Goelag Archipel getuigt in drieërlei
opzicht van een tragedie. De tragedie van de stalinistische
zuiveringen die miljoenen Sovjet-Russische burgers troffen op
grond van misdaden die zij niet hadden bedreven. Onder hen
bevond zich de meerderheid van de bolsjewistische kaders. Voorts
de tragedie van een generatie van rebellerende intellectuelen in
de Sovjet-Unie, die door hun ervaringen met het stalinisme er
toe zijn gebracht tegelijkertijd ook het leninisme en het
marxisme over boord te werpen. Hierdoor waren zij niet meer in
staat de oorzaken van de stalinistische onderdrukking, van de
huidige werkelijkheid in de Sovjet-Unie, en de oplossing die die
crisis van die maatschappij vereist, te begrijpen.
Tenslotte de persoonlijke tragedie van de
uitzonderlijk talentvolle schrijver, die door zijn onvermogen de
aard van datgene wat hem treft te begrijpen, tot reactionaire
conclusies komt; conclusies die weer aanknopen bij de theorieën
waarmee Stalin en zijn beulen hun misdaden rechtvaardigden, en
die tegenwoordig dienen als rechtvaardiging van de onderdrukking
waardoor opnieuw politieke opposanten in de Sovjet-Unie worden
getroffen.
Stalinistische
concentratiekampen
Het eerste onderwerp van Goelag Archipel
is de wereld van de door de GPOe in het leven geroepen
dwangarbeidkampen, die onder Stalin een miljoen “misdadigers”
zagen toestromen, in meerderheid gedeporteerd, zo niet
terechtgesteld, in kennelijke schending van de Sovjet
legaliteit, met behulp van monsterlijk-willekeurige procedures
zoals marteling, en door totale onderdrukking van de rechten die
door de Sovjetgrondwet worden gegarandeerd. Daarbij maakte men
soms gebruik van geheime decreten die op zichzelf weer de
grondwet en het strafrecht van het land schonden. Solsjenitzyn
heeft een groot aantal getuigenissen verzameld over de
verhoudingen waaronder de grote stalinistische zuiveringen
plaatsvonden. Met name stelt hij de direct voor deze misdaden
verantwoordelijke groep rond Stalin aan de kaak: niet alleen de
Beria’s en de Jechows, maar ook de Molotows en Kaganowitsjen. In
dit verband kan ook de terughoudendheid van heel wat
hoogwaardigheidsbekleders van de bureaucratie worden verklaard
ten aanzien van het voornemen vlak voor het 20ste congres van de
Communistische Partij van de Sovjet-Unie, om het volle licht op
Stalins misdaden te werpen.
In details wordt de praktijk van de
veroordelingen en deportaties van bepaalde categorieën burgers
geopenbaard: bv. het hele personeel van de Chinese
Ooster-Spoorweg (een onder gemengd Russisch-Chinees beheer
staande spoorlijn dwars door Mandsjoerije naar Wladiwostok),
alle Koreaanse communistische vluchtelingen, de meerderheid van
de voormalige strijders van de Oostenrijkse Schutzbund, de
meerderheid van de voormalige Lettische Rode Garde, die zo’n
belangrijke rol speelde in de Oktoberrevolutie en de vorming van
het Rode Leger. Ongetwijfeld zullen degenen die (in het Westen)
Trotski’s De verraden revolutie en de Misdaden van
Stalin konden lezen, of de boeken van de mensjewiek Dallin
en Nikolaiewsky over de Sovjetkampen, niets fundamenteels nieuws
kunnen leren van Goelag Archipel. Zij zullen echter een
serie beelden leren waarderen waarin de grote romanschrijver
Solsjenitzyn personen heeft getekend, die hij in de gevangenis
of in de kampen heeft ontmoet: de oude revolutionaire arbeider
Anatoly Illitsj Fastenko; de hoofdingenieur S-vs, prototype van
de bureaucratische carrièremaker, de oude mensjewiek en latere
bolsjewiek en slachtoffer van een eerste heksenproces
(proefproject voor de toekomstige Moskouse processen) M.P.
Jakobowitsj; M.D. Rioumin, onderminister van de
staatsveiligheidsdienst die er zelfs in slaagde de sinistere
rechterhand van Stalin Abakoumow in laagheid te overtreffen
(deze schijnt de organisator te zijn geweest van het “complot
van de witte jassen”, bedoeld als aanloop tot een massale nieuwe
zuivering, die gelukkig werd voorkomen door de dood van de
tiran.) Deze onvergetelijke portretten, die kunnen worden
toegevoegd aan die van De eerste cirkel en Een dag
uit het leven van Iwan Denisowitsj, vormen ongetwijfeld het
meest waardevolle deel van het boek.
