XIII. Van de dagelijkse massastrijd naar
de socialistische wereldrevolutie
Sinds de Eerste Wereldoorlog bestaan de
noodzakelijke materiële voorwaarden voor de verwezenlijking van een
socialistische maatschappij. De grote onderneming is de basis van de
productie geworden. De arbeidsdeling op wereldschaal heeft een hoog niveau
bereikt. De onderlinge afhankelijkheid van alle mensen — de
‘objectieve socialisering van de arbeid’ — is grotendeels
verwezenlijkt. Bijgevolg wordt het vervangen van het regime van privé-bezit,
van concurrentie en markteconomie, door een regime gegrondvest op de
vereniging van alle producenten en op de planificatie van de productie
teneinde vrijelijk gekozen doeleinden te verwezenlijken, objectief
mogelijk.
1. De overwinningsvoorwaarden van de
socialistische revolutie
Maar in tegenstelling tot alle sociale
revoluties in het verleden, vereist de socialistische revolutie een
bewuste en doelgerichte inzet van de revolutionaire klasse, zijnde het
proletariaat. Daar waar alle revoluties in het verleden een regime van
uitbuiting der producenten vervingen door een ander, en zich bijgevolg
konden beperken tot de uitschakeling van de hindernissen voor het een of
ander economisch mechanisme, tracht de socialistische revolutie de
economie en de maatschappij te reorganiseren volgens een vooraf bepaald
ontwerp: de bewuste organisatie van de economie met het oog op de
voldoening van alle rationele behoeften van de mens en op de verzekering
van de volledige ontplooiing van hun persoonlijkheid.
Dergelijk ontwerp kan niet zomaar
verwezenlijkt worden. Het vereist van de revolutionaire klasse een klaar
bewustzijn van haar doeleinden en van de middelen om ze te bereiken. Dat
is des te meer zo daar de arbeidersklasse in haar strijd voor de
socialistische revolutie, voor een sterker georganiseerde klassenvijand
staat, die meer en meer beschikt over een wereldomvattend net van
militaire, financiële, politieke, commerciële en ideologische krachten
om zijn heerschappij te kunnen verderzetten.
De overwinning van de socialistische
wereldrevolutie vereist dus twee soorten voorwaarden om verzekerd te zijn:
- wat men noemt objectieve voorwaarden,
d.w.z. voorwaarden die onafhankelijk zijn van het bewustzijnsniveau
van de proletariërs en van de revolutionairen. Deze omvatten de
rijpheid van de materiële en maatschappelijke voorwaarden
(economische grondslag en numerieke kracht van het proletariaat), die
op wereldvlak permanent aanwezig is sinds vóór 1914. Ze omvatten ook
de politieke voorwaarden: de onbekwaamheid van de burgerij om te
regeren en haar groeiende interne verdeeldheid; de weigering der
productieve klassen om de heerschappij van de burgerij te aanvaarden,
en hun groeiende opstandigheid tegen die heerschappij. Die objectieve
politieke voorwaarden die noodzakelijk zijn voor de overwinning van
een socialistische revolutie bestaan periodiek in verschillende
landen, tijdens diepgaande pre-revolutionaire en revolutionaire
crisissen die er uitbreken.
- wat men noemt de subjectieve
voorwaarden, d.w.z. het niveau van klassenbewustzijn van het
proletariaat en de graad van rijpheid invloed en kracht van zijn
revolutionaire leiding, van zijn revolutionaire partij.
We kunnen besluiten dat er sinds de
Eerste Wereldoorlog herhaaldelijk en in verscheidene landen, succesrijke
socialistische revoluties objectief mogelijk waren. Om ons te beperken tot
de industrieel hoogontwikkelde landen: in Duitsland in 1918-1920, in 1923
en misschien ook in 1930-'32; Italië in 1919-1920, in 1946-'48 in
1969-‘70 ; in Frankrijk in 1936, in 1944-1947, in mei 1968; in
Groot-Brittannië in 1919-'20, in 1926, in 1945; in Spanje in 1936-'37;
enz... enz...
De subjectieve voorwaarden daarentegen
waren niet rijp voor de overwinning van de revolutie. Het uitblijven van
revolutionaire overwinningen in het Westen is dus tot nu toe essentieel
afhankelijk van de «’crisis van de subjectieve factor in de
geschiedenis’, van de crisis van het klassenbewustzijn en van de
revolutionaire leiding van het proletariaat.
