogelijk geweest als in de USSR een vrij
politiek debat had kunnen plaatsvinden over verschillende
voorstellen voor de economische en landbouwpolitiek.
Ten derde: het idee dat een
beperking van de democratische rechten van het proletariaat op
een of andere manier bij kan dragen aan een geleidelijke
“opvoeding” van een zogenaamde “onderontwikkelde” massa
van werkende mensen is gewoonweg bespottelijk. Je kunt niet
leren zwemmen zonder het water in te gaan. De massa’s kunnen
alleen maar leren het niveau van hun politiek bewustzijn te
verhogen, als ze werkelijk politiek actief zijn en uit die
ervaringen lessen kunnen trekken. Ze kunnen alleen maar van hun
fouten leren als ze het recht hebben ze te begaan.
Paternalistische vooroordelen over de zogenaamde
“achterlijkheid” van de massa’s verbergen meestal een
conservatieve kleinburgerlijke angst voor de activiteit van de
massa, die niets van doen heeft met revolutionair-marxisme. De
bureaucratie is doodsbenauwd voor socialistische democratie.
Niet om “programmatische” redenen, maar omdat zo’n regiem
onverenigbaar is met haar materiële voordelen, om van haar
macht maar te zwijgen. Marxisten zijn voor de grootst mogelijke
opbloei van socialistische democratie, omdat zij ervan overtuigd
zijn dat iedere beperking van de massale politieke activiteit,
onder het voorwendsel dat de massa’s te veel fouten zouden
maken, alleen maar kan leiden tot een toename van de politieke
apathie van de werkende mensen, dus tot een ogenschijnlijk
tegenstrijdige versterking van de toestand die nu juist het
probleem zou vormen.
Ten vierde: in het geval van
een volledige socialisatie van de productiemiddelen en van het
maatschappelijk meerproduct brengt ieder langdurig monopolie op
de uitoefening van de politieke macht in handen van een
minderheid — ook al betreft het een revolutionaire partij die
begint met de meest zuivere revolutionaire bedoelingen — het
grote risico met zich mee, dat objectieve tendensen tot
bureaucratisering worden bevorderd. Wie onder zulke
sociaal-economische omstandigheden het staatsapparaat beheerst,
die beheerst daarmee het maatschappelijk meerproduct en de
verdeling ervan. Gegeven het feit, dat in het begin economische
ongelijkheden nog zullen bestaan, met name (maar niet alleen) in
de economisch achtergestelde arbeidersstaten, kan dit een bron
worden van corruptie en van de groei van materiële voordelen en
maatschappelijke verschillen. ”Het veroveren van de macht
verandert niet alleen de betrekkingen tussen het proletariaat en
andere klassen, maar ook haar eigen innerlijke structuur. Het
uitoefenen van macht wordt de specialiteit van een bepaalde
maatschappelijke groep, die des te ongeduldiger is om haar eigen
“maatschappelijke probleem” op te lossen naarmate ze haar
eigen missie hoger aanslaat.”(Leon Trotsky, The Revolution
Betrayed, p. 102).
Daarom bestaat er een
objectieve noodzaak voor dat het proletariaat als klasse
werkelijke controle op de besluitvorming uitoefent met
onbeperkte mogelijkheden voor het aan de kaak stellen van
diefstal, verspilling en illegale toe-eigening en misbruik van
hulpbronnen op alle niveaus, inclusief de allerhoogste. Zo’n
democratische massacontrole is onmogelijk zonder
oppositietendensen, groepen en partijen, die volledige vrijheid
van actie, propaganda en agitatie hebben en een volledige
toegang tot de massamedia, zolang ze zich niet inlaten met
gewapende strijd om de arbeidersmacht omver te werpen.
Gedurende de overgangsperiode
van kapitalisme naar socialisme en zelfs tijdens de eerste fase
van het communisme, is het tevens onvermijdelijk dat vormen van
maatschappelijke arbeidsdeling blijven bestaan, evenals vormen
van arbeidsorganisatie en soorten werk die geheel of
gedeeltelijk uit het kapitalisme komen en de volledige
ontwikkeling van alle creatieve talenten van de producenten in
de weg staan. Dit kan niet worden verholpen met indoctrinatie,
morele aansporingen of periodieke “massale kritiek
campagnes“ zoals de maoïsten beweren, en nog minder met
misleidende kunstgrepen als het een paar dagen per week of per
maand laten werken van kaders en leiders als handarbeiders. Deze
objectieve hinderpalen op de weg naar de geleidelijke opkomst
van waarachtig socialistische productie-verhoudingen zullen
alleen dan geen krachtige bronnen voor materiële voordelen
worden, als de massa van de producenten (in de eerste plaats
diegenen die waarschijnlijk het meest worden uitgebuit, de
handarbeiders) in zulke omstandigheden worden geplaatst, dat zij
werkelijk politieke en sociale macht kan uitoefenen over iedere
“functioneel” bevoordeelde laag. De radicale verkorting van
de arbeidsdag, de meest volledige radendemocratie en uitgebreide
onderwijsmogelijkheden om snel het culturele niveau van alle
arbeiders te verhogen zijn de belangrijkste voorwaarden om dit
doel te bereiken.
Om zichzelf tegen de
professionele risico’s van de macht te bescher-men moet de
revolutionaire partij het haar leden niet toestaan dat zij
posities in het staatsapparaat en posities in de leiding van de
partij opeenhopen.
De huidige omstandigheden in de
verbureaucratiseerde arbeiders-staten bemoeilijken ernstig het
bevorderen van de proletarische democratie. Ze zouden natuurlijk
kwalitatief veranderen wanneer een van de volgende
ontwikkelingen plaatsvindt, en nog meer indien zij tezamen
plaatsvonden: (1) Een socialistische revolutie in een of meer
van de industrieel hoog-ontwikkelde kapitalistische landen.
Zo’n revolutie zou een enorme impuls geven aan de strijd voor
democratische rechten in de hele wereld. Zij zou onmiddellijk de
mogelijkheid openen tot een verhoging van de productiviteit op
zeer grote schaal waardoor de schaarste verdwijnt die zoals we
gezien hebben aan de wortel ligt van de vestiging van een
parasitaire bureaucratie. (2) Een politieke revolutie in de
bureaucratisch vervormde of ontaarde arbeidersstaten, met name
in de Sowjet Unie of in de Volksrepubliek China. Ook die zou een
opleving van de proletarische democratie met zich meebrengen met
een reusachtige internationale weerklank. Daarnaast zou ze een
einde maken aan de bureaucratische kaste en haar opvatting over
de opbouw van het “socialisme in één land”.
Na een politieke revolutie zou
één gezamenlijke economische planning van alle arbeidersstaten
samen mogelijk worden. De daarop volgende snelle groei van de
productiviteit zou de economische basis van parasitair
bureaucratisme helpen verwijderen.
Tenslotte geldt dat er geen
automatisch verband of gelijktijdigheid bestaat tussen de
vernietiging van kapitalistische staatsmacht en privé-eigendom
van de productiemiddelen en het verdwijnen van voordelen als
persoonlijke rijkdom, culturele erfenis, en ideologische
invloed, om maar te zwijgen van het verdwijnen van alle
elementen van de warenproductie. Lang nadat de burgerlijke
staatsmacht omver geworpen en het kapitalistische eigendom
afgeschaft zijn, zal er nog sprake zijn van restanten van
eenvoudige warenproductie en van het overleven van elementen van
een geldeconomie. Binnen zo’n kader kan een oorspronkelijke
accumulatie van kapitaal steeds opnieuw plaatsvinden. Dat geldt
met name als het niveau van de ontwikkeling van de
productiekrachten nog onvoldoende is om het vanzelf naar voren
komen en consolideren van werkelijk socialistische
productieverhoudingen te garanderen. Ook blijven onder zulke
omstandigheden elementen van maatschappelijke en economische
ongelijkheid bestaan zelfs lang nadat de burgerij haar positie
als heersende klasse politiek en economisch heeft verloren: de
invloed van burgerlijke en kleinburgerlijke ideologieën,
gewoontes, gebruiken, culturele waarden, blijven hangen in grote
delen van het sociale leven en onder brede lagen van de
maatschappij.
Dit is een onweerlegbaar feit
(dat, tussen haakjes, een van de voornaamste redenen is, waarom
de staatsmacht van de arbeidersklasse onmisbaar is om te
voorkomen dat deze “eilanden van burgerlijke invloed” de
basis worden voor het herstel van het kapitalisme). Maar het is
helemaal verkeerd om hieruit de conclusie te trekken dat een
bestuurlijke onder-drukking van de burgerlijke ideologie een
noodzakelijke voorwaarde is voor de opbouw van een
socialistische maatschappij. Integendeel, de historische
ervaring maakt duidelijk dat administratieve maatregelen
volkomen nutteloos zijn in de strijd tegen reactionaire en
kleinburgerlijke ideologieën. In feite versterken zulke
methodes de greep van deze ideologieën; zij ontwapenen de grote
massa van het proletariaat ideologisch tegenover deze zelfde
ideologieën, door het gebrek aan ervaring met werkelijke
politieke strijd en ideologische discussies en door de
ongeloofwaardigheid van officiële “staatsdogma’s”.
De enige doeltreffende manier
om de invloed van deze ideologieën op de massa van de werkende
mensen uit te bannen bestaat uit:
a) de onteigening, tezamen met
alle belangrijke productiemiddelen, van alle drukkerijen, radio-
en televisiestations, d.w.z. de bevrijding van de media waarmee
ideeën op grote schaal kunnen worden verspreid uit de materiële
greep van de grote kapitaalgroepen;
b) het verwezenlijken van de
objectieve voorwaarden waaronder deze ideologieën de materiële
wortels voor hun steeds opnieuw ontstaan verliezen;
c) het voeren van een
meedogenloze strijd tegen deze ideologieën op het niveau van de
ideologie en de politiek zelf. Dat kan echter alleen volledig
succesvol zijn als er sprake is van een openlijke discussie en
een openbare confrontatie. Dat wil zeggen dat de aanhangers van
reactionaire ideologieën de vrijheid moeten hebben die te
verdedigen, vrijheid van ideologisch en cultureel pluralisme,
zolang zij niet overgaan tot het gebruik van geweld tegen de
arbeidersmacht.
Alleen mensen, die geen
vertrouwen hebben in de superioriteit van marxistische en
materialistische ideeën, geen vertrouwen in het proletariaat en
de werkende massa’s, kunnen terugschrikken voor een openlijke
ideologische confrontatie met burgerlijke en kleinburgerlijke
ideologieën onder de dictatuur van het proletariaat. Als de
kapitalistische klasse eenmaal ontwapend en onteigend is, als
haar leden slechts toegang hebben tot de massamedia naar de
grote van hun aantal, dan is er geen reden om bang te zijn voor
een voortdurende, frank en vrije uitwisseling van ideeën. Deze
confrontatie is het enige middel waarmee de arbeidersklasse
zichzelf ideologisch kan opvoeden, en zich met succes kan
bevrijden van de invloed van burgerlijke en kleinburgerlijke
ideeën. De waarde van het marxisme zal dan ten volle blijken.
Iedere monopoliepositie die het
marxisme (of zelfs een bepaalde interpretatie van het marxisme)
op ideologisch-cultureel vlak door bestuurlijke en
onderdrukkende maatregelen van de staat wordt toegekend kan er
alleen maar toe leiden dat het marxisme zelf wordt vervalst. Van
een kritische en revolutionaire wetenschap, een wapen voor de
emancipatie van het proletariaat en de opbouw van een
klassenloze maatschappij, wordt het dan tot een steriele en
afstotende staatsdoctrine of staatsreligie, waarvan de
aantrekkingskracht op de werkende massa’s en in het bijzonder
op de jeugd steeds kleiner wordt. Dit is tegenwoordig zeer
duidelijk in de USSR, waar de monopoliepositie die het “officiële
marxisme” is toegekend een waarachtige armoede verbergt van
creatief denken op alle gebied. Het marxisme, wat bij uitstek
kritisch denken is, kan alleen bloeien in een atmosfeer van
volledige vrijheid van discussie en in een voortdurende
confrontatie met andere denkrichtingen, d.w.z. in een atmosfeer
van volledig ideologisch en cultureel pluralisme.
10.
De zelfverdediging van de arbeidersstaat.
Het ligt voor de hand dat
iedere arbeidersstaat zichzelf moet verdedigen, tegen pogingen
hem omver te werpen en tegen openlijke schendingen van zijn
fundamentele wetten. In een arbeidersdemocratie zoals die na de
ontwapening van de burgerij en na afloop van de burgeroorlog
ontstaat, zullen de grondwet en het strafrecht de private
toe-eigening van de productiemiddelen of het privé in dienst
nemen van arbeidskrachten verbieden, net zo als de verschillende
grondwetten en soorten strafrecht onder de burgerlijke
heerschappij individuele inbreuken op het recht op privé-eigendom
verbieden. Zolang we nog niet in een klassenloze maatschappij
leven, zolang de heerschappij van het proletariaat blijft
bestaan en het herstel van het kapitalisme mogelijk blijft,
zullen de grondwet en het strafrecht van de dictatuur van het
proletariaat ook daden van gewapende opstand verbieden en
bestraffen. Hetzelfde geldt voor pogingen om de macht van de
arbeidersklasse gewelddadig omver te werpen, voor terroristische
aanslagen op individuele vertegenwoordigers van de
arbeidersmacht, voor sabotage, voor spionage in dienst van
vreemde kapitalistische staten, enzovoort. Maar alleen bewezen
daden van deze soort of actieve voorbereiding daarvan mogen
strafbaar zijn, niet algemene propaganda die expliciet of
impliciet een herstel van het kapitalisme ondersteunt. Dit
betekent dat de vrijheid van politieke organisatie moet worden
toegekend aan allen — met inbegrip van proburgerlijke
elementen — die in de praktijk de grondwet van de
arbeidersstaat respecteren en die binnen het wettelijke kader
van haar instellingen, de sowjets, werken, die met andere
woorden niet betrokken zijn bij directe actie om de
arbeidersmacht en het collectieve eigendom omver te werpen.
De arbeiders hoeven niet
doodsbang te zijn voor propaganda die hen “aanspoort” de
fabrieken en de banken terug te geven aan hun privé-eigenaars.