Men verneemt ook bijzonderheden over de
martelingen die de GPOe toepaste om van beklaagden bekentenissen
los te krijgen. Solsjenitzyn bevestigt hiermee eigenlijk in
grote trekken slechts Trotski’s conclusie, dat de werkelijke
basis van de bekentenissen wordt uitgemaakt door de afwezigheid
van een onafhankelijk politiek standpunt ten opzichte van het
stalinisme (d.w.z. een politieke capitulatie voor de
bureaucratische dictatuur).
Sensationele onthullingen komen zelden voor.
Een ervan is dat er ook processen waren die (voor de
autoriteiten) een slechte wending namen; processen tijdens welke
de beklaagden hun bekentenissen herriepen en zich opstelden als
aanklagers niet alleen van de beulen, maar ook zelfs van de
stalinistische politiek die dikwijls verantwoordelijk was voor
de feiten die aan de zgn. ‘misdaden’ (die men de beklaagden in
de schoenen wilde schuiven) ten grondslag lagen: bv. het proces
tegen de communistische leiders van de kleine plaats Kadyi in
het district Iwanow.
De algemene indruk die men krijgt uit dit
voornaamste deel van Goelag Archipel is de
onvoorwaardelijke veroordeling van een geïnstitutionaliseerde
onderdrukking als regeringssysteem — dat was immers de
objectieve aard van de stalinistische zuiveringen. Een regime
dat niet steunt op de politieke instemming van de werkende
massa, noch op de bevrediging van hun materiële behoeften, moet
terugvallen op een terreur, die tot voornaamste staatsinstelling
wordt verheven. Dit is het meest opvallende aspect van de
stalinistische wereld van concentratiekampen, en niet de zg.
“economische” bijdrage van de dwangarbeid aan de
industrialisatie van de Sovjet-Unie.
Al degenen die uit verblinding ontkenden dat
deze terreur bestond of die haar bestaan vandaag nog ontkennen,
dragen geen atoom bij tot de “verdediging” van de zaak van het
communisme. Zij dekken smerige misdaden tegen het communisme en
tegen de arbeidersklasse; misdaden die des te schadelijker zijn
omdat zij de zaak van het communisme in diskrediet brengen in de
ogen van een niet te verwaarlozen deel van het
wereldproletariaat.
Slechts voortzetting?
Als Goelag Archipel slechts de
beschrijving van de misdaden van Stalin bevatte, gekruid met
enkele beschouwingen op het thema “het leninisme is in wezen
verantwoordelijk voor de misdaden van Stalin” zou men zich ertoe
kunnen beperken Solsjenitzyn te verdedigen tegen de
onderdrukking door de Sovjetbureaucratie en zijn ideologische
verwardheid te betreuren. De werkelijkheid is echter anders.
Solsjenitzyn poogt in Goelag Archipel met feiten en
cijfers systematisch aan te tonen dat de terreur als instelling
direct met de Oktoberrevolutie begon. Dit is het tweede centrale
thema van het werk dat nauwelijks minder is uitgewerkt dan het
eerste. Dit thema wordt gebracht met een menigte ondersteunende
bewijzen, in de hartstochtelijke taal van een schrijver wiens
literaire talent niet bewezen hoeft te worden en die zich voor
miljoenen lezers presenteert met het aureool van slachtoffer van
verachtelijke vervolgingen.
Dit thema zal een diepgaande invloed hebben
zowel op het publiek van de kapitalistische landen als op dat
van de gebureaucratiseerde arbeidersstaten. De dialectiek
Solsjenitzyn-Sovjetbureaucratie ontpopt zich meteen al als
dialectiek van de contrarevolutie. In zijn onvermogen de
argumentatie van Solsjenitzyn te weerleggen, versterkt het
Kremlin de geloofwaardigheid van de stellingen van de
romanschrijver door hem te overladen met hoon en laster.
Hierdoor vergemakkelijkt het Kremlin Solsjenitzyns streven om
het bolsjewisme, het marxisme en de arbeidersbeweging door het
slijk te sleuren. De cirkel is gesloten wanneer de reactionaire
ideologie van Solsjenitzyn door het Kremlin wordt gebruikt om
aan te tonen dat de oppositie in de Sovjet-Unie
contrarevolutionair is, en dat per slot van rekening de vrijheid
van meningsuiting onder controle moet blijven om te voorkomen
dat er twee, drie, veel Solsjenitzyns zullen opstaan, met of
zonder talent. Er zou een dik boek voor nodig zijn om alle
laster van Solsjenitzyn tegen de Oktoberrevolutie in
bijzonderheden te weerleggen. We hopen dat dit boek door een
revolutionaire marxist zal worden geschreven. Dit zal slechts
eens te meer kunnen vaststellen, waar tegenwoordig de erfgenamen
en voortzetters van het bolsjewisme staan. Laten we ons op dit
moment met het essentiële tevreden stellen. Laten we naar de
feiten kijken. Hier begint de moralist Solsjenitzyn met een
geweldig stuk misleiding. Met genoegen etaleert hij dozijnen
bladzijden lang, zijn gedetailleerde beschrijving van de Rode
Terreur. Geen woord over de Witte Terreur die toch
voorafging aan het terugslaan van de bolsjewieken en die deze
reactie ontketende. Geen woord over de edelmoedigheid van
de revolutionairen die in oktober, november en december 1917 de
meeste, zo niet alle gevangenen vrijlieten; zoals generaal
Kaledin, die direct reageerde met het ontketenen van terreur en
moord tegen het proletariaat dat aan de macht was. Geen woord
over de duizenden communisten, commissarissen en soldaten die op
verraderlijke wijze werden vermoord in een land waar men te vuur
en te zwaard poogde de macht van de grondbezitters en de
kapitalisten te herstellen. Geen woord over de echte aanslagen
op bolsjewistische leiders — geen verbeelde aanslagen waarvan de
slachtoffers van de Moskouse processen werden beschuldigd —
aanslagen zoals die op Volodarsky, die werd vermoord en de
moordaanslag op Lenin.
