Het kapitalisme bevindt zich op
dit moment in de ernstigste crisis sinds de dertiger jaren. De
nederlaag die het Amerikaans imperialisme in Indo-China heeft
geleden, heeft in de USA een situatie geschapen die iedere
militaire interventie tegen een zich voltrekkende revolutie
onmogelijk heeft gemaakt. Voor het eerst sinds lange tijd, en
wel sinds 1975, heeft het kapitaal niet meer beschikt over een
politieagent op wereldschaal die in zekere mate in staat is de
strategische, politieke en economische sleutelposities van het
internationale imperialistische systeem te verdedigen.
Dit is vooral duidelijk
geworden aan de hand van het voorbeeld van de sjah en van
Somoza, wier val de positie van het imperialisme in het
Midden-Oosten en in Midden-Amerika aanzienlijk verzwakt heeft.
Wanneer men dan nog de voortdurende crisis van de internationale
kapitalistische economie erbij rekent, die zonder twijfel in
1980 in een nieuwe recessie zal uitmonden, kan men de ernst van
deze historische crisis van het kapitalistische systeem
begrijpen. De resoluties en de stellingen die door het Elfde
Wereldcongres van de IVe Internationale zijn aangenomen, passen
in dit algemene kader. Maar in dit verband moeten drie vragen
beantwoord worden.
Imperialisme
Is het imperialisme al tot een
definitieve verlamming veroordeeld tegenover de opgang van de
anti-imperialistische en antikapitalistische krachten in de
wereld? Is een kapitalistische “oplossing” van de crisis
mogelijk, en zo ja, onder welke voorwaarden? Waarom is de
vooruitgang in het revolutionaire proces sinds 1974-75, in het
bijzonder in de imperialistische landen, niet groter geweest?
Het Elfde Wereldcongres heeft
op de eerste vraag een heel duidelijk antwoord gegeven. Door dit
antwoord was de IVe Internationale niet verrast door de
gebeurtenissen van de laatste dagen (de dreiging van een
US-interventie tegen Iran). Er kan geen sprake zijn van een
militaire verzwakking van het imperialisme. Het US-imperialisme
is nu sterker dan ooit. Het bereidt juist nu een belangrijke
versterking van zijn militaire macht in Europa en Japan voor. In
zijn streven om op revolutionaire processen te reageren
ontbreekt het hem geenszins aan technische middelen. De
verlamming van de periode 1974-79 is louter politiek bepaald.
Sinds enige tijd stelt het
US-imperialisme koortsachtige pogingen in het werk om deze
verlamming te overwinnen. Het roept gespecialiseerde
interventietroepen in het leven voor het Midden-Oosten, voor het
Verre Oosten, Midden-Amerika, en het gebied rond de Middellandse
Zee. Het probeert met alle mogelijke middelen het politieke
klimaat in de USA te veranderen, om nieuwe contrarevolutionaire
interventies mogelijk te maken. De demonstratie van macht voor
het Zuid-Koreaanse systeem naar aanleiding van de moord op de
dictator Park; de vorming van een interventiestrijdmacht voor de
Caraïbische Zee en Midden-Amerika; het bijeenbrengen van een
machtige vloot in de Perzische Golf onder het voorwendsel de
gijzelaars in de ambassade van Teheran te beschermen; dat alles
zijn mijlpalen van deze politiek. Het is zeker dat nieuwe
contrarevolutionaire avonturen het imperialisme politiek gezien
duur zullen komen te staan, zowel in de USA zelf als
internationaal. Het aarzelt door de hoge prijs die het betalen
moet. Maar dat zal het imperialisme niet verhinderen om weer
actief te worden. De IVe Internationale roept de arbeiders en de
onderdrukte massa’s van de hele wereld op tot solidariteit met
de revolutie tegen zulke contrarevolutionaire interventies —
en niet de onverantwoordelijke gedachte over te nemen dat het
imperialisme nu al niet meer in staat zou zijn om te reageren.