Er is weinig kans dat zulke propaganda een meerderheid kan
“overhalen”. De arbeidersklasse in de imperialistische
landen, in verbureaucratiseerde arbeidersstaten en in een
toenemend aantal halfkoloniale landen is sterk genoeg; zij hoeft
de begrippen “ideologische misdaad”of ”antisowjet
agitatie” niet in te voeren. Noch in haar strafrecht noch in
de dagelijkse praktijk van de arbeidersstaat.
Wel moeten we een onderscheid
maken tussen enerzijds activiteiten die ophitsen tot geweld
tegen de arbeidersmacht en anderzijds politieke activiteiten,
ideologieën, stellingnames of programmatische verklaringen die
kunnen worden gezien als een ondersteuning van een herstel van
het kapitalisme. Tegen terreur verdedigt de arbeidersstaat zich
met onderdrukking. Tegen reactionaire politiek en ideeën
verdedigt hij zich met politieke en ideologische strijd. Dat is
geen kwestie van “moraal” of “zachtheid”. Dat is in
wezen een kwestie van praktische doeltreffendheid op lange
termijn.
De ervaring met het stalinisme
is in dit opzicht rampzalig. Dat heeft systematisch gebruik
gemaakt van lasterlijke beschuldigingen van “geheime
samenzwering met het imperialisme”, “spionage voor vreemde
mogendheden”, “objectief in het voordeel van het
imperialisme handelen”, “antisowjet”, of
“antisocialistische agitatie”, “sabotage en
afleidingsmanoeuvres”. Daarmee heeft het iedere vorm van
politieke kritiek, iedere oppositie en ieder non-conformisme in
de landen onder het juk van de parasitaire bureaucratische
kasten veroordeeld en onderdrukt. Onder deze voorwendsels heeft
het op massale schaal barbaarse onderdrukking georganiseerd.
Deze ervaring heeft geleid tot een grondig (en in wezen gezond)
wantrouwen tegen misbruik van strafrecht, justitie, politie of
psychiatrische instellingen ten dienste van politieke
onderdrukking. Daarom moet benadrukt worden dat het gebruik van
onderdrukkende zelfverdediging door het proletariaat en haar
staat tegen pogingen de arbeidersmacht met geweld omver te
werpen moet worden beperkt tot bewezen daden en vergrijpen,
strikt onderscheiden van ideologische, politieke en culturele
activiteiten.
De Vierde Internationale staat
vóór de verdediging en de uitbreiding van de meest
vooruitstrevende verworvenheden van de burgerlijk-democra-tische
revoluties op het gebied van strafrecht en rechtspraak. Zij
strijdt voor het opnemen daarvan in socialistische grondwetten
en strafrecht. Het gaat hier om rechten als:
a) De noodzaak van een
geschreven wet en het vermijden van schuldigverklaring met
terugwerkende kracht. De bewijslast moet bij de aanklager liggen
en er blijft sprake van onschuld totdat de misdaad is bewezen.
b) Het volledige recht van alle
individuen om in vrijheid te kiezen hoe zij zich verdedigen;
volledige onschendbaarheid van advocaten tegen vervolging wegens
uitspraken of verdedigingstactieken die in ulke rechtszaken
worden gedaan of gebruikt.
c) Verwerping van elk begrip
van collectieve verantwoordelijkheid van maatschappelijke
groepen, families enz. voor individuele misdaden.
d) Een streng verbod op alle
vormen van marteling of dwangmatige afpersing van bekentenissen.
e) Afschaffing van de doodstraf
uitgezonderd in situaties van burgeroorlog of oorlog.
f) Uitbreiding en veralgemening
van publieke rechtszaken met een jury van gelijken.
g) Democratische verkiezing van
alle rechters en het recht van de massa van de werkende mensen
om verkozen rechters af te zetten.
De arbeidersstaat kan een
professionele rechterlijke macht langzamerhand afschaffen door
de massa’s meer en meer bij de rechterlijke functies te
betrekken, te beginnen op locaal niveau en voor minder ernstige
vergrijpen.
Het is zonneklaar dat het
laatste woord in al deze zaken bij de arbeidersraden zelf zal
berusten. Dat geldt ook voor het uiteindelijke ontwerp van het
strafrecht en de rechtspleging van de dictatuur van het
proletariaat nadat het gewapende verzet van de burgerij ten
einde is gekomen. Aan hen stellen wij onze programmatische
standpunten voor, waarvoor wij binnen hun kader met politieke
middelen strijden. De fundamentele garantie tegen alle misbruik
van onderdrukking van staatswege ligt in de meest volledige
deelname in de politieke activiteit door de werkende massa’s
de breedst mogelijke socialistische democratie en de afschaffing
van ieder monopolie op de beschikbaarheid van wapens voor een
bevoordeelde minderheid, m.a.w. de algemene bewapening van het
proletariaat
Maar, zoals Lenin al heeft
verklaard, “zal het feit dat het proletariaat de sociale
revolutie tot stand heeft gebracht niet volstaan om het in een
heilige te veranderen; het zal het niet vrijwaren van fouten en
zwakheden”. Daarom mag de waakzaamheid van de revolutionaire
communisten tijdens de periode van de overgang naar het
communisme niet verflauwen. De communistische voorhoede zal het
minste teken van “bureaucratisme” moeten uitroken. Zij zal
ieder machtsmisbruik in de proletarische staat moeten aanklagen
en bestrijden. Zij moet er voor zorgen dat egalitaire en
democratische principes worden gerespecteerd. Zij moet de
rechten verdedigen van vrouwen en van raciale, nationale en
etnische minderheden. Samengevat: zij moet haar rol als
communistische voorhoede ook ten opzichte van de proletarische
staat vervullen.
Ons programmatisch en principiële
standpunt luidt: onbeperkte politieke vrijheid voor iedereen die
in de praktijk de collectieve eigendom en de grondwet van de
arbeidersstaat respecteert. Dat betekent niet dat deze stelregel
altijd in zijn geheel kan worden toegepast zonder acht te slaan
op de concrete omstandigheden. Bij het tot stand brengen van de
dictatuur van het proletariaat is een revolutionaire crisis
onvermijdelijk die zijn hoogtepunt vindt in een opstand. In de
aanloopperiode naar die opstand en tijdens de opstand zelf, als
de macht uit handen van de ene klasse in die van de andere
overgaat, vinden gewelddadige confrontaties plaats die gepaard
gaan met wetteloosheid. Die leiden alleen tot een overwinning
van het proletariaat als de opstand gesteund wordt door de
meerderheid van de bevolking — de grote meerderheid van de
loonarbeiders — op zijn minst in al die landen waar de
loonarbeiders al de grootste maatschappelijke klasse vormen. Hoe
breder de massamobilisatie bij deze opstand is, des te minder
zal er sprake zijn van het onvermijdelijke geweld en de
willekeur die deze reusachtige maatschappelijke omwenteling
begeleiden.
Evenzo kan een burgeroorlog of
een buitenlandse militaire interventie voorafgaan aan het
vestigen van de dictatuur van het proletariaat. Dat wil zeggen,
er kan sprake zijn van pogingen van de voormalige heersende
klassen en hun internationale bondgenoten om de arbeidersmacht
met geweld omver te werpen. Onder zulke omstandigheden geldt het
oorlogsrecht. Het kan heel goed nodig zijn de politieke
activiteiten van de burgerij te beperken. Geen enkele sociale
klasse, geen enkele staat, heeft ooit volledige rechten
toegekend aan degenen die actief betrokken zijn bij haar
omverwerping met gewelddadige middelen. De dictatuur van het
proletariaat kan in dat opzicht niet anders handelen.