2. De opbouw van de IVe internationale
Het is vertrekkend vanuit een dergelijke
analyse, die zich baseert op de historische mislukking van het reformisme
en van het stalinisme om het proletariaat naar de overwinning te leiden,
dat Trotsky en een handvol oppositionele communisten zich vanaf 1933 de
taak hebben gesteld om een nieuwe revolutionaire leiding voor het
wereldproletariaat op te bouwen. Met dat doel voor ogen stichtten ze in
1938 de IVe Internationale.
Ongetwijfeld is ze op zichzelf nog niet
de revolutionaire massa-Internationale die als enige bekwaam zal zijn te
functioneren als een werkelijke generale staf van de wereldrevolutie. Maar
ze doet het programma van een dergelijke revolutionaire
massa-Internationale verder leven, perfectioneert het, verbetert het dank
zij de voortdurende activiteit in de klassenstrijd in 50 landen. Doorheen
haar veelvuldige activiteiten vormt ze kaders op basis van dat programma.
Verder stimuleert ze op een doelgerichte wijze de eenmaking der ervaringen
en van het bewustzijn der revolutionairen op wereldschaal, door hen te
leren werken in de schoot van eenzelfde organisatie, in plaats van —
overigens ijdel — op een dergelijke eenmaking te wachten als voortkomend
uit het spontane effect van de opgang van revolutionaire krachten in
verschillende landen en werelddelen, die zich onafhankelijk van elkaar
ontwikkelen.
De IVe Internationale beperkt zich niet
tot een passief wachten op de ‘grote avond’ en intussen haar programma
op punt te stellen. Zij beperkt zich niet tot een abstracte propaganda
voor dat programma. Ze verspilt evenmin haar krachten in een steriel
activisme en agitatie die begrensd blijven tot een steun aan de strijd
voor onmiddellijke doeleinden van de uitgebuite massa’s.
De opbouw van nieuwe revolutionaire
partijen en een nieuwe revolutionaire Internationale veronderstelt
tegelijkertijd de onverzoenlijke verdediging van het
revolutionair-marxistische programma, dat in zich alle ervaringen van de
voorbije klassenstrijd bevat; de propaganda en agitatie voor een
actieprogramma, dat Trotsky het programma der overgangseisen noemde, zich
daarbij inspirerend op de termen die gebruikt werden door de leiders van
de Communistische Internationale in de eerste jaren van haar bestaan, en
een constante tussenkomst in de massastrijd, om die er in de praktijk toe
te brengen dat actieprogramma over te nemen, en om die strijd
organisatievormen te geven die uitlopen op de oprichting van
arbeidersraden.
De noodzaak van een revolutionaire
Internationale, die meer is dan een eenvoudige optelling van nationale
revolutionaire partijen, is gesteund op een hechte materiële basis. Het
tijdvak van het imperialisme is het tijdvak van een economie, een
politiek, van oorlogen op wereldschaal. Het imperialisme is een
gearticuleerd internationaal systeem. De productiekrachten zijn al sinds
lang geïnternationaliseerd. Het kapitaal is meer en meer internationaal
georganiseerd in zijn grote multinationale trusts. De nationale staat is
sinds lang een belemmering voor de verdere vooruitgang van de productie en
van de beschaving. De grote problemen van de mensheid (verhinderen van een
wereldoorlog met kernwapens; de honger in het zuidelijke halfrond; het
plannen van de economische groei; grondstoffen en inkomens billijk
verdelen onder alle volkeren; de wetenschap ten dienste stellen van de
mensheid) kunnen enkel op wereldvlak worden opgelost.
Wie in die voorwaarden in verspreide
marsorde wil opstappen naar het socialisme, wie een tegenstander wil
verslaan die op wereldvlak is georganiseerd maar een internationale coördinatie
van dat revolutionaire plan van de hand wijst, wie de multinationals een
klap wil toebrengen terwijl de arbeidersstrijd per land wordt gevoerd, die
valt duidelijk terug in de utopie.
Overigens heeft de revolutionaire strijd
de objectieve en spontane neiging zich internationaal uit te breiden, niet
alleen als verweer tegen contra-revolutionaire interventies van de
klassenvijand, maar ook en vooral door de stimulans die ervan uitgaat voor
de arbeiders van vele landen. Het voortdurend uitstellen van de oprichting
van een werkelijk internationale organisatie van de revolutionairen,
betekent achterblijven niet alleen bij de objectieve noden van onze tijd,
maar zelfs ten opzichte van spontane tendensen onder de meest
vooruitstrevende delen van de massa’s.