Crisis en
revolutie
Het antwoord van het Elfde
Wereldcongres op de tweede vraag was niet minder duidelijk.
Gezien de ernst van de crisis die de burgerlijke maatschappij op
economisch, sociaal, politiek, strategisch en cultureel gebied
teistert, is het een illusie te geloven dat het kapitalisme zich
er uit zou kunnen redden met aanpassingen van beperkte omvang,
met kleine verbeteringen, met het afwisselen van
“midden-links” en “midden-rechts” regeringen, of met
kleinere lokale oorlogen. Net zoals na de crisis van 1929
vereist een kapitalistische “oplossing” van de crisis in
grijpende veranderingen.
Het kapitalisme bereidt zich
dus voor op “oplossingen” die vergelijkbaar zijn met die van
de dertiger jaren: het neerslaan van de arbeidersbeweging en
oorlog. Maar om deze oplossingen te kunnen toepassen moet het
eerst zeer ernstige nederlagen toebrengen aan het proletariaat
in een aantal imperialistische landen en aan de
bevrijdingsbewegingen in bepaalde delen van de halfkoloniale
wereld. De internationale krachtsverhoudingen zijn daarvoor
echter tegenwoordig veel ongunstiger dan in de periode 1929-1942
De crisis zal dus nog lang duren.
Het antwoord van het Elfde
Wereldcongres op de derde vraag, namelijk waarom de buitengewoon
zware crisis, die het imperialistische systeem tegenwoordig
treft, niet tot een grotere vooruitgang van de revolutie geleid
heeft, was eveneens heel duidelijk. In de imperialistische
landen heeft de arbeidersklasse te maken met een tegenstander
die oneindig veel rijker, machtiger, ervarener, listiger en
handiger is dan in de halfkoloniale landen. De ervaring
bevestigt dat het onmogelijk is om deze tegenstander met
halfspontane acties ten val te brengen, ook al zijn die acties
nog zo groot en indrukwekkend, zoals die van mei ‘68 of die
van de “sluipende mei” 1969 in Italië. Een revolutionaire
leiding die weet wat haar te doen staat, is onontbeerlijk. Er
zijn nieuwe revolutionaire partijen nodig, die reeds bij de
strijd voor de directe eisen van de massa’s hun bruikbaarheid
bewezen moeten hebben.
Centrale
politieke taken
Het proletariaat speelt
tegenwoordig in de drie sectoren van de wereldrevolutie een
steeds belangrijker rol. Dit komt vooral tot uiting in het in
toenemende mate hanteren van typisch proletarische
strijdmiddelen en organisatievormen (politieke massastaking,
opstanden in de steden, verschillende vormen van
zelforganisatie), en wel in landen die nog betrekkelijk
onderontwikkeld zijn, zoals Iran of Nicaragua. Deze feiten
verschaffen de historische taak van de IVe Internationale een
solide en realistische grondslag.
Uit deze analyse van de
ontwikkeling op wereldschaal, van haar gevaren en haar kansen
voor de werkende mensheid, worden drie soorten politieke taken
afgeleid:
- de verdediging en uitbreiding
van zich voltrekkende revoluties. Daarbij gaat het vooral om de
revolutie in Nicaragua, waarvan de antikapitalistische en
internationalistische dynamiek nog lang niet uitgeput is. De
revolutie breidt zich al uit naar Salvador. Ze moet gezien
worden in het kader van een meer algemene nieuwe start van de
revolutionaire cyclus in Latijns-Amerika, die de reeks van
bloedige nederlagen sinds het begin van de zestiger jaren
afsluit. De duidelijkste voorbeelden daarvoor zijn de krachtige
opgang van de arbeidersstrijd in Brazilië, de verbitterde
strijd van de Peruaanse massa’s en het mislukken van de
militaire staatsgreep in Bolivië na een algemene staking van 15
dagen. In Nicaragua is nog niets beslist. De binnenlandse
bourgeoisie heeft een aantal machtsposities vastgehouden. Het
imperialisme en de Latijns-Amerikaanse bourgeoisie proberen de
ontwikkeling in het huidige stadium van dubbele macht “in te
vriezen” om de revolutie te verstikken en vervolgens stuk te
slaan. De internationale solidariteit met deze zich voltrekkende
revolutie, en de strijd om deze revolutie op internationale
schaal uit te breiden, behoren tot de belangrijkste taken die de
IVe Internationale zich op haar Elfde Wereldcongres (het vijfde
sinds de hereniging) gesteld heeft.