Om nog concreter te zeggen:
alle individuen, organisaties en partijen die deelnemen aan
contrarevolutionair geweld, of waarvan kan worden bewezen dat ze
er actief steun aan verlenen of er voorbereidingen voor treffen,
zullen worden onderdrukt en in zulke omstandigheden geplaatst
dat zij deze activiteiten niet langer kunnen voortzetten. Hoe
ver die onderdrukking moet gaan en welke precieze vormen zij aan
moet nemen hangt af van de omstandigheden en de
krachtsverhoudingen zoals die op dat moment in een bepaald land
of groep landen heersen.
Tijdens de eerste fase van het
vestigen van een zegevierende arbeidersstaat tegen het gewapende
verzet van de burgerij of pogingen van de burgerij hem omver te
werpen kan het bestaan van een geschreven strafwet (de
socialistische legaliteit) achterblijven bij wat de revolutie
nodig heeft om crisissituaties het hoofd te bieden, die niet
kunnen wachten tot die legaliteit uiteindelijk is vastgesteld.
De historische ervaring heeft steeds opnieuw laten zien dat, hoe
sneller en radicaler het gewapend verzet van de burgerij
gebroken wordt, des te korter de werkelijke burgeroorlog zak
duren en des te minder verlies aan mensenlevens te betreuren zal
zijn bij de maatschappelijke omwenteling.
De criteria die het algemeen
kader van de revolutionaire doeltreffendheid op langere termijn
bepalen zijn die welke een verbinding leggen tussen de
onmiddellijk noodzakelijke maatregelen en de kwestie van de
maatschappelijke consolidatie van de nieuwe socialistische orde
op basis van een zo breed mogelijke steun en deelname van de
massa’s. Zelfs in de omstandigheden van een burgeroorlog zijn
alleen de onmiddellijke maatregelen tegen de klassenvijand
werkelijk efficiënt die het klassenbewustzijn en het
zelfvertrouwen van de arbeidersklasse verhogen en niet verlagen,
die het vertrouwen versterken in zijn eigen vermogen om de
arbeidersstaat en een klassenloze maatschappij op te bouwen,
evenals haar actieve steun en deelname aan het besturen van haar
eigen staat en haar capaciteit voor mobilisatie en
zelforganisatie. Zelfs tijdens een burgeroorlog mag dit
fundamentele criterium nooit vergeten worden, vooral omdat
toekomstige revoluties zich onder een veel gunstiger
krachtsverhouding zullen afspelen dan in Rusland in 1919 of
1920-21 het geval was.
In dat opzicht heeft Trotsky
zich zeer duidelijk uitgesproken in 1940. Wat hij toen zei geldt
des te meer voor de huidige omstandigheden:
“De lijn doortrekkend naar de
toekomst kunnen we de volgende wet vaststellen: als het
kapitalisme in meer en meer landen wordt vernietigd, dan zal het
door de heersende klassen geboden verzet in andere landen
zwakker en zwakker worden, het karakter van de socialistische
revolutie zal minder scherp zijn, de proletarische dictatuur zal
minder gewelddadige vormen aannemen en korter van duur zijn, en
de nieuwe maatschappij zal eerder herboren worden op basis van
een nieuwe, vollere, betere en menselijkere democratie. …Het
socialisme zou geen waarde hebben als het niet zowel de
juridische onschendbaarheid van alle belangen van de menselijke
persoonlijkheid met zich mee zou brengen.” (Leon Trotsky,
“De toestand in de wereld en haar vooruitzicht.”, 14
februari 1940, Writings of Leon Trotsky 1939-1940, bldz.
155-156.)
Evenzo moet de nadruk worden
gelegd op de directe politieke en materiële
verantwoordelijkheid van de burgerlijke contrarevolutie en het
internationale imperialisme voor iedere beperking van de
socialistische democratie in omstandigheden van oorlog en
burgeroorlog. Dit betekent dat duidelijk aan de maatschappij als
geheel en aan de restanten van de heersende klassen zelf moet
worden uitgelegd, dat de manier waarop zij behandeld zullen
worden in laatste instantie van henzelf afhangt, dus van hun
gedrag in de praktijk.
11.
Internationale revolutie en internationale contrarevolutie.
Zolang het imperialisme in
tenminste een aantal belangrijke landen blijft bestaan — en
zeker zolang het in de Verenigde Staten van Amerika blijft
bestaan — zal het blijven proberen iedere verdere uitbreiding
van de socialistische revolutie tegen te houden met economische
druk en militair geweld. Evenmin zal het afzien van zijn
pogingen om stuk voor stuk de gebieden die voor een directe
uitbuiting door het kapitaal verloren zijn te heroveren. Zo’n
herstel is niet mogelijk langs geleidelijke en vreedzame weg,
net zo min als de omverwerping van het kapitalisme langs
geleidelijke en vreedzame weg kan geschieden.
Vandaar de conclusie dat iedere
arbeidersstaat die uit een zegevierende socialistische revolutie
ontstaat en iedere groep van arbeidersstaten, in welke mate er
ook sprake is van bureaucratisering of socialistische
democratie, zich in een toestand van gewapende vrede met het
internationale kapitaal zal bevinden, die in bepaalde
omstandigheden kan leiden tot een openlijke oorlog. Daarom is
het een van de centrale verantwoordelijkheden van de dictatuur
van het proletariaat om een voortdurende militaire paraatheid te
handhaven en te bevorderen (zowel in materieel als in menselijk
opzicht) om zo’n uitdaging aan te kunnen als zij zich
voordoet.
We verwerpen het idee dat een
nucleaire oorlog onvermijdelijk is. Maar we zijn het ook niet
eens met het idee dat propaganda, agitatie en klassenorganisatie
van de werkers in de kapitalistische landen op zich voldoende is
om agressie-oorlogen van het imperialisme tegen nieuwe en oude
revoluties te vermijden. Zolang de arbeidersklasse van de
belangrijkste kapitalistische laden de heerschappij van haar
eigen burgerij niet heeft omvergeworpen blijft de dreiging van
contrarevolutionaire oorlogen bestaan. Het aan de macht zijnde
proletariaat moet zich op dat gevaar voorbereiden. En het moet
klaar staan om de opstandige massa’s van andere landen hulp te
bieden als die geconfronteerd worden met gewapende interventie
door de nationale en internationale contrarevolutie.
Het in standhouden van
militaire paraatheid tegen agressie-oorlogen van het
imperialisme leidt tot het verspillen van hulpbronnen aan de
productie van wapens. Die hulpbronnen zouden anders gebruikt
kunnen worden om de overgang naar het socialisme te bespoedigen.
Dit is een reden te meer voor de verwerping van de reactionaire
utopie van het uiteindelijk verwezenlijken van de opbouw van het
socialisme in één of in een paar landen.