Geen woord over de interventie van de
buitenlandse legers, over de invasie van het Russisch
grondgebied gebied op zeven verschillende fronten. Na een
dergelijke eenzijdige analyse wordt het formaat van de
‘moralist’ en ‘nationalist’ Solsjenitzyn tot beduidend kleiner
proporties teruggebracht.
Nog steeds op het vlak van de feiten, hij die
teveel wil bewijzen, bewijst niets. In zijn streven om een
parallel te trekken tussen “de afwezigheid van recht en
wettigheid” tijdens de eerste jaren van de revolutie, en
diezelfde afwezigheid tijdens Stalin, baseert Solsjenitzyn zich
op een reeks van beschuldigingen, die werden uitgesproken door
de bolsjewistische commissaris van justitie Krilenko. Wat komt
er uit deze bewijzen naar voren? Dat er onder Lenin en Trotski
nauwelijks sprake was van bekentenissen onder de druk van
martelingen; dat de beklaagden zich vrij konden verdedigen, en
niet zonder kans op succes; dat deze processen nauwelijks
heksenprocessen maar revolutionaire processen waren,
ongetwijfeld dikwijls gebaseerd op elementaire en onvoldoende
gronden, zoals dat altijd het geval is in elk revolutionair
tijdperk, maar duizend mijlen verwijderd van de karikatuur van
recht zoals die werd georganiseerd door Stalin.
Twee processen die door Solsjenitzyn worden
aangehaald tonen op volmaakte wijze dit fundamentele verschil
aan tussen de bolsjewistische revolutie en de stalinistische
contrarevolutie. De hoofdingenieur van het waterleidingbedrijf
van Moskou, V.V. Oldenborger, een oude apolitieke technicus,
wordt vervolgd door een communistische cel die hem op grond van
zijn apolitieke houding wil vervangen. Zij drijft hem tot
zelfmoord. Solsjenitzyn strooit royaal met beschuldigingen tegen
de communisten van genoemd waterleidingbedrijf: complotteurs,
verachtelijke, corrupte lieden. Men moet echter het verhaal
helemaal uitlezen om te ontdekken dat het door hem genoemde
proces is aangespannen door de Sovjetstaat om Oldenborger te
verdedigen tegen de communistische cel die hem had
vervolgd; een proces dat uitmondde in de veroordeling van zijn
vervolgers, een proces waaruit bleek dat de arbeiders van het
waterleidingbedrijf vrij waren om Oldenborger in de sovjet
te kiezen tegen de unanieme druk van de communistische cel
in... Een tolstoïaan, die absoluut tegen het dragen van wapens
was, werd tijdens de burgeroorlog wegens dienstweigering ter
dood veroordeeld: het tweede onthullende proces. Dit eindigde op
een nog sensationeler wijze. De soldaten die de ter dood
veroordeelde bewaakten, vonden het vonnis terecht schandelijk;
zij organiseerden meteen een algemene vergadering in de kazerne,
stuurden een motie naar de stadssovjet waarin nietigverklaring
van het vonnis werd geëist en behaalden een overwinning.
Arbeiders die een apolitieke ingenieur in de sovjet kunnen
kiezen tegen de oppositie van de communistische cel in (in het
beste geval waren het supersektariërs, in het slechtste geval
echt gecorrumpeerde carrièremakers); soldaten, gevangenbewakers,
die zich verzetten tegen vonnissen van de justitie, en die
algemene vergaderingen organiseren, zich mengen in “grote
staatszaken” en het leven van hun gevangene redden: hier
beschrijft Solsjenitzyn zonder het in de gaten te hebben het
fundamentele verschil tussen de tijd van de revolutie en die van
de contrarevolutie. Laat hem eens voorbeelden uit het
stalinistische tijdperk aanhalen van analoge strekking, ter
bevestiging van het feit dat in wezen alles onder Lenin en
Stalin gelijk was.