De verdediging van de Iraanse
revolutie, die blootgesteld is aan een blokkade en aan de
dreiging met militair ingrijpen van de kant van het imperialisme
is net zo belangrijk. Zeker, in Iran bestaat geen situatie van
dubbele macht. De macht van de bourgeoisie bestaat daar nog.
Khomeiny is de laatste toevlucht voor de Iraanse bourgeoisie, en
wel dankzij het prestige dat hij door zijn onverzoenlijke
oppositie tegen het gehate regime van de sjah heeft verworven.
Hij gebruikt dit prestige om te voorkomen dat de arbeiders en
arme boeren zich organiseren op basis van
klassenonafhankelijkheid, met name door het gebruiken van
mystificaties als de “islamitische revolutie” en de
“islamitische republiek”. Maar de massa’s, aangemoedigd
door de overwinning op de sjah, hebben authentieke
anti-imperialistische en antikapitalistische verwachtingen,
waaraan Khomeiny nauwelijks tegemoet zal kunnen komen. Ook hier
staat een krachtmeting in het vooruitzicht. De revolutionaire
marxisten zullen slechts dan invloed onder de massa’s kunnen
verwerven als ze nu aan iedere etappe van de
anti-imperialistische strijd meedoen, daarbij hun programma in
zijn totaliteit verdedigen, en iedere gelegenheid te baat nemen
om de mogelijkheden voor onafhankelijke organisatievormen van
het proletariaat te verruimen en de nationale minderheden te
verdedigen.
- De strijd tegen het offensief
van de bezuinigingspolitiek van het kapitaal. Het gaat daarbij
om een internationaal offensief dat alle kapitalistische landen
omvat, zowel de halfkoloniale als de imperialistische landen.
Het directe doel van dat offensief is het bevriezen en
verminderen van de reëel besteedbare inkomens, het opnieuw
scheppen van een omvangrijke en langdurige werkloosheid door
ontslagen en fabriekssluitingen, het verzwakken van de
vakbondsorganisaties, het wegzuiveren van de meest strijdbare
arbeidersleiders (FIAT, British Leyland), en het beperken en
vervolgens verregaand terugschroeven van het stakingsrecht. Het
antwoord van de arbeiders moet eendrachtig zijn om effectief te
kunnen zijn. De verkorting van de werkweek — de 35 uren week
— met behoud van vol loon met evenredige en verplichte nieuwe
aanstellingen en arbeiderscontrole over de productie, dat is de
centrale eis rond welke de eenheidsstrijd tegen de werkloosheid
gevoerd moet worden. Dat kan en moet uitgroeien tot een
internationaal gecoördineerde strijd.
Maar afgezien van dit directe
en defensieve aspect van de strijd tegen de bezuinigingspolitiek
van het kapitaal, gaat het er ook om een tegenoffensief voor te
bereiden dat tegenover de burgerlijke bezuinigingspolitiek een
antikapitalistisch alternatief plaatst. In dit alternatief moet
een eenheidsfrontpolitiek centraal staan, een politiek voor een
arbeidersregering. Dat wil zeggen een regering van de grote
arbeidersmassa-organisaties van ieder land, die we oproepen de
directe eisen van de arbeiders in te willigen, daarom met de
bourgeoisie te breken en de weg naar het socialisme in te slaan.