De arbeiders- en volksmilities
vormen de basis van de gewapende zelfverdediging van de
arbeidersstaat. Maar deze heeft ook de instandhouding nodig van
een leger dat gespecialiseerd is in het gebruik van ingewikkeld
wapentuig, enz.. Het leger van de arbeiders zal een nieuw soort
leger zijn, als uitdrukking van zijn nieuwe klassenbasis. Net
als het oorspronkelijke Rode Leger van de Sowjet Republiek zal
het het officierencorps afschaffen en vervangen door
soldatenraden en democratisch verkozen commandanten. In het
algemeen “kan de verhouding tussen de geregelde troepen en de
milities dienen als een goede graadmeter voor de werkelijke
vooruitgang in de richting van het socialisme.”(Trotsky, The
revolution betrayed, bldz. 218).
Maar dit alles betekent in het
geheel niet dat de druk van buitenaf door het imperialisme op de
arbeidersstaten onvermijdelijk moet leiden tot bureaucratische
degeneratie of tot ernstige beperkingen van de socialistische
democratie.
In de eerste plaats was het
ontstaan en de overwinning van de stalinistische bureaucratie
niet een direct en automatisch gevolg van de kapitalistische
omsingeling van de USSR. Zij waren het gevolg van een unieke
combinatie van factoren: de relatieve achterlijkheid van
Rusland; de relatieve zwakte van het Russische proletariaat; de
eerste nederlagen van de wereldrevolutie; de kapitalistische
omsingeling; een onvoldoende politieke voorbereiding van de
proletarische voorhoede op het probleem van de bureaucratie; de
tegenwerking van de geleidelijke opkomst van de bureau-cratische
macht op het resultaat van opeenvolgende golven van
revolutionaire strijd in de hele wereld; de afwezigheid van een
alternatieve revolutionaire leiding voor het proletariaat buiten
de door Moskou gecontroleerde communistische partijen; factoren
die allemaal versterkt werden doordat de internationale
uitbreiding van de revolutie opnieuw uitbleef. Het is zeer
onwaarschijnlijk dar zo’n combinatie van factoren zich ooit
nog eens zal herhalen, zeker in het geval van nieuw succesvolle
socialistische revoluties in landen die industrieel veel meer
ontwikkeld zijn dan Rusland in 1917 of China in 1949.
Vandaag de dag is de
achterstand in ontwikkeling van Rusland in vergelijking met het
internationale kapitalisme trouwens veel beperkter en de
objectieve sterkte van het Russische proletariaat
onvergelijkbaar veel groter dan in 1923 of 1927. Als aan de
relatieve macht van de huidige arbeidersstaten die van geslaagde
socialistische revoluties in West Europa, in Japan of in de
grootste Latijns-Amerikaanse landen — laat staan in de VS —
zou worden toegevoegd, dan zou de krachtsverhouding met het
internationale kapitaal een nieuwe dramatische verslechtering
voor het kapitalisme ondergaan. Dit zou zo ver gaan dat de druk
van de kapitalistische omgeving en de noodzaak om een militaire
paraatheid in stand te houden geen objectieve bron van ernstige
beperkingen van de socialistische democratie meer zouden zijn.
De voorlopige overleving van
machtige imperialistische staten en rijke burgerlijke klassen in
de wereld leidt wel tot een situatie van een min of meer
permanente potentiële gewapende confrontatie en een potentiële
internationale oorlog voor de bestaande arbeidersstaten voor een
hele periode. Maar de overduidelijke noodzaak voor de
arbeidersstaten om zich tegen de dreiging van een
imperialistische interventie te verdedigen hoeft in het geheel
niet te betekenen dat de omstandigheden van een potentiële
oorlog aan die van een werkelijke oorlog worden gelijkgesteld.
Dat argument is door stalinistische en probureaucratische
elementen van allerlei slag voortdurend gebruikt om het om zeep
helpen van arbeidersdemocratie in landen onder de heerschappij
van parasitaire bureaucratieën goed te praten.
Bovendien is het belangrijkste
probleem in de Sowjet Unie, in de Oost Europese arbeidersstaten
en in China niet het gevaar van een onmiddellijk herstel van het
kapitalisme door oorlog of burgeroorlog. Het belangrijkste
probleem voor de arbeidersklasse in die landen is de
dictatoriale controle over het economische, politieke en
maatschappelijke leven door een bureaucratische kaste. Het
enorme misbruik waar die controle toe heeft geleid ondermijnt de
vereenzelviging van de massa’s van deze landen met de
bestaande staten. Op lange termijn leidt dat tot een verzwakking
van hun vermogen om met succes een mogelijke toekomstige aanval
van imperialistische legers te weerstaan.
De verdediging van de
democratische rechten van allen tegen de door de bureaucratie
opgelegde beperkingen en de strijd voor de politieke revolutie
zijn daarom des te meer een noodzaak. Deze processen zullen het
vermogen van de arbeidersstaten om iedere imperialistische
agressie te weerstaan versterken en niet verzwakken, met
inbegrip van hun vermogen om actief het proces van de
wereldrevolutie te ondersteunen.
Tot slot, het hele argument
moet eigenlijk worden omgedraaid. We ontkennen dat beperkingen
van de socialistische democratie — om maar te zwijgen over een
bureaucratische dictatuur — een noodzakelijke prijs vormen om
met succes zegevierende revoluties te verdedigen en
internationaal uit te breiden tegen de militaire macht van het
imperialisme. We houden integendeel staande dat zulke
beperkingen de dictatuur van het proletariaat politiek en
militair tegenover het imperialisme verzwakken.
Een hoog niveau van politiek
bewustzijn en van socialistische overtuiging bij de werkende
massa’s, een hoog niveau van politieke activiteit, mobilisatie
en waakzaamheid en een internationalistische opvoeding en
activiteit van het proletariaat helpen allemaal om het vermogen
tot zelfverdediging en de gewapende sterkte van een
arbeidersstaat in zijn algemeenheid te versterken.
De geschiedenis heeft bewezen
dat de superieure capaciteit tot zelfverdediging van welke staat
dan ook, uiteindelijk afhangt van twee belangrijke factoren: een
grotere mate van sociale samenhang en van politieke
vereenzelviging van de massa van het volk met die staat; en een
hoger niveau van gemiddelde arbeidsproductiviteit en van
productief vermogen.Hoe breder de socialistische democratie en
hoe minder beperkt, des te sterker de vereenzelviging van de
overgrote meerderheid van het volk met de arbeidersstaat en des
te sterker de groei van de arbeidsproductiviteit en des te
groter de kans om beslissende technologische vooruitgang te
boeken in vergelijking met het imperialisme. Vanuit dit
gezichtspunt is de socialistische democratie absoluut geen
“luxe’ in een wereldsituatie waarin agressie-oorlogen
mogelijk zijn van het imperialisme tegen arbeidersstaten of
tegen aan de gang zijnde socialistische revoluties. Zelfs puur
militair is het juist een belangrijk wapen in handen van de
arbeidersstaat.
Dit geldt vanuit defensief
gezichtspunt, zoals al aangegeven. Het imperialisme kan zich
niet zonder meer in militaire avonturen storten tegen voorbije
en nog plaatsvindende revoluties zonder dat het een aanzienlijke
tegenstand op gang brengt in haar thuisland. Het zou moeten
proberen zo’n oppositie te verzwakken door meer en meer zijn
toevlucht te nemen tot onderdrukking en beperking van de
democratische vrijheden van de massa’s. Een hoog niveau van
socialistische democratie in de arbeidersstaten zou dan een
steeds sterkere aantrekkingskracht uitoefenen op de weerspannige
en onderdrukte massa’s van de kapitalistische landen. Dat zou
de militaire kracht van het imperialisme ondermijnen en
bijdragen aan de internationale uitbreiding van de revolutie.