Tegelijkertijd met de nieuwe opgang van
de arbeidersstrijd en van de jeugdradicalisatie over heel de wereld sinds
het einde van de jaren ‘60, die gesymboliseerd wordt door mei ‘68 in
Frankrijk is de IVe Internationale er trouwens in geslaagd haar krachten
in belangrijke mate te doen toenemen. Zij is aanwezig in 65 landen, op
alle continenten. Een twintigtal van haar organisaties hebben een
belangrijke ontwikkeling gekend, met een werkelijke inplanting in de
massa’s, en een deelname, soms op het vlak van de leiding, aan
belangrijke episoden uit de klassenstrijd. De rol van de Franse
trotskisten tijdens de mei-beweging van 1968, en de vorming van een nieuwe
arbeiders- en vakbondsvoorhoede daarna; de rol van de Amerikaanse
trotskisten in de mobilisatie tegen de Vietnamese oorlog; de rol van de
Spaanse trotskisten in de vorming van een nieuwe voorhoede; de rol van de
trotskisten in Argentinië, Mexico en Colombië in de vorming van een
stroming op klasse-basis binnen de massabeweging in hun land, de rol van
de trotskisten op Sri Lanka in de heropleving van de linkerzijde van de
arbeidersbeweging na de ineenstorting van de oude leiding van die
arbeidersbeweging; dit zijn enkele van de belangrijkste resultaten die
bereikt zijn tijdens de periode 1968-‘77.
3. Onmiddellijke eisen en
overgangseisen
In ons tijdperk dwingen de
kapitalistische uitbuiting en de imperialistische onderdrukking de
massa’s telkens opnieuw om grote gevechten aan te gaan. Maar uit
zichzelf zijn de massa’s slechts geneigd onmiddellijke doeleinden voor
die strijd te formuleren: de verdediging of verhoging van de reële lonen,
de verdediging of verovering van bepaalde fundamentele democratische
vrijheden, de val van bijzonder repressieve regeringen, enz...
De burgerij kan toegevingen doen aan de
strijdende massa’s om te vermijden dat hun strijd zich ontwikkelt tot
een bedreiging van het geheel der kapitalistische uitbuiting. Dat kan ze
zich des te beter veroorloven vermits ze ontelbare middelen bezit om die
toegevingen te neutraliseren, om met de ene hand terug te nemen wat ze met
de andere heeft gegeven. Als ze loonsverhogingen aanvaardt kunnen de
winden behouden blijven door prijsverhogingen. Als de arbeidsduur wordt
ingekrompen, kan het arbeidsritme versneld worden. Als de arbeiders
maatregelen van sociale zekerheid afdwingen, kunnen de belastingen op hun
inkomsten zodanig verhoogd worden, dat ze uiteindelijk zelf betalen wat de
staat schijnt toe te geven, enz.
Om die vicieuze cirkel te doorbreken is
het nodig de massa’s ertoe te brengen om als doel van hun dagelijkse
strijd overgangseisen te stellen, waarvan de verwezenlijking onverenigbaar
is met de normale functionering van de kapitalistische economie en van de
burgerlijke staat. Die eisen dienen geformuleerd op een manier dat ze
begrijpelijk zijn voor de massa’s — anders blijven het papieren eisen.
Tegelijkertijd moeten ze van een zodanige aard zijn dat ze, door hun
inhoud zelf, en door de omvang van de ontketende strijd, een globale
betwisting van het kapitalistische regime en het ontstaan van organismen
van het sovjet-type, van organen van dubbele macht, veroorzaken. Ver van
alleen maar waarde te hebben in periodes van scherpe revolutionaire
crisis, ligt het in de aard van de overgangseisen — zoals het ordewoord
van de arbeiderscontrole — om een dergelijke revolutionaire crisis te
doen ontstaan, door de arbeiders ertoe te brengen het kapitalistische
regime zowel in de geest als in de praktijk te betwisten.
4. De drie sectoren van de
wereldrevolutie vandaag
Door de achterstand van de socialistische
revolutie in de industrieel hoogontwikkelde landen wordt het proletariaat
geconfronteerd met verschillenden taken in de verschillende delen van de
wereld.
In de koloniale en half koloniale landen
kunnen de arbeiders en de arme boeren niet wachten tot de arbeiders van de
industrielanden hen ter hulp komen. Door het enorme gewicht van
onderdrukking en ellende dat het imperialisme op de arbeiders- en
boerenmassa’s van die landen heeft geladen, is het uitbreken van een
brede massastrijd, van brede revolutionaire bewegingen er onvermijdelijk.