- De verdediging en bevrijding
van de politieke gevangenen van de bureaucratie. Het opduiken
van een onvervaarde en openlijk optredende oppositie in de
gebureaucratiseerde arbeidersstaten is een van de typische
kenmerken van de verandering van de situatie op wereldschaal;
een teken voor het rijpen van de antibureaucratische politieke
revolutie. Het is ook de plicht van de hele internationale
arbeidersbeweging om een zo groot mogelijke campagne te
organiseren ter verdediging van de politieke gevangenen van de
verschillende bureaucratische dictaturen.
Internationale
campagnes
Het Elfde Wereldcongres (het
vijfde sinds de hereniging) van de IVe Internationale heeft een
belangrijke stap voorwaarts gemaakt in de centralisatie van haar
krachten door de secties en de sympathiserende organisaties van
de IVe Internationale (ze bestaan in ongeveer 60 landen, 48
waren op het congres vertegenwoordigd) op te roepen hun acties
op de volgende vier gebieden direct te gaan coördineren:
- een internationale
solidariteitscampagne met de revolutie in Nicaragua;
- de coördinatie van
vakbonds- en arbeidersactiviteiten ter verdediging van
arbeiders wier werk bedreigd wordt door dezelfde
multinational. Op het ogenblik bestaan er twee van zulke
initiatieven: Fiat (Turijn), Seat (Barcelona), Ford
(Groot-Brittannie), en Ford (Valencia);
- de coördinatie van acties
tegen kerncentrales;
- de coördinatie van
specifieke acties van de vrouwenbeweging, in het bijzonder
voor het recht op vrije en kostenloze abortus.
Het congres heeft bewezen dat
het beschikt over werkelijkheidszin en gezond verstand door
slechts op een beperkt aantal terreinen te proberen de
interventies van een aantal of de meerderheid van de secties en
sympathiserende groepen te coördineren. Het is duidelijk dat
het kleine aantal campagnes bij lange na niet alle brandende
vraagstukken van de klassenstrijd en de revolutionaire strijd
die op dit moment plaatsvindt, omvat. Maar de IVe Internationale
is nog te zwak om haar krachten effectief voor een groter aantal
projecten te kunnen mobiliseren. Het congres heeft een duidelijk
onderscheid gemaakt tussen internationale propagandakampanjes en
internationale mobiliseringscampagnes. De eerste soort kampanjes
zal noodzakelijkerwijs veel groter in aantal zijn. Ze zullen
hoofdzakelijk bestaan uit artikelen in onze pers in een aantal
betrokken landen, evenals uit incidentele bijeenkomsten en
deelname aan eenheidscomités.
Om deze taken te kunnen
vervullen, en om stappen voorwaarts voor de IVe Internationale
mogelijk te maken, moet aan één voorwaarde voldaan zijn die
door de grote meerderheid van de afgevaardigden op het Elfde
Wereldcongres begrepen en geaccepteerd werd. Deze voorwaarde lag
ten grondslag aan bijna alle politieke en organisatorische
documenten die aangenomen werden: de voortzetting en
intensivering van de proletarisering van onze organisatie. Het
is zeker waar dat de IVe Internationale op dit moment in
meerderheid — en zelfs in grote meerderheid — uit in
vakbonden georganiseerde loonafhankelijken bestaat. Onder hen
bevinden zich vele vakbondsleiders op bedrijfs- of staatsniveau.
(...) Maar onder deze talrijke werkers en vakbondsactivisten
bevinden zich te weinig arbeiders uit de grote industrie, zowel
uit oogpunt van het belang dat deze arbeiders getalsmatig in de
totale proletarische beweging hebben, als uit oogpunt van de
doorslaggevende betekenis die zij hebben in de dagelijkse
klassenstrijd en in de strijd voor de socialistische revolutie.
Daarom heeft het Elfde
Wereldcongres besloten dat de koers in de richting van de
proletarisering van de IVe Internationale voortgezet en geïntensiveerd
moet worden waarbij van de secties gevraagd wordt de
noodzakelijke maatregelen te nemen om het aantal en het belang
van de arbeiders in de grote industrie in onze organisaties
beslissend te vergroten.
|