Bij de militaire paraatheid van
de arbeidersstaten tegen de dreiging van imperialistische
agressie horen ook maatregelen tegen spionage, tegen sabotage
uit het buitenland en tegen andere vormen van militaire actie
tegen de arbeidersklasse die jaren en zelfs decennia kan duren.
Maar speciale technische maatregelen voor de zelfverdediging van
de arbeidersstaat mogen op geen enkele wijze de
arbeidersdemocratie beperken door burgers “spionnen “ of
“saboteurs” te noemen als ze hun recht op kritiek en op
oppositie uitoefenen. In feite, hoe hoger de politieke
activiteit, opmerkzaamheid en sociale samenhang van de brede
massa’s is — wat alleen verwezenlijkt kan worden door een
volledige ontplooiing van de socialistische democratie — des
te moeilijker is het voor echte spionnen en saboteurs om in een
vastberaden vijandige omgeving werkzaam te zijn en hoe sterker
het vermogen tot zelfverdediging van de arbeidersstaat
12.
De verbureaucratiseerde arbeidersstaten, de dictatuur van het
proletariaat en de op-gang van de politieke antibureaucratische
revolutie
Vanuit theoretisch standpunt
zijn de USSR en de andere verbureaucratiseerde arbeidersstaten
uiterst verwrongen en ontaarde vormen van de dictatuur van het
proletariaat. Want de bureaucratie heeft niet de economische
grondslagen vernietigd die de Oktoberrevolutie had
voortgebracht. Uit het feit dat we hier nog steeds te maken
hebben met ontaarde of vervormde arbeidersstaten, d.w.z.
ontaarde vormen van de dictatuur van het proletariaat, vloeit de
noodzaak voort van de verdediging van de Sowjet Unie en de
arbeidersstaten tegen iedere poging om het kapitalisme te
herstellen — wat een reusachtige historische stap terug zou
betekenen.
Maar dat betekent niet dat er
verschillende historische vormen van de dictatuur van het
proletariaat bestaan die we als min of meer gelijkwaardig zien.
Waarbij de socialistische arbeidersdemocratie uit ons programma
slechts de “ideale norm” zou zijn waar de werkelijkheid van
is afgeweken. En waaraan de werkelijkheid ook in de toekomst
voorlopig nog niet zal beantwoorden.
De dictatuur van het
proletariaat is geen doel op zich. Het is alleen een manier om
het doel te bereiken. Dat doel is de bevrijding van de arbeid,
van alle uitgebuitenen en onderdrukten, door het scheppen van
een wereldwijde klassenloze maatschappij. Dat is de enige manier
om een terugval in de barbarij te voorkomen. Maar in haar
uiterst ontaarde vorm van de dictatuur van de bureaucratie
belemmert de “bureaucratische” dictatuur van het
proletariaat de arbeiders niet alleen om dat doel te bereiken,
zij houdt zelfs de overgang van het kapitalisme naar het
socialisme tegen. Zij wordt een belangrijke hinderpaal op de weg
naar het socialisme, een hinderpaal die door het proletariaat
moet worden verwijderd door middel van een politieke revolutie.
Daaruit volgt dat de socialistische democratie, de heerschappij
van de werkende massa’s via democratisch gekozen arbeiders- en
volksraden, niet zomaar een van de vele varianten is van de
dictatuur van het proletariaat. Integendeel, het is de enige
vorm waarin ze een doeltreffend wapen is voor het vooruithelpen
van de wereldrevolutie en het socialisme op wereldschaal. We
strijden voor die vorm van de dictatuur van het proletariaat en
alleen voor die vorm. Niet uit morele of humanitaire
overwegingen, of uit historisch idealisme (proberen het
historische proces bepaalde “ideale” patronen “op te
leggen”). De reden is politieke doeltreffendheid en realisme.
En omdat het gaat om programmatische principes, om de directe en
historische noodzaak gezien vanuit de belangen van het
wereldproletariaat en het wereldsocialisme.
Bovendien kan de
“bureaucratische” dictatuur van het proletariaat alleen
ontstaan (net als in de Sowjet Unie) als gevolg van een
noodlottige en blijvende politieke nederlaag die de
arbeidersklasse door de bureaucratie is toegebracht. Het is niet
toevallig dat Trotsky in dit verband spreekt van “de politieke
onteigening van het proletariaat door de bureaucratie”. Als
proletarische revolutionairen staan we niet neutraal of
onverschillig tegenover een politieke overwinning of nederlaag
voor onze klasse. We proberen haar overwinning te verzekeren. We
proberen haar nederlaag met alle mogelijke middelen te
voorkomen. En dat betekent nogmaals dat we alleen kunnen
strijden voor die vorm van de dictatuur van het proletariaat die
zo’n overwinning mogelijk maakt en die zo’n nederlaag
vermijdt. Dus die vorm van de dictatuur van het proletariaat
waarbij de politieke macht in handen is van de democratisch
gekozen arbeidersraden.
Politiek gezien gaat het
geenszins om een academische kwestie. Het is een brandend
vraagstuk in alle landen waar de arbeidersklasse de misdaden en
de ware aard van het stalinisme en van de arbeidersdemocratieën
in het algemeen onderkent — en dat zijn niet alleen de
imperialistische landen. Iedere gelijkstelling van de
“dictatuur van het proletariaat” aan genationaliseerd
eigendom alleen, los van de concrete omstandigheden waarbij de
arbeidersklasse de macht in de staat en de economie uitoefent,
wordt in al deze landen een geweldige hinderpaal op de weg naar
een zegevierende socialistische revolutie en de verwezenlijking
van de dictatuur van het proletariaat. Objectief gezien helpt
zo’n gelijkstelling de burgerij, de kleinburgerij, de
sociaal-democraten en de communistische partijen om de
arbeidersklasse in het dwangbuis van de burgerlijk-democratische
staat te houden.
Het is een nog veel brandender
vraagstuk in alle verbureau-cratiseerde arbeidersstaten zelf,
waar de politieke revolutie op de agenda staat. Iedereen die in
deze landen probeert andere varianten van de arbeidersdemocratie
als doel voor die revolutie voor te stellen veroordeelt zichzelf
tot een extreem isolement ten opzichte van de opstandige
massa’s. Hij loopt het risico te delen in de haat die het
proletariaat de bureaucratie, “de nieuwe bazen” toedraagt.
De concrete ervaringen van de
Hongaarse revolutie van oktober november 1956 en van de Poolse
revolutie van augustus 1980 tot december 1981, die het verst
gingen op de weg naar een alles omvattende anti-bureaucratische
politieke revolutie, alsmede van de “Praagse Lente” van
1968-1969 maken het al mogelijk belangrijke lessen te trekken
over de dynamiek van de politieke revolutie. De “Praagse
Lente” en de politieke revolutie in Polen vonden bovendien
plaats onder de sociale, economische en politieke omstandigheden
van landen. waar de arbeidersklasse de grote meerderheid van de
werkende bevolking uitmaakt en waar zij kan terug-grijpen op een
lange traditie van socialistische, communistische en
vakbonds-masssaorganisaties. In Polen kwam daar nog bij een
rijke ervaring met antibureaucratische arbeidersopstanden en
strijd voor arbeiders-zelfbeheer.
