6. De crisis van de
kapitalistische productieverhoudingen als crisis van de
autoritaire bedrijfsstructuur
één van de duidelijkste
aanwijzingen voor de steeds diepere crisis die de
kapitalistische productieverhoudingen doet schokken is het
toenemende ter discussie stellen van de autoriteit van de
ondernemer in het bedrijf en in de gehele economie. De
objectieve gronden daarvoor zijn overduidelijk: zij liggen
precies in de tegenstelling tussen de steeds sterker toenemende
objectieve vermaatschappelijking van de arbeid, de stijgende
dwang tot objectieve coöperatie tussen individuen, bedrijven,
bedrijfstakken, naties, zelfs continenten en de verbitterde
poging om dit reusachtige complex ook verder in de greep van
privé-initiatief, privé-eigendom en privé-winst te houden.
Steeds meer takken van
industrie leven nog slechts van staatsopdrachten. Steeds meer
onderzoeksprojecten worden rechtstreeks door de maatschappij
gefinancierd. Steeds meer grootbedrijven worden nog slechts door
reusachtige subsidies van een faillissement gered. Maar
tegelijkertijd weigert men hardnekkig uit te spreken wat is —
namelijk dat de erkenning van het rechtstreeks maatschappelijke
karakter van de arbeid overeenstemt met de gehele logica van de
hedendaagse techniek en het mogelijk zou maken ontelbare bronnen
van verspilling uit te schakelen, op reusachtige hoeveelheden
aan economische hulpbronnen (vooral de belangrijkste hulpbron:
de menselijke arbeidstijd) te besparen en de
arbeidsproductiviteit een nieuwe geweldige ‘sprong naar voren’
te laten maken. Want de uitschakeling van de individuele
bedrijfsrentabiliteit ten gunste van een totaal-maatschappelijk
nuttig effect zou met één klap mogelijk maken om zulke
verschijnselen als milieuverontreiniging te herkennen voor wat
ze zijn: ‘bespaarde’ hulpbronnen of ‘verhoogde opbrengsten’
voor individuele ondernemers op kosten van de gestegen uitgaven
voor de maatschappij in haar totaliteit.
Met de toenemende dwang tot
objectieve vermaatschappelijking en coöperatie van de arbