XV. De klassenloze samenleving
1. Ons socialistisch doel
Het socialistisch doel dat we ons stellen
bestaat erin de burgerlijke maatschappij die gebaseerd is op de strijd van
allen tegen allen te vervangen door een klassenloze, communautaire
maatschappij, waarin de maatschappelijke solidariteit het verlangen naar
individuele verrijking vervangt als essentiële drijfkracht van de
activiteit, en waarin de rijkdom van de maatschappij de harmonieuze
ontplooiing van alle enkelingen mogelijk maakt.
Ver van ‘alle mensen te willen
gelijkschakelen’, zoals de onwetende tegenstanders van het socialisme
beweren, willen de marxisten voor de eerste keer in de geschiedenis van de
mensheid de ontplooiing mogelijk maken van heel het onbeperkt gamma van
denk- en actiemogelijkheden die in elk individu aanwezig zijn. Maar ze
zijn er zich van bewust dat de economische en sociale gelijkheid, de
vrijmaking van de mens van de noodzaak om te vechten voor het dagelijkse
brood, een voorafgaandelijke voorwaarde is om de werkelijke realisering
van de menselijke persoonlijkheid van alle enkelingen te veroveren.
Een socialistische maatschappij vereist
dus een economie die zover ontwikkeld is dat de productie voor de
behoeften in de plaats treedt van de productie voor de winst. De
socialistische mensheid zal geen waren meer voortbrengen, die bestemd zijn
om op een markt geruild te worden voor geld. Ze zal gebruikswaarden
voortbrengen om te verdelen onder alle leden van de maatschappij, om aan
al hun behoeften te voldoen.
Een dergelijke maatschappij zal de mens
bevrijd hebben van de ketens van de maatschappelijke en economische
arbeidsdeling. De marxisten verwerpen de stelling die zegt dat sommige
mensen ‘geboren zijn om te bevelen’ en anderen ‘geboren om te
gehoorzamen’. Geen enkel mens is door zijn natuur voorbestemd om
gedurende heel zijn leven mijnwerker, frezer of trambestuurder te zijn. In
elke mens schuilt het verlangen om een zekere verscheidenheid van
activiteiten uit te oefenen: het volstaat de vrije tijd van de arbeiders
te bekijken om zich daarvan rekenschap te geven. In de socialistische
maatschappij zal het hoge technische en intellectuele vormingspeil van elk
lid van de gemeenschap hem toelaten om in de loop van zijn leven
verscheidene taken uit te voeren die nuttig zijn voor de gemeenschap. De
keuze van hun ‘beroep’ zal niet meer aan de mensen opgedrongen worden
door materiële voorwaarden of krachten die onafhankelijk zijn van hun
eigen individuele ontplooiing. De arbeid zal ophouden een activiteit te
zijn die men ontvlucht, en gewoon de verwezenlijking worden van de eigen
persoonlijkheid. De mens zal eindelijk vrij zijn in de echte zin van het
woord.
Een dergelijke maatschappij zal alles
doen om alle mogelijke bronnen van conflict tussen de mensen uit te
schakelen. Ze zal aan de bestrijding van ziekten, aan de karaktervorming
van het kind, aan de opvoeding en aan de kunsten de enorme middelen
besteden die nu verspild worden met vernielings- en dwangoogmerken. Door
alle economische en maatschappelijke tegenstellingen tussen de mensen uit
te schakelen zal ze ook alle bronnen van oorlog of gewelddadige conflicten
uitgeschakeld hebben. Alleen de instelling van een socialistische
maatschappij in heel de wereld kan voor de mensheid die universele vrede
waarborgen, die in het tijdperk van thermonucleaire en atoomwapens de
voorwaarde wordt alleen al voor het voortbestaan van de soort.
2. De economische en maatschappelijke
vooorwaarden om dit doel te bereiken
Als we ons niet willen beperken tot
dromen over een stralende toekomst, als we willen vechten om die toekomst
te verwerven, moeten we beseffen dat de opbouw van een socialistische
maatschappij, die de menselijke zeden en gewoonten, sinds duizenden jaren
gevestigd in klassenmaatschappijen, volledig zal veranderen, afhangt van
materiële omvormingen die niet minder ingrijpend zijn, en die men eerst
moet realiseren.