De drie ervaringen met het
begin van politieke revoluties bevestigen dat de inhoud van de
socialistische democratie zoals ons program die beschrijft en
zoals die verder in deze stellingen is uiteengezet, niet meer is
dan de bewuste uitdrukking van waar miljoenen arbeiders en
werkende mensen voor strijden als ze in opstand komen tegen de
totalitaire heerschappij van de bureaucratie.
De strijd tegen haar geheime
politie, voor de bevrijding van de politieke gevangenen, tegen
onderdrukking van politieke en vakbondsactiviteiten die het
machtsmonopolie van de heersende bureaucratie ondermijnt, tegen
perscensuur, tegen juridische willekeur (d.w.z. voor een
geschreven wet en het recht van verdachten om berecht en
verdedigd te worden overeenkomstig de wet), tegen het één-partijstelsel,
tegen de controle van de bureaucratie over het economische
systeem, tegen de buitensporige materiële voorrechten van de
bureaucratie en vóór grote stappen in de richting van
sociaal-economische gelijkheid — dat zijn de belangrijkste
motieven die de Hongaarse en Tsjecholowaaksche massa’s de
straat op brachten tegen de bureaucratie. In de USSR en in de
Volksrepubliek China zal het morgen ook zo zijn.
Zulke doelen hebben niets te
maken met het herstel van het privé-eigendom of van het
kapitalisme zoals de stalinistische laster ten onrechte beweerde
om de contrarevolutionaire onderdrukking goed te praten van deze
antibureaucratische massa-opstanden door het Sowjet-leger in
Hongarije of Tsjechoslowakije of door de afkondiging van de
staat van beleg in Polen. Daarom hebben ze ook niets te maken
met de omverwerping van de dictatuur van het proletariaat.
In Hongarije in 1956 spraken de
arbeidersraden en de Centrale Arbeiders Raad van Boedapest zich
na langdurige discussies uit vóór de verdediging van het
genationaliseerde eigendom en vóór vrijheid voor alle
politieke partijen behalve de fascisten. In Tsjechoslowakije
tijdens de Praagse Lente werd de eis van onbeperkte vrijheid van
politieke organisatie, van politieke clubs, tendensen en
partijen eerst verdedigd door de meest radicale voorvechters van
de beweging, en later overgenomen door grote tendensen in de
communistische partij zelf. De eis verwierf de steun van de
overgrote meerderheid van de vakbonden en arbeidersraden die
gedurende het laatste deel van de beweging opkwamen. De
arbeidersklasse was sterk vóór persvrijheid — terwijl juist
de stalinistische spreekbuizen van de bureaucratie, diegenen die
de contrarevolutionaire militaire interventie van de
Sovjetbureaucratie voorbereidden, vergemakkelijkten en ermee
collaboreerden, hun vuur concentreerden op de zogenaamde
onverantwoordelijke” ”proburgerlijke” schrijvers wier
meningsvrijheid zij koste wat het kost wilde vernietigen. De
arbeidersklasse daarentegen sprak zich in overgrote meerderheid
uit vóór de meningsvrijheid van de schrijvers.
In Polen in 1980-1981 bracht de
arbeidersklasse gedurende zestien maanden de meest vergaande
ervaring voort met strijd voor politieke
democratie in een
arbeidersstaat. De interne democratie waarvoor de tien miljoen
binnen Solidarnosc georganiseerde Poolse arbeiders stemde,
toonde de gehechtheid van de arbeidersklasse aan de beginselen
van de proletarische democratie. De massabeweging kwam met
leuzen over “socialisatie van de productiemiddelen en van
planning” en “opbouw van een zelfbeherende republiek”. Zo
uitte ze duidelijk haar wens de controle over economie en staat
uit handen van de bureaucratie te wringen en te onderwerpen aan
het collectieve democratische beheer van de arbeiders. Die wens
werd werke-lijkheid in de strijd voor arbeiderszelfbeheer en in
de opbouw van arbei-dersraden en hun coördinatie. Het programma
van het nationale congres van Solidarnosc verklaarde dat
"ideologisch, sociaal, politiek en cultureel plu-ralisme de
basis van de democratie in de zelfbeheerde republiek moeten
vormen”. Het voegde daaraan toe:
“Het openbare leven in Polen
heeft een diepgaande hervorming nodig die moet leiden tot een
uiteindelijke instelling van zelfbeheer, democratie en
pluralisme. Daarom strijden wij zowel voor de veran- dering van
de staatsstructuren als voor het in het leven roepen en
ontwikkelen van onafhankelijke zelfbeherende instellingen op
alle gebieden van het maatschappelijke leven.”
Ter verdediging van de
“volledige vrijheid van vereniging voor de burgers” zei het
programma:
“Wij geloven dat voor het
politieke leven de beginselen van het pluralisme moeten gelden.
Onze vakbond zal initiatieven die als doel hebben verschillende
sociaal-politieke en economische programma’s aan de
maatschappij voor te leggen helpen en beschermen.”
Zeer waarschijnlijk zal iedere
toekomstige politieke revolutie gepaard gaan met soortgelijke
confrontaties, vooral in de USSR en in de Volksrepubliek China.
Revolutionaire marxisten mogen daarbij niet aarzelen of aan de
kant blijven staan. Evenmin mogen zij die zaken als puur
tactische kwesties uitleggen. Zij moeten zich opstellen aan de
kant van de overgrote meerder-heid van de werkende massa’s bij
de verdediging van onbeperkte democra-tische vrijheden tegen
censuur en onderdrukking door de bureaucratie.
Aan het begin van een
werkelijke politieke revolutie zullen de wer- kende massa’s
een onderscheid maken tussen die delen van de bureaucratie die
met alle macht (inclusief met geweld) proberen zich tegen de
mobilisatie en organisatie van de massa’s te verzetten, en die
delen die om welke reden dan ook aan de massabeweging toegeven
en er in mee lijken te gaan. De eersten zullen zij meedogenloos
uitsluiten van deelname aan de herboren organen van waarachtige
arbeiders- en volksmacht. De laatsten zullen zij dulden. Zij
zullen zelfs tactische verbonden met hen sluiten vooral als ze
aangevallen worden door de meest gehate vertegenwoordigers van
de bureaucratie.
Bij de uiteindelijke
institutionalisering van de macht van de arbeidersraden zullen
de werkende massa’s daarentegen hoogstwaarschijnlijk alle
noodzakelijke maatregelen nemen om hun eigen getalsmatige,
sociale en politieke overwicht in de herboren sowjets te
garanderen om te voorkomen dat die niet weer in handen van de
bureaucratie vallen al is het dan haar technische of
“liberale” vleugel. Maar dat kan bereikt worden met een geëigend
kiesstelsel zonder bepaalde partijen of ideologische tendensen
uit te sluiten die worden gezien als delen van de bureaucratie
die zich tijdelijk met de revolutionaire massa’s hebben
verbonden.