Geen leninist die die naam waardig is, zal
tegenwoordig hardnekkig ontkennen, dat de macht van de Sovjets
fouten beging op het vlak van onderdrukking en van politieke
besluiten. Hoe zouden de leiders toen die fouten niet hebben
kunnen maken; zij die de geduchte eer hadden de eersten te zijn
een arbeidersstaat op te bouwen in dienst van de uitgebuiten en
de arbeiders, en dat in een zeer groot land dat ten prooi was
aan felle en bloedige aanvallen van machtige vijanden; en die
dit moesten doen zonder te kunnen steunen op precedenten, zonder
kant en klare kennis op dit terrein? We weten nu dat het onjuist
was na het beëindigen van de burgeroorlog de onderdrukking te
verscherpen; dat het onjuist was om alle andere Sovjetpartijen
in 1921 te verbieden en aldus een één-partij-regime te
institutionaliseren; dat het onjuist was fracties binnen de
partij te verbieden. Al deze, als tijdelijk bedoelde maatregelen
in antwoord op directe moeilijkheden, zijn gekenmerkt door een
overschatting van de directe gevaren van de contrarevolutie die
toch al was verslagen en verspreid; door een onderschatting van
de demoraliserende gevolgen van dergelijke maatregelen voor het
bewustzijn en de activiteiten van het proletariaat in een
politiek klimaat dat steeds meer werd gekarakteriseerd door
administratieve onderdrukking en steeds minder door bewuste
deelname van de massa’s. Deze maatregelen hebben de politieke
onteigening van het proletariaat, de verstikking van de interne
democratie in de bolsjewistische partij, en de vestiging van de
bureaucratische dictatuur, vergemakkelijkt. Toen kon men dat
niet met zekerheid weten. Men weet het nu. De Vierde
Internationale heeft er alle programmatische conclusies uit
getrokken die zich uit deze ervaringen opdringen. Degenen die nu
echter vuil naar de bolsjewieken spuiten, moeten zich buigen
over de alternatieve oplossingen in die tijd. Zij moeten de
verschrikkelijke verantwoordelijkheid van de Duitse
sociaaldemocraten (d.w.z. van het mensjewisme) naar voren
brengen, die, door het bloedig smoren van de Duitse revolutie,
eerst Stalin te paard hebben geholpen, en later Hitler. Zij
moeten eens stil staan bij het lot dat de arbeiders en arme
boeren wachtte, daar, waar de revolutie niet doeltreffend en
meedogenloos werd verdedigd. De duizenden slachtoffers van de
witte terreur van Horthy in Hongarije om slechts dat geval te
noemen, getuigen eerder ten gunste van de justitie der
bolsjewieken.
Ideologie in geding
Solsjenitzyn is in een nog zwakkere positie
als hij van het terrein der feiten naar dat van de ideeën
overgaat. Het enige antwoord dat hij heeft om de stalinistische
terreur te verklaren is, het in staat van beschuldiging stellen
van de ideologie, van het hedendaagse ideologische fanatisme:
inquisitie, veroveraars, kolonisatoren, fascisten, jacobijnen en
natuurlijk marxisten, worden door ideologisch fanatisme omgezet
in moordenaars van miljoenen tijdgenoten in de 20ste eeuw.
Allereerst valt op dat deze opsomming zeer onvolledig is. Waarom
heeft Solsjenitzyn het godsdienstig fanatisme in deze lijst
vergeten? De godsdienstoorlogen hebben toch miljoenen
slachtoffers in de geschiedenis “ten gevolge gehad”? En wat te
zeggen van het nationalisme en de ideologie van de “verdediging
van het vaderland” in de imperialistische landen die in de
eerste wereldoorlog alleen al meer doden hebben “veroorzaakt”
dan de hele stalinistische terreur? Is dit vergeten te wijten
aan het feit dat Solsjenitzyn een voorstander is van deze
ideologieën: godsdienst en nationalisme?
Opvallend is verder het buitengewoon
oppervlakkig karakter van deze gedachtegang. Waarom roept
dezelfde ideologie in bepaalde tijdperken een moorddadig
fanatisme op en in andere perioden een zeer soepele en vreedzame
sfeer? Is dat werkelijk om “ideologische” redenen? Is het niet
eerder omdat zeer concrete en precieze materiële belangen in het
geding zijn?
Solsjenitzyn schept er behagen in de
slachtoffers van de stalinistische zuiveringen te
“kwantificeren” en zo te vergelijken met die van de tsaristische
of fascistische onderdrukking. Men kan echter deze
kwantificerende vergelijkingen uitbreiden. Welke “ideologie”
heeft toch de halfanalfabetische organisatoren van
boekverbrandingen in Chili “gefanatiseerd”, lieden die in enkele
dagen 20.000 personen hebben gedood en 40.000 gevangengenomen;
iets wat op de schaal van de Sovjet-Unie overgebracht een
equivalent van 600.000 vermoorden en 1.200.000 gedeporteerden
vertegenwoordigt? Stalin zou er van schaamte over verbleken.
