De internationale economische
conjunctuur kent een steeds sterker uiteenlopend ritme. De
economische toestand verloopt niet op dezelfde manier in de
meest welvarende landen en in de andere. In de eerste categorie
zitten vooral de Verenigde Staten, West-Duitsland en Japan, en
ook enkele minder belangrijke kapitalistische landen
(imperialistische of half-kolonie) die sterk afhankelijk zijn
van die grote drie (Zwitserland, Zweden, Canada, Zuid-Korea,
Taiwan, grote olie-uitvoerende landen). In de tweede categorie
zitten alle andere imperialistische landen: Frankrijk,
Groot-Brittannië, Italië, Benelux, Spanje, Australië,... en
de grote meerderheid van de halfkoloniale landen.
De economie van de eerste
categorie landen evolueert in het teken van een herneming die
zich doorzet zelfs al is ze vertraagd. De verwachte beslissing
van de regering Carter om de kraan van de overheidsuitgaven open
te draaien, zal ongetwijfeld maken dat die herneming zich in de
USA ook in 1977 doorzet. Hierdoor zal een voortijdige recessie
vermeden worden, tenminste in de ‘rijke’ landen. Voor de
minder welvarende en minder stabiele kapitalistische landen zijn
de vooruitzichten daarentegen bijzonder somber. De herneming is
daar al voor een groot deel afgebroken op het einde van 1976
door de combinatie van de nieuwe crisis op wereldschaal in
de staalnijverheid en de inflatie die op de
binnenlandse markt elke stijging van het verbruik verstikt.
Maar deze afgeremde herneming
moet nu het hoofd bieden aan de maatregelen die de regeringen
van die landen moeten treffen om een einde te maken aan het
slinken van hun deviezenvoorraad. Want de hogere inflatiegraad
van die landen leidt tot een constant tekort op hun
betalingsbalans. De regeringen reageren met soberheidsmaatregelen:
brutale vermindering van de consumptie van de massa’s (in
Italië is er zelfs sprake van het vlees op de bon te zetten,
zoals in oorlogstijd!), daling van het reële loon, vermindering
van de uitgaven in de sociale sector. Al deze maatregelen zullen
ongetwijfeld leiden tot een economische stagnatie in het begin
van 1977.
Meer dan 17
miljoen werklozen
Wij gaan naar een stijging van
de werkloosheid in heel Europa, en ongetwijfeld ook in Japan. Het
rekord van 17 miljoen werklozen tijdens het dieptepunt van de
recessie 1974-’75 dreigt gebroken te worden.Het gaat hier
niet alleen, om een ongeluk in de conjunctuur. Het gaat om een
draai op lange termijn om de economische realiteit in de
imperialistische landen, om de politiek van de burgerlijke
regeringen. De mythe van de volledige werkgelegenheid, als
eerste doel van de economische politiek, is opgegeven. Een
massale en permanente werkloosheid moet de arbeidersklasse
opnieuw ‘tot de rede brengen’.
Maar die arbeidersklasse zal
zich niet laten doen. Haar reacties zullen sterker worden, zowel
op het economische als op het politieke vlak. En in dat geval
zal de bourgeoisie haar terugkeer naar een deflatiepolitiek duur
betalen. In de verscheidene landen zullen linkse regeringen
aan de macht komen, met verschillende varianten. Maar die
regeringen zullen zich ermee vergenoegen de structurele crisis
van het kapitalisme te beheren, of, in het beste geval, aan te
passen. De ontgoocheling die hiervan het gevolg zal
zijn in de rangen van de arbeiders dreigt daarna de politieke
slingerbeweging naar rechts te laten doorslaan, of zelfs naar
uiterst rechts als er geen massale reactie komt van
anti-kapitalistische, revolutionaire aard. Het is dus uiterst
belangrijk voor de arbeidersbeweging en voor de revolutionaire
marxisten die reactie tegen het offensief van de kapitalisten
voor te bereiden en te organiseren, en de strijd om te vormen in
de strijd voor de omverwerping van het kapitalisme.
De internationale bourgeoisie
vestigt haar hoop op het stimulerende effect dat moet uitgaan
van de betrekkelijk gunstige conjunctuur in de drie
belangrijkste imperialistische machten. Als de inflatoire
herneming in 1977 in de USA, West-Duitsland en Japan sterker
wordt, denken zij, zal die zich tijdens de tweede helft van 1977
uitbreiden tot het geheel van de internationale kapitalistische
economie. Maar zelfs als dat het geval is, zal de verergering
van inflatie en speculatie die daarmee gepaard gaat een
terugkeer uitlokken tot deflatoire maatregelen, en tot een recessie
op het einde van 1978 of het begin van 1979.
Maar het is helemaal niet zeker
dat die mogelijkheid, de minst nadelige voor het internationaal
kapitalisme, in 1977 werkelijkheid wordt. Het is zeer wel
mogelijk dat de herneming zo voorzichtig blijft in de USA, en
vooral in West-Duitsland en Japan, dat ze niet voldoende is om
de zieke economieën van Frankrijk, Italië, Groot-Brittannië
en de Benelux te stimuleren.
In dat geval zou het
tegenovergestelde kunnen gebeuren. De inkrimping van de
wereldhandel zou kunnen leiden tot het einde van de expansie in
de USA, West-Duitsland en Japan. Dan zou de nieuwe recessie
uitbreken van in het begin van 1978.
In beide gevallen wordt de
verslechtering op lange termijn van de economische toestand van
het kapitalisme nog eens voor een nieuw jaar bevestigd. En het
wordt lang niet de laatste in een lange reeks.
|