De verwezenlijking van het socialisme
vereist eerst en vooral de afschaffing van het privé-bezit der
productiemiddelen. In het tijdperk van de grootindustrie en van de moderne
techniek (die men niet zou kunnen afschaffen zonder de mensheid in een
veralgemeende armoede te storten), houdt dat privé-bezit der
productiemiddelen onvermijdelijk de verdeling van de maatschappij in, in
een minderheid kapitalisten die uitbuiten en een meerderheid
loontrekkenden die uitgebuit worden.
De verwezenlijking van de socialistische
maatschappij vereist de afschaffing van de loonarbeid, van de verkoop van
de arbeidskracht voor een vast loon in geld, die van de producent een
machteloos radertje maakt in het economische leven. In de plaats van de
loonarbeid moet een vergoeding van de arbeid treden door het vrij bekomen
van alle goederen die nodig zijn voor de voldoening van de behoeften van
de producenten. Alleen in een maatschappij die aan de mens een dergelijke
overvloed aan goederen kan verzekeren, kan een nieuw sociaal bewustzijn
ontstaan, een nieuwe houding van de mensen tegenover elkaar.
Een dergelijke overvloed aan goederen is
geenszins utopisch, op voorwaarde dat ze geleidelijk tot stand komt, dat
ze vertrekt van een progressieve rationalisering van de menselijke
behoeften, wanneer ze bevrijd zijn van de druk van de concurrentie, van de
jacht naar persoonlijke verrijking, en van de manipulatie door een reclame
die erop gericht is een permanente toestand van onvoldoening te scheppen
bij de individu’s. De stijging van het levenspeil heeft al geleid tot
een verzadiging van de consumptiebehoeften van brood, aardappelen,
groenten, sommige fruitsoorten, en zelfs van melkproducten, varkensvlees
en vet bij het minst arme deel van de bevolking van de imperialistische
landen. Een gelijkaardige tendens tekent zich af op het vlak van
ondergoed, schoenen, eenvoudig meubilair, enz. Al die producten zouden
geleidelijk aan gratis kunnen worden verdeeld, zonder gebruik te maken van
geld, en zonder dat dit tot een belangrijke verhoging van de collectieve
uitgaven zou leiden. Dezelfde mogelijkheid bestaat voor de sociale
diensten zoals onderwijs, gezondheidszorg, gemeenschappelijk vervoer, enz.
Maar de afschaffing van de loonarbeid
vereist niet alleen de omvorming van de manier van vergoeding, van
verdeling van verbruiksgoederen. Ze vereist ook de verandering van de hiërarchische
structuur in het bedrijf, de vervanging van het regime van het
eenmansgezag (bijgestaan door atelierchefs, meestergasten enz...) door een
regime van democratie der producenten. Het doel van het socialisme is het
zelfbestuur van de mensen op alle vlakken van het maatschappelijke leven,
te beginnen bij het economische leven. Het is de vervanging van alle van
bovenaf aangeduide afgevaardigden door verkozen chefs, van alle permanente
afgevaardigden door chefs die hun functie vervullen volgens beurtrol. Het
is op die manier dat men ertoe zal komen de voorwaarden te scheppen voor
een werkelijke gelijkheid.
De sociale rijkdom die voldoende is om
een regime van overvloed in te stellen zal slechts kunnen bereikt worden
door de planificatie van de economie, die toelaat elke verkwisting te
vermijden die het niet-gebruiken van productiemiddelen en werkloosheid, of
het gebruik van de productiemiddelen voor doeleinden die in strijd zijn
met de belangen van de mensheid, betekenen. De ontvoogding van de arbeid
zal afhankelijk zijn van de buitengewone ontwikkeling van de moderne
techniek (productieve toepassing van de atoomenergie, wanneer dat kan
gebeuren in maximaal veilige omstandigheden, en het zoeken naar
alternatieve energiebronnen; verdere toepassing van electronica en
telegeleiding...), die de mens steeds meer bevrijdt van de zware,
onterende en afstompende taken. Op die manier beantwoordt de geschiedenis
reeds bij voorbaat het oude en laag bij de grondse bezwaar tegen het
socialisme: ‘Wie zal onder het socialisme het vuile werk doen?’.