Werden zij bewogen door een “ideologisch fanatisme”, of eerder
door het verlangen het particulier bezit en de “eeuwige waarden”
van de “vrije onderneming” en de kapitalistische exploitatie te
verdedigen? En wat te zeggen van de befaamde “kruistocht” die
Franco in 1936 organiseerde om zijn land, dat “in handen
gevallen was van de roden” te heroveren; een kruistocht die werd
voltrokken door de moord op meer dan een miljoen Spanjaarden
door “nationalistische” troepen; d.w.z. het equivalent van
9.000.000 doden op de schaal van de Sovjet-Unie, om nog steeds
met de vergelijkingen van Solsjenitzyn door te gaan?
Was het werkelijk een of andere “ideologie”
die dit ontzettende bloedbad zou hebben opgeroepen? Was het niet
eerder een streven om tot elke prijs, al was het ook de prijs
van stromen bloed, te verhinderen dat op het Iberisch
schiereiland de macht van de arbeiders en arme boeren zou worden
gevestigd?
Slechts in het licht van marxistische analyse
kan de opeenvolging van barbarij en beschaving in de loop van de
menselijke geschiedenis duidelijke contouren krijgen en worden
verklaard. Wanneer een klasse in sterke mate is verzekerd van
haar macht, en zeker is van zichzelf en van haar toekomst, als
haar macht toeneemt en de sociale tegenstrijdigheden tijdelijk
verzwakken, dan kan zij zich de luxe permitteren om te regeren
met betrekkelijk vreedzame en beschaafde middelen (tot het
moment waarop haar macht plotseling wordt betwist: zie de
massamoord op de Communards (de strijders van de Parijse
Commune, 1871) door de aanhangers van Versailles, zelfs in de zo
beschaafde en vergeleken met onze “barbaarse” tijd zo
“vreedzame” 19e eeuw.) Als een heersende klasse zich echter in
een neergaande ontwikkeling bevindt, als haar macht in verval
raakt, als haar heerschappij wordt verscheurd door steeds
diepergaande tegenstrijdigheden, dan komt de barbarij weer naar
de oppervlakte, en zet de klassenheerschappij een bloedig masker
op.
Onze tijd is die van een doodsstrijdcrisis
van het kapitalistische systeem. Zolang als deze doodstrijd
duurt, zullen de tekenen van barbarij, de bloedige
onderdrukking, en de verachting voor mensenlevens toenemen.
In deze historische zin is Stalin een product
van het kapitalisme, op dezelfde wijze als Hitler, Auschwitz,
Hiroshima, de ontbladeringsbombardementen op Vietnam, en niet
het product van de Sovjetmaatschappij en de Oktoberrevolutie.
In een engere en meer directe zin is de
stalinistische terreur het product van de overwinning van de
politieke contrarevolutie in de Sovjet-Unie. Het feit, dat hij
de hele revolutionaire generatie die de Oktoberrevolutie leidde
en de arbeidersstaat schiep, moest uitroeien, zou al voldoende
moeten zijn om Solzjenitzyns willekeurige gelijkstelling tussen
beul en slachtoffers te verwerpen. Deze politieke
contrarevolutie vertegenwoordigt op haar beurt tastbare
materiële en sociale belangen: die van de geprivilegieerde
bureaucratische laag, die op basis van de nieuwe, uit de
socialistische revolutie voortgekomen eigendomsverhoudingen,
haar monopolie in het economische en politieke beheer verdedigt,
alsook de enorme voordelen die hieruit voortvloeien onder
verhoudingen van voortgezette schaarste.
Door het marxisme te verwerpen maken
Solzjenitzyn en zijn gelijken het zich onmogelijk de
gebeurtenissen te verklaren die hen zo diepgaand hebben
geschokt. Trotski was geneigd Spinoza te citeren: “niet lachen,
niet huilen, maar begrijpen.” Solzjenitzyn lacht bitter, hij
huilt veel, maar hij begrijpt weinig.
Moraliserende politiek
Het meest treffend springen de
tegenstrijdigheden in het denken van Solzjenitzyn (waarin het
marxisme wordt verworpen) in het oog, als deze moralist de
elementaire eisen van de moraal laat vallen tegenover de
marxisten van onze tijd, Trotski en de trotskisten vooral. Ter
rechtvaardiging van zijn stelling dat Stalin de voortzetter en
niet de doodgraver van het bolsjewisme is, spant hij zich in om
aan te tonen dat alle bolsjewieken Stalin hebben geholpen, voor
hem hebben gecapituleerd, hebben meegewerkt aan zijn misdaden,
en de rol van medeplichtigen hebben gespeeld in de
schijn-“processen”. Uitgaande van de juiste stelling dat degenen
die politiek capituleerden voor Stalin logischerwijs hiertoe
werden gebracht (“gezien het feit dat een politiek zonder morele
basis leidt tot het dekken van alle misdaden”), komt hij tot de
conclusie dat alle communisten zich politiek niet tegen Stalin
kunnen verdedigen en meewerkten aan de terreur van de jaren 30
en 40. Hij gaat zelfs zo ver te zeggen dat Trotski zelf, ook
hij, alles zou hebben bekend wat de GPOe van hem zou hebben
geëist; als hij zich in de handen van Stalin bevond. Want ook
hij had geen “onafhankelijk standpunt”, geen werkelijke
zelfstandige ideologie ten opzichte van het stalinisme.