De arbeiders moeten elke anti-imperialistische massastrijd steunen, of hij
nu gericht is tegen de buitenlandse overheersing of tegen de uitbuiting
door buitenlandse trusts; of hij nu de landbouwrevolutie beoogt of de
uitschakeling van bloedige ‘inlandse’ dictaturen. Na de politieke
leiding van die massabewegingen veroverd te hebben dank zij zijn
vastberadenheid en zijn ijver om de progressistische eisen van alle
uitgebuite klassen en lagen van de natie tot de hare te maken, vecht het
proletariaat voor de verovering van de macht en werpt tegelijkertijd het
eigendom en de macht van de industriële burgerij omver.
In de gebureaucratiseerde arbeidersstaten
komen de massa’s op voor de verovering van hun democratische vrijheden,
tegen het monopolie van machtsuitoefening door de bureaucratie, tegen de
heropduikende onderdrukking van nationale minderheden, tegen het
wanbeheer, de verkwisting, de materiële privilegies die eigen zijn aan
het bureaucratische beheer van de economie. Ze eisen dat het beheer van de
arbeidersstaat in handen komt van de arbeiders zelf, georganiseerd in hun
raden (sovjets), ze eisen het beheer van de planeconomie door een
democratisch gecentraliseerd systeem van arbeidersraden.
In de imperialistische landen vormen de
massabewegingen tegen de kapitalistische uitbuiting, tegen de inkrimping
of uitschakeling van de democratische vrijheden zich dank zij het
overgangsprogramma en de opbouw van een nieuwe revolutionaire leiding om
in een strijd voor de omverwerping van de burgerlijke staat en de
onteigening van het kapitaal, in een zegevierende socialistische
revolutie.
De verschillende taken waarmee het
proletariaat en de revolutionairen geconfronteerd worden in de
verschillende delen van de wereld — taken van de permanente revolutie in
de onderontwikkelde landen, taken van de anti-bureaucratische politieke
revolutie in de gebureaucratiseerde arbeidersstaten, taken van de
proletarische revolutie in de imperialistische landen — zijn de
weerspiegeling van de ongelijke en gecombineerde ontwikkeling van de
wereldrevolutie. Deze breekt niet tegelijkertijd in alle landen uit. Alle
landen bevinden zich niet in identieke maatschappelijke, economische en
politieke omstandigheden.
De hoofdtaak van de revolutionaire
marxisten ligt in de geleidelijke eenmaking van die drie revolutionaire
bewegingen in éénzelfde proces van socialistische wereldrevolutie. Die
eenmaking is objectief mogelijk dank zij het feit dat slechts één
maatschappelijke klasse, het proletariaat, in staat is om de onderscheiden
historische taken van de revolutie in elk van de drie voornoemde sectoren
tot een goed einde te brengen. Die eenmaking zal reëel worden dank zij de
internationale opvoeding en politiek van de revolutionaire voorhoede, die
uit de aan de gang zijnde strijd steeds meer ervaringen van internationale
solidariteit van de arbeiders en verdrukten van alle landen zal naarvoor
halen, die systematisch de xenofobie, het racisme, nationalistische
vooroordelen van om ‘t even welke soort zal bestrijden. teneinde dat
internationalistisch bewustzijn te doen doordringen bij de bredere
massa’s.
5. Arbeidersdemocratie,
zelforganisatie van de massa’s en socialistische revolutie
Een der voornaamste aspecten van de
rechtstreekse actie der massa’s, van hun brede betogingen of
stakingsbewegingen. is het opdrijven van hun bewustzijnsniveau, door de
toename van hun zelfvertrouwen.
In het dagelijkse leven zijn de
arbeiders, de arme boeren, de kleine ambachtslui, de vrouwen, de jongeren,
de nationale en raciale minderheden het gewoon verpletterd te worden,
uitgebuit en verdrukt door een reeks bezittenden en machtigen. Ze hebben
het gevoel dat de opstand onmogelijk en inefficiënt is, dat de kracht van
hun tegenstanders te groot is, dat alles uiteindelijk terug hetzelfde
wordt als voorheen. Maar in het vuur van de grote massamobilisaties
beginnen die angst, die ontmoediging, dat gevoel van minderwaardigheid en
onmacht plotseling te verdwijnen. Dan worden de massa’s zich bewust van
hun potentieel reusachtige macht, vanaf het moment dat ze verenigd,
gemeenschappelijk en solidair in actie treden, vanaf het moment dat ze
zich organiseren en hun strijd doelmatig organiseren.