De maximale ontwikkeling van de productie
in voorwaarden die het meest rendabel zijn voor de mensheid vereist het
behoud en de uitbreiding van een internationale arbeidsverdeling, maar dan
grondig gewijzigd om het onderscheid tussen ‘ontwikkelde’ en
‘afhankelijke’ landen weg te werken, de afschaffing van de grenzen en
een economische planning op wereldvlak. De afschaffing van de grenzen en
de werkelijke eenmaking van de menselijke soort is trouwens ook een
psychologisch gebod van het socialisme, het enige middel om de economische
en maatschappelijke ongelijkheid onder de naties op te heffen. De
afschaffing van de grenzen betekent absoluut niet de afschaffing van de
eigen culturele persoonlijkheid van elke natie; ze zal integendeel de
bevestiging van die persoonlijkheid op haar eigen terrein op veel
schitterender wijze doen uitkomen dan nu.
Het beheer van de ondernemingen door de
arbeiders, van de economie door een congres van arbeidersraden, van alle
sferen van het maatschappelijke leven door de betrokken gemeenschappen,
vereist eveneens materiële voorwaarden om verwezenlijkt te kunnen worden,
als het niet fictief wil blijven. De radicale inkorting van de arbeidsdag
— in feite de invoering van de halve arbeidsdag — is onontbeerlijk
opdat de producenten de tijd zouden hebben om de bedrijven en de gemeenten
te beheren, opdat er zich geen nieuwe laag van beroepsadministratoren zou
vormen.
De veralgemening van het hoger onderwijs
— en een nieuwe indeling tussen ‘studietijd’ en ‘arbeidstijd’
gedurende heel het volwassen leven van man en vrouw — is onontbeerlijk
om de scheiding tussen handenarbeid en geestesarbeid geleidelijk te doen
afsterven. De volledige gelijkheid in betaling, vertegenwoordiging en
mogelijkheid tot hogere scholing van de vrouw is onontbeerlijk opdat de
ongelijkheid tussen de geslachten niet gehandhaafd blijft na het afsterven
van de ongelijkheid tussen de maatschappelijke klassen.
3. De politieke, ideologische,
psychologische en culturele voorwaarden om dit doel te bereiken
De materiële voorwaarden voor de
verwezenlijking van een klassenloze samenleving zijn onontbeerlijk, maar
ook onvoldoende. Het socialisme en het communisme zullen niet het
automatische product zijn van de ontwikkeling van de productiekrachten,
van het verdwijnen van de schaarste, van de verhoging van het
intellectuele en technische scholingsniveau van de mensheid. Men moet ook
de gewoonten, de zeden, de mentale structuren wijzigen die voortvloeien
uit duizenden jaren uitbuiting, onderdrukking en maatschappelijke
voorwaarden die het verlangen naar particuliere verrijking begunstigen.
Voor alles moet men alle politieke macht
afnemen van de heersende klassen en hen beletten die macht te heroveren.
De algemene bewapening van de arbeiders, als vervanging van de staande
legers en verder de geleidelijke vernietiging van alle wapens en de
onmogelijkheid voor de eventuele voorstanders van het herstel van de
heerschappij der minderheid om ze te produceren, moeten toelaten dit doel
te bereiken.
De democratie der arbeidersraden, de
uitoefening van alle politieke macht door die raden, de openbare controle
op de productie en de distributie van de rijkdommen; de zo groot mogelijke
openlijkheid van de debatten die tot de grote politieke en economische
beslissingen leiden; de toegankelijkheid voor alle arbeiders van de
middelen ter informatie en ter vorming van de publieke opinie; ziedaar wat
het voortbestaan moet verzekeren van voorwaarden waarin geen enkele
terugkeer naar een regime van onderdrukking en uitbuiting meer mogelijk
is.