Bovendien had hij niet de ervaring opgedaan van lichamelijke en
geestelijke martelingen, die hem weerloos zouden hebben gemaakt
tegenover de GPOe. Deze beweringen steunen op geen enkel bewijs.
Zij vertegenwoordigen slechts een nieuwe, herziene en verbeterde
uitgave van de stalinistische laster tegen het trotskisme.
Beweren dat geen enkele communistische
tendens tegenover de stalinistische terreur een zelfstandige
ideologische basis had, en dat zij dus op fatale wijze voor die
terreur moesten capituleren, houdt wel een buitengewone
geringschatting in van de 15 jaren meedogenloze strijd, eerst
van de Linkse Oppositie, vervolgens van de beweging voor de
Vierde Internationale, tegen de Sovjetbureaucratie; een strijd
die was gebaseerd op een samenhangende theoretische en politieke
grondslag, en waarvan de geschiedenis op schitterende wijze de
juistheid heeft bevestigd. Deze bewering van Solzjenitzyn
betekent een belediging aan de nagedachtenis van duizenden
trotskistische militanten en anderen die weigerden te
capituleren, die weigerden medeplichtig te zijn aan parodieën
van rechtspraak, en die met hun leven hebben betaald voor hun
trouw aan hun principes, met een moed en karaktervastheid zonder
weerga in de geschiedenis.
Beweren dat L. D. Trotski niet het vermogen
heeft getoond weerstand te bieden aan de druk van persoonlijke
beproevingen, dat betekent vergeten dat hij zijn strijd tegen
het stalinisme volhield ondanks de moord van de GPOe op zijn
zonen, op zijn secretarissen, op zijn naaste medewerkers. Dat
betekent vergeten dat hij deze oppositie ononderbroken
handhaafde, nadat reeds een eerste aanslag van de GPOe had
plaatsgevonden, op een moment waarop hij elk ogenblik verwachtte
te worden vermoord door de agenten van Stalin.
Solzjenitzins herhaling van de bewering dat
de trotskisten zich in Stalins kampen sektarisch zouden hebben
gedragen en niet in staat zouden zijn geweest tot langdurige
hongerstakingen op basis van een program van eisen, is een
belediging van de nagedachtenis van deze tienduizenden helden,
die ten tijde van de ergste stalinistische terreur een
hongerstaking van 18 weken ontketenden, met een program van vijf
punten, waarin de rechten van alle politieke gevangenen werden
verdedigd.
Van de kant van Solzjenitzin, vastbesloten
tegenstander van het revolutionaire marxisme, kan men goed
begrijpen, dat hij, in navolging van Stalin, de beslissende
bijdrage van het trotskisme aan de strijd tegen de dictatuur van
de Sovjetbureaucratie wil uitwissen, om te kunnen verhinderen
dat er een continuïteit te zien is tussen de Oktoberrevolutie en
de huidige politieke taken in de Sovjet-Unie. Als men echter de
immorele methoden ziet die hij voor dat doel moet gebruiken, kan
men opnieuw de vinger leggen op het slop waarin elke politiek
terechtkomt die zg. steunt op absolute morele normen, en die er
fataal toe wordt gebracht haar eigen principes met voeten te
treden.
Historische rechtvaardiging
Solzjenitzin spant zich in om alle
werkelijkheid van de Sovjet-Unie uitsluitend terug te voeren op
de uitingen van stalinistische en poststalinistische terreur.