Het is daarom dat de revolutionaire
marxisten een enorm belang hechten aan al wat dat gevoel van zelfzekerheid
van de massa’s vergroot, aan al wat hen over de onderdanige en
gehoorzame gedragingen heenzet, die hen zijn ingepompt door duizenden
jaren overheersing door de bezittende klassen. ‘Nous ne sommes rien,
soyons tout’ (we zijn niets, laat ons alles zijn): die woorden uit
de eerste strofe van de Franse versie van de Internationale zijn een
schitterende samenvatting van de psychologische revolutie die
onontbeerlijk is voor de overwinning van een socialistische revolutie.
Op de weg van de zelforganisatie der
massa’s spelen democratische stakersvergaderingen die stakingscomités
verkiezen en elk analoog mechanisme in andere vormen van massa-actie een
vitale rol. Dergelijke vergaderingen zijn voor de massa’s een leerschool
voor het zelfbeheer. Door te leren hun eigen strijd te leiden, leren ze
hoe morgen de staat en de economie te leiden. De organisatievormen die ze
zich op die manier gewoon maken zijn embryonale vormen van de latere
arbeidersraden, van de latere sovjets, basisorganisatievormen van de op te
bouwen arbeidersstaat.
De eenheid van actie die onontbeerlijk is
om de verspreide krachten van de arbeiders te verzamelen, de machtige
eenheidswil die tijdens de grote massa-acties en mobilisaties miljoenen
enkelingen bijeenbrengt die niet de gewoonte hadden om gezamelijk actie te
voeren, is niet te verwezenlijken zonder een praktijk van de grootst
mogelijke arbeidersdemocratie. Een democratisch verkozen stakingscomité
moet per definitie uitgaan van alle stakers van het bedrijf, van de
industrietak, van de stad, de streek of het land in staking. Indien het
vertegenwoordigers van deze of gene sector der betrokken arbeiders zou
uitsluiten, onder het voorwendsel dat hun filosofische of politieke
meningen de tijdelijke leiders van de staking niet bevallen, zou dat
betekenen dat het de eenheid van de staking en dus de staking zelf breekt.
Hetzelfde principe geldt voor elke vorm
van massa-actie en voor de representatieve organisatievormen daarvan. De
voor de overwinning onontbeerlijke eenheid veronderstelt de
arbeidersdemocratie, d.w.z. het principe van niet uitsluiting van om ‘t
even welke strekking onder degenen die deelnemen aan de strijd. Allen
moeten het recht hebben de eigen voorstellen te verdedigen die ze met het
oog op de overwinning van de strijd doen.
Als die democratie eerbiedigd wordt,
zullen de minderheden van hun kant de meerderheidsbeslissingen
respecteren, vermits ze de mogelijkheid zullen behouden om die
beslissingen te wijzigen aan de hand van de ervaringen. Door die
bevestiging van de arbeidersdemocratie zijn de democratische
organisatievormen van de arbeidersstrijd ook de aankondiging van een
karakteristieke eigenschap van de toekomstige arbeidersstaat: de
uitbreiding en niet de inkrimping van de democratische vrijheden.
Literatuur
Anderson, Perry, The antinomies of
Antonio Gramsci. In: New Left Review, n° 100. November 1976 —
January 1977. pp. 5-78.
Bensaïd, Daniel, La révolution et
le pouvoir. Paris, Stock, 1976.
Blackburn, Robin, Marxism: theory of
proletarian révolution. In: New Left Review, n° 96. May — june
1976, pp. 3-55.
Mandel, Ernest, Contrôle ouvrier,
conseils ouvriers, autogestion. Paris, François Maspéro, Poche
Rouge, 4, 5, 6. 1973.
Mandel, Ernest, De strategie der
overgangseisen. S.l.. PL-brochure nr. 2, s.d.
Mandel, Ernest, Sur quelques problèmes
de la stratégie révolutionnaire en Europe Occidentale. In: Critique
Communiste, n° 8-9, Septembre-octobre 1976. Engelse vertaling in: New
Left Review, n° 100, November 1976 — January 1977, pp. 97-132.
Trotsky, Leon, De doodsstrijd van het
kapitalisme en de taken van de Vierde Internationale (Het
Overgangsprogramma). Gent, Fonds Leon Lesoil, 1978.
|