Verder komt het erop aan de voorwaarden
te scheppen die gunstig zijn om de producenten gewoon te maken aan de
bestaanszekerheid, en te doen ophouden hun inspanningen te meten aan de
hand van specifieke vergoedingen die ze ervoor verwachten. Die
psychologische revolutie zal zich slechts kunnen voordoen als de ervaring
aan de mensen zal geleerd hebben dat de socialistische maatschappij
inderdaad — en voortdurend — de bevrediging van alle basisbehoeften
waarborgt, zonder als tegengewicht ieders inbreng in de maatschappelijke
rijkdom te meten.
De kosteloosheid van de voeding en van de
basiskleding, van de openbare diensten, van de gezondheidszorgen, van het
onderwijs, van de culturele diensten zal toelaten om dat doel te bereiken
vanaf het ogenblik dat ze gedurende twee of drie generaties zal
gefunctioneerd hebben. Vanaf dan zal de arbeid niet meer beschouwd worden
als een middel om ‘aan de kost te komen’ of om het dagelijkse verbruik
te dekken, en een drang naar creatieve activiteit worden waardoor iedereen
bijdraagt tot het welzijn en de ontplooiing van allen.
De radicale omvorming van de
verdrukkingsstructuren die het patriarchaal gezin, de autoritaire school
die zich opsluit in zijn ivoren toren, het passief slikken van ideeën en
‘culturele goederen’ zijn, zal met die maatschappelijke en politieke
omvormingen gepaard gaan.
De dictatuur van het proletariaat zal
geen enkel idee, geen enkele wetenschappelijke, literaire, culturele of
artistieke stroming onderdrukken. Ze zal geen schrik hebben van ideeën
vermits ze overtuigd is van de juistheid van de communistische ideeën.
Dat wil nog niet zeggen dat ze neutraal zal staan in de ideologische
strijd die voortduurt. Ze zal alle gunstige voorwaarden scheppen opdat het
geëmancipeerde proletariaat zich de beste producten van de oude cultuur
kan eigen maken, en geleidelijk de elementen bouwt van de eengemaakte
communistische cultuur van de latere mensheid.
De culturele revolutie die haar stempel
zal zetten op de opbouw van het communisme zal voor alles een revolutie
zijn in de voorwaarden waarin de mensen hun eigen cultuur scheppen, de
omvorming van de massa der leden van de gemeenschap van passieve
verbruikers in creatieve en actieve culturele voortbrengers.
De grootste hindernis die nog moet
overwonnen worden om een communistische wereld te scheppen is de enorme
kloof die de productie en de levensstandaard per hoofd in de industrieel
hoogontwikkelde landen scheidt van die der onderontwikkelde landen. Het
marxisme verwerpt resoluut elke reactionaire utopie van een communisme van
de ascese en van de schaarste. De ontplooiing van het economische en
sociale leven der volkeren van het zuidelijke halfrond vereist niet alleen
een socialistische planificatie van de wereldeconomie, maar bovendien een
radicale herverdeling van de materiële middelen ten voordele van die
volkeren.
Alleen een omvorming van de egoïstische,
kortzichtige en kleinburgerlijke denkwijzen die op dit moment voortbestaan
bij een belangrijk deel van de arbeidersklasse van het noordelijke
halfrond kan dat doel doen bereiken. De internationalistische opvoeding
zal daarom tesamen moeten komen met de gewoonte aan de overvloed, die zal
bewijzen dat een dergelijke herverdeling zal kunnen plaatsgrijpen zonder
een teruggang van de levensstandaard van de noordelijke massa’s.
4. De etappen van de klassenloze
samenleving
Op grond van de reeds rijke ervaring van
de proletarische revoluties sinds meer dan een eeuw — d.w.z. sinds de
Commune van Parijs — kunnen drie etappes onderscheiden worden in de
opbouw van de klassenloze maatschappij:
- de overgangsetappe van kapitalisme
naar socialisme, die de etappe is van de dictatuur van het
proletariaat, van het voortbestaan van het kapitalisme in belangrijke
landen, van het gedeeltelijk voortbestaan van de warenproductie en van
de geldeconomie, van het voortbestaan van meerdere klassen en sociale
lagen in de schoot van de landen die zich in deze etappe bevinden en
dus van de noodzaak van het voortbestaan van de staat, om de belangen
van de arbeiders te verdedigen tegen de voorstanders van een terugkeer
naar de heerschappij van het kapitaal;
- de etappe van het socialisme, waarvan
de opbouw voleindigd is, en die gekenmerkt wordt door het afsterven
van de maatschappelijke klassen {‘het socialisme is de klassenloze
maatschappij’, zegt Lenin), door het verdwijnen van de waren- en de
geldeconomie, door het verdwijnen van de staat, door de internationale
overwinning van de nieuwe maatschappij. Nochtans zal gedurende de
socialistische etappe ieders vergoeding (abstractie gemaakt van de
kosteloze bevrediging van de basisbehoeften) nog steeds gemeten worden
aan de hand van de hoeveelheid arbeid die aan de maatschappij geleverd
wordt;
- de etappe van het communisme, die
gekenmerkt wordt door de integrale toepassing van het principe ‘van
ieder volgens zijn bekwaamheid, aan ieder volgens zijn behoeften’,
door het verdwijnen van de maatschappelijke arbeidsdeling, door het
verdwijnen van de scheiding tussen stad en platteland. De mensheid zal
zich reorganiseren in de vorm van vrije gemeenschappen
producenten-consumenten, die bekwaam zijn zichzelf te besturen zonder
afzonderlijke organismen, gereïntegreerd in een gerehabiliteerd
natuurlijk milieu, en beschermd tegen de risico’s van vernietiging
van het ecologische evenwicht.
Er dient evenwel opgemerkt dat, van zodra
we te doen hebben met een post-kapitalistische maatschappij waarin het
machtsmonopolie van een bureaucratische laag is afgeschaft — dat we dus
te doen hebben met een werkelijke arbeidersmacht — er geen enkele
revolutie, geen enkel bruusk breekpunt nodig is om die verschillende
etappes elkaar te doen opvolgen. Ze zullen voortvloeien uit een
geleidelijke evolutie van de productieverhoudingen en van de
maatschappelijke verhoudingen. Ze zullen de uitdrukking zijn van het
geleidelijk afsterven van de marktcategorieën, van het geld, van de
maatschappelijke klassen, van de staat, van de maatschappelijke
arbeidsdeling en van de mentale structuren die gegroeid zijn in heel het
verleden van ongelijkheid en van sociale strijd. Het komt er vooral op aan
die afstervingsprocessen onmiddellijk aan te vatten en ze niet te verdagen
naar volgende generaties.
Dat is ons communistisch ideaal. Het is
de enige oplossing voor de brandende problemen waarmee de mensheid
geconfronteerd wordt. Zijn leven wijden aan de verwezenlijking ervan is
tevens zich waardig tonen aan het verstand en de grootsheid van de beste
elementen van onze soort, van de moedigste denkers, van de moedigste
strijders voor de ontvoogding van de arbeid, in het verleden en in het
heden.
Literatuur
Dallemagne, Jean-Luc, Construction du
socialisme et révolution. Essai sur la transition du socialisme.
Paris, Francois Maspéro. 1975.
Engels, Friedrich, De heer Eugen Dührings
omwenteling in de wetenschap. Moskou, Uitgeverij voor literatuur in
vreemde talen, s.d., derde deel.
Kollontaï, Alexandra, Communisme en
gezin (1920). In: De Internationale, n° 18, Januari —
februari 1978. PD. 21-31.
Mandel, Ernest, Tien stellingen over
de sociaal-economische wetmatigheden van de overgangsmaatschappij tussen
kapitalisme en socialisme. In: De Internationale, nr: 12.
April 1976, pp. 45-55.
Marx, Karl, Kritiek op het programma
van Gotha. Verschillende uitgaven.
Ollman, Bertell, Marx’s Vision of
Communism: A Reconstruction. In: Critique, n° 8, Summer
1977, pp. 4-41.
Rosdolsky, Roman, La limite
historique de la loi de la valeur. L’ordre social socialiste dans
l'oeuvre de Marx. In: Critiques de l'economie politique, n°
6, Janvier — mars 1972, pp. 3-25. Socialistische democratie en
dictatuur van het proletariaat. Resolutie van het Verenigd Secretariaat
van de Vierde Internationale. In: De Internationale, nr. 17.
September 1977. pp. 15-31.
|