Dit alles komt volgens hem voort uit een revolutie die niet
plaats had moeten vinden: “Rusland was niet rijp voor de
revolutie.” Waarvoor was Rusland dan wel rijp? Voor de
tsaristische barbarij? Voor de hongersnood, de ellende, het
eeuwige analfabetisme? Door het in het geding brengen van
juistheid van de Oktoberrevolutie — evenals die van de revolutie
in alle onderontwikkelde landen — demonstreert Solzjenitzin
duidelijk een andere tegenstrijdigheid van de moraliserende
politiek. Moet men alleen degenen betreuren die vermoord zijn
door de stalinistische terreur? En dan de doden die zijn
veroorzaakt door onmenselijke sociaaleconomische regimes, de
dozijnen miljoenen doden van de grote hongersnoden in India en
prerevolutionair China, zijn die soms minder te betreuren? De
gevolgen van de Oktoberrevolutie kunnen niet alleen worden
herleid tot de wandaden van de bureaucratie en haar
terroristische onderdrukkingspraktijk. De resultaten van de
Oktoberrevolutie bestaan ook uit het feit dat een enorm groot
land in enkele decennia werd omgevormd tot de tweede industriële
mogendheid van de wereld; een land waar het analfabetisme werd
uitgebannen, waar het aantal artsen en nieuwe gepubliceerde
boeken (inbegrepen vertalingen) per 100.000 inwoners tot het
hoogste van de wereld behoort; een land waar de kindersterfte
lager is dan in Engeland. Men kan echter de politionele en
repressieve willekeur in de Sovjet-Unie als zogenaamd
onvermijdelijk gevolg van de Oktoberrevolutie niet bestrijden
zonder te zwijgen over dat andere aspect van de
Sovjetwerkelijkheid; die werkelijkheid, die de materiële
grondslag schiep voor de opbloei van een werkelijke
Sovjetdemocratie, als de macht van de bureaucratie omver wordt
geworpen.
Noch Marx, noch Lenin, noch Trotski hebben
ooit geloofd dat het mogelijk was een werkelijke klassenloze
socialistische maatschappij op te bouwen in één land; te minder
nog in een economisch onderontwikkeld land. Het imperialistisch
tijdperk wordt gekenmerkt door het dubbele feit, dat 1. de
internationale overheersing van het kapitaal de ontwikkeling van
de achterlijke landen belemmert en misvormt, maar dat 2. ook de
revolutionaire bewegingen ertoe neigen zich te
internationaliseren. Solzjenitzyn betreurt dit, en vraagt de
Sovjetleiders een politiek van “communistisch messianisme” waar
zij nauwelijks last van hebben, te laten varen. Een minimum aan
moreel gevoel tegenover de ellende in de wereld en de rampen die
haar bedreigen, zou eerder moeten leiden tot de conclusie, dat
de inspanningen voor de succesvolle ontwikkeling van de
socialistische wereldrevolutie moeten worden verdubbeld; iets
wat trouwens ook zou bijdragen tot het doen verdwijnen van de
politionele en repressieve willekeur in de gebureaucratiseerde
arbeidersstaten; d.w.z. tot de overwinning van de politieke
revolutie in die landen.
Dilemma
Evenals dat met het werk van elke grote
romanschrijver het geval is, typeert Goelag Archipel
zowel een sociale situatie in haar geheel, als het denken van
een specifieke sociale laag. Solzjenitzin vertegenwoordigt die
hele vleugel van de oppositionele intelligentsia in de
Sovjet-Unie, die, onder invloed van de misdaden van Stalin,
gebroken heeft met Lenin en Marx. Men mag de betekenis en omvang
van deze laag, ook onder de jongeren, niet onderschatten. Het
bestaan van deze laag zelf vormt trouwens een nieuwe duidelijke
veroordeling van het heersende politieke regiem in de
Sovjet-Unie. Een zogenaamd socialistische maatschappij waar geen
“sociaal antagonistische tegenstrijdigheden” meer zouden
bestaan, “de meest één geworden maatschappij van de wereld”,
waar achtereenvolgens verschillende generaties van
intellectuelen die na de revolutie werden geboren, zich steeds
vijandiger tegenover het marxisme ontwikkelen. Deze ontwikkeling
kan slechts aangemoedigd worden door het voeren van een
“ideologische strijd” tegen die intellectuelen, door vervalsers
van het marxisme; door lieden wier laatste argument wordt
gevormd door onderdrukking van geschriften en deportaties, door
verbanningen, of internering van opposanten in inrichtingen voor
gestoorden.
Hoogste ironie van de geschiedenis evenwel;
als felle vijanden van het stalinisme die Solzjenitzin en zijn
vrienden zijn, deze predikers van de leer dat het leninisme
verantwoordelijk zou zijn voor het stalinisme, zij blijven in
sterke mate de gevangenen van de stalinistische ideologie.
Zij bewegen zich grotendeels in de wereld van de mythen waarmee
Stalin zich verontschuldigde en zijn misdaden rechtvaardigde.
Dit komt niet alleen tot uitdrukking in de
antitrotskistische laster, die regelrecht uit de keuken van de
algemeen secretaris voortkomt. Het komt vooral tot uitdrukking
in de wijze waarop de intellectuele oppositie de huidige
problemen van de sovjetmaatschappij en hun oplossing aanpakken.