Gedurende de opkomst van de
politieke antibureaucratische revolutie en de strijd naar de
overwinning zullen revolutionaire marxisten en de proletarische
revolutionairen een geweldige handicap moeten overwinnen. Dat is
het diskrediet waarin Stalin, het stalinisme en zijn erfgenamen
het marxisme, het socialisme, het communisme en het leninisme
hebben gebracht door hun gehate onderdrukkende heerschappij met
deze grote bevrijdende ideeën te vereenzelvigen. De Vierde
Internationale kan deze handicap met succes te boven komen als
ze voortbouwt op de staat van dienst van meer dan een halve eeuw
van meedogenloze en compromisloze strijd door haar oprichters en
leden tegen die onderdrukkende heerschappij. Maar daaraan moet
een gedurfd programma van concrete eisen worden toegevoegd, die
in de ogen van de massa’s de belichaming vormen van de
omverwerping van de heerschappij van de bureaucratie, haar
vervanging door de heerschappij van de arbeidersraden zelf,
alsmede de door hen verlangde garantie dat we nooit meer hoeven
meemaken dat de politieke en economische macht van de arbeiders
opnieuw door een bevoorrechte laag van de maatschappij wordt
toegeëigend. Ons programma van socialistische democratie brengt
al deze eisen samen die in de ogen van honderden miljoenen
proletariërs in de verbureaucratiseerde arbeidersstaten het
socialistische doel tot een waardig doel maken.
13.
Het program van socialistische democratie — een integraaldeel
van het program van wereldrevolutie.
De balans van zestig jaar
bureaucratische macht sedert de opkomst van het Stalin-regiem in
de Sowjet-Unie en van dertig jaar crisis van het stalinisme op
wereldschaal laat zich als volgt samenvatten:
a) Ondanks de verschillen
tussen de diverse Europese en Aziatische arbeidersstaten en
ondanks alle veranderingen die daar hebben plaatsgevonden houden
ze allemaal het kenmerk van de afwezigheid van een geïnstitutionaliseerde
en grondwettelijk gegarandeerde directe arbeidersmacht (d.w.z.
democratisch verkozen arbeiders- raden of raden van arbeiders en
werkende boeren die direct de staatsmacht uitoefenen). In de
praktijk bestaan overal één-partijstelsels als uitdrukking van
het volledige monopolie van de werkelijke macht in alle sferen
van het maatschappelijke leven in handen van de bevoorrechte
bureaucratieën. De afwezigheid van tendensrecht binnen de ene
partij, de ontkenning van werkelijk democratisch centralisme in
de leninistische betekenis van het woord, versterkt dat
monopolie op de uitoefening van de staatmacht. De parasitaire
natuur van de materieel bevoordeelde bureaucratieën leidt er
verder toe dat het bevorderen van de socialistische
wereldrevolutie en het opbouwen van een socialistische
maatschappij min of meer zwaar wordt gehinderd; de overgang van
kapitalisme naar socialisme loopt vast, de creativiteit wordt
verstikt en enorme hoeveelheden maatschappelijke rijkdom worden
misbruikt en verspild.
b) Ondanks veel kritiek op
onderdelen van het bestaande politieke en economische systeem in
de USSR door verschillende ideologische stromingen die zich
sedert de crisis van het stalinisme hebben ontwikkeld (titoisme,
maoisme, “eurocommunisme” en links-entrisme van het
Italiaanse, Spaanse en West-Duitse soort enz.) heeft geen van
deze stromingen een fundamenteel alternatiefvoor het
stalinistische model in de USSR naar voren gebracht. Tegenover
die bureaucratische machtsstructuur stelt geen van hen de
directe democratische macht van de arbeidersklasse. Werkelijk
begrip van het probleem van het stalinisme is niet mogelijk
zonder een marxistische analyse van de bureaucratie als een
bijzonder maatschappelijk verschijnsel. Een werkelijk
alternatief voor de heerschappij van de bureaucratie (of voor
het herstel van het kapitalisme) is niet mogelijk zonder de
directe arbeidersmacht te institutionaliseren door het instellen
van democratisch verkozen arbeidersraden (raden van arbeiders en
werkende boeren) met een meerpartijenstelsel en volledige
democratische rechten voor alle werkende mensen in een systeem
van gepland en democratisch gecentraliseerd zelfbeheer van de
economie door de verenigde producenten.
Hoewel de meeste West-Europese
communistische partijen hun kritiek op de dogma’s en op de
praktijken van de Sowjet- en Oost-Europese bureau-cratieën
verscherpen en hun polemiek met het Kremlin verbreden, stellen
zij hoogstens een hervorming van de ergste uitwassen van de
stalinistische heer-schappij voor in plaats van een
revolutionaire verandering. Deze partijen hebben hun navelsteng
die hen aan het Kremlin verbindt nog niet door-gesneden. Zij
blijven rechtvaardigingen prevelen en dragen
”objectivistische” verontschuldigingen aan voor de misdaden
van de bureaucratie uit het verleden en voor veel aspecten van
de tegenwoordige vorm van de bureaucratische heerschappij. Daar
komt bij dat in de imperialistische landen hun algemene politiek
van klassensamenwerking en het handhaven van de burgerlijke orde
zelfs tijdens grote uitbarstingen van massastrijd
nood-zakelijkerwijs de geloofwaardigheid van hun respect voor de
democratie binnen de arbeidersbeweging beperkt. Dat geldt vooral
binnen de massaorganisaties die zij controleren en binnen hun
eigen partijen. In hun kritiek verdoezelen zij systematisch de
verschillen tussen burgerlijke en arbeidersdemocratie. En onder
het mom van het bestrijden van de éénpartijstelsels in de
USSR, Oost-Europa en China verdedigen zij in werkelijkheid dat
het enige alternatief voor de bureaucratische heerschappij van
het éénpartijstelsel bestaat in het aanvaarden van de
burgerlijke parlementaire instellingen. Op die manier brengen
zij in de arbeiders-beweging van vandaag opnieuw de algemene
stelling van de klassieke sociaal-democratie naar voren over de
“vreedzame” en “geleidelijke” overgang naar het
socialisme.
In het licht van al deze
mislukkingen kiest het program van de Vierde Internationale vóór
de dictatuur van het proletariaat, de directe heerschappij van
de arbeidersklasse door middel van democratisch verkozen raden.
Het erkent de pluraliteit van de sowjetpartijen als het enige
samenhangende en serieuze alternatief voor de beide, als
tweelingen op elkaar lijkende herzieningen van het marxisme die
naar voren worden gebracht door het sociaal-democratische
reformisme en de stalinistische heiligverklaring van de
toe-eigening van de heerschappij door een bureaucratische kaste.
De grote lijnen van dit program
bouwen voort op de geschriften van Marx en Engels over de
Parijse Commune, op Lenins Staat en Revolutie en op de
documenten van de eerste congressen van de Communistische
Internationale over de dictatuur van het proletariaat. Het
program is verder verrijkt in het licht van de opeenvolgende
analyses van proletarische revoluties en bureaucratische
ontaarding of vervorming van arbeidersstaten, eerst door Trotsky
in De Verraden Revolutie en programmatische documenten van de
Vierde Internationale, en later door de documenten van de Vierde
Internationale na de Tweede Wereldoorlog. Dit document vat samen
hoe de revolutionaire marxisten vandaag de dag denken over dit
sleutelaspect van het program voor de socialistische revolutie.
|