Er is in Goelag Archipel een derde thema: minder open
en duidelijk dan de eerste twee, die wij hebben proberen te
belichten, maar niet minder essentieel voor het denken van
Solzjenitzin. Dat is het thema van het onvermogen van de
arbeidersklasse om de staat en de economie te beheren. Het
moet worden gezegd, dat dit thema de intellectuele arrogantie
weerspiegelt, die aan technocraten en bureaucraten eigen is. In
een passage over het proces van de zogenaamde “industriële
partij” (eind 1930) komt deze ideologie van Solzjenitzin het
duidelijkst naar voren. Men leest daar dat het logisch is dat de
ingenieurs op de arbeidsplaatsen de discipline proberen op te
leggen; dat het logisch is dat de politiek gedeeltelijk wordt
bepaald door de eisen van de techniek. Dit hele technocratische
credo, en de verwerping van de directe macht van de arbeiders en
van de sovjetmacht die dat met zich meebrengt, was en is één van
de ideologische fundamenten van het stalinisme. Het is niet
toevallig dat men het terugvindt bij Solzjenitzin en zijn
vrienden.
Wat hen met de bureaucratie verenigt, is
dezelfde weigering de mogelijkheid van de macht van de arbeiders
te accepteren, is dezelfde radicale breuk met de levenswijze,
het denken, het streven en de idealen van de arbeidersklasse.
In die zin blijft Solzjenitzyn ondanks alles
een ideologische gevangene van de bureaucratie, in wezen een
voorstander van een autoritair politiek regiem maar dan zonder
overdreven onderdrukking.
Hij is de voorzanger van een verlicht
autoritair regiem en niet van een sovjetdemocratie, die hij
verwerpt als fundamenteel utopisch en kwaadaardig. Zijn
politieke actie is niet georiënteerd op een massaoppositie, maar
op individueel verzet en “open brieven” aan het Kremlin. Als men
de sociale aard van Solzjenitzin en het politieke onvermogen dat
daaruit voortvloeit, begrijpt, dan kan men slechts de politieke
posities bevestigen die zowel door de nieuwe leninisten in de
Sovjet-Unie worden ingenomen als door de revolutionaire
marxisten in de kapitalistische landen.
De steun aan de beweging
voor het veroveren van democratische rechten in de Sovjet-Unie
Men moet wel heel weinig begrijpen van de
sociaal-politieke krachtsverhoudingen in de Sovjet-Unie om te
geloven dat stromingen à la Solzjenitzin werkelijk ernstig de
economische fundamenten van de maatschappij zouden kunnen
bedreigen en een beweging zouden kunnen beginnen voor het
herstel van het kapitalisme, daar die zijn af gesneden van de
levende krachten van het proletariaat dat de absolute
meerderheid van de actieve bevolking uitmaakt.
De loodzware repressieve en conformistische
deksel die op de maatschappij drukt is het die de nieuwe opgang
van slavofiele, antimarxistische, antirationalistische en
antiarbeiders tendenties aanmoedigt; die een apolitieke houding,
politiek en ideologisch cynisme onder de massa’s bevordert.
De beste medicijn tegen dergelijke
reactionaire ideologieën en het enige doeltreffende middel op
lange termijn, is de herleving van het kritische politieke
bewustzijn onder de werkende massa’s; het bewustzijn dat hen
naar het marxisme zal voeren. Alles wat deze herleving bevordert
gaat in de richting van een verdediging en versterking van de
sociaaleconomische basis van de Sovjet-Unie. Alles wat de
afwezigheid van politieke discussie en differentiatie handhaaft,
stimuleert slechts obscurantisme en vijandigheid tegen het
marxisme dat verschijnt als staatsgodsdienst.
De intellectuele oppositie in de Sovjet-Unie
omvat verschillende stromingen en vleugels, die slechts verenigd
worden door a) gezamenlijke strijd tegen de misdaden van Stalin
en b) voor de doeltreffende herovering van formeel gegarandeerde
burgerrechten, d.w.z. voor de toepassing van de Sovjetgrondwet.
De linkervleugel van deze oppositie met generaal Grigorenko als
meest hartroerende, staat uit overlevenden van de oude
bolsjewieken en leninistische militanten die door hun
voorbeeldige moed het leninisme in de ogen van de Sovjetjeugd
verdedigen en rehabiliteren. Het is een buitenkansje voor het
Kremlin, om de antisocialistische ideologie van Solzjenitzin aan
de kaak te kunnen stellen (waarbij men zijn boeken niet in de
Sovjet-Unie durft te laten circuleren). De taak van het Kremlin
wordt echter minder aangenaam, als zij wordt geconfronteerd met
oppositionelen die zich beroepen op Marx en Lenin.
Laten wij — op het ogenblik dat de
internationale bourgeoisie de aandacht wil concentreren op
Goelag Archipel om de aandacht van haar eigen misdaden af
te leiden en vijandigheid op het communisme te richten — onze
inspanningen verdubbelen om Grigorenko, Yakhimowitsj en hun
vrienden te onttrekken aan hun folteraars, om niet alleen het
recht van de Solzjenitzins, maar ook van de marxistische en
leninistische oppositionelen te verdedigen, om vrij te kunnen
spreken, discussiëren, publiceren en zich te organiseren in de
Sovjet-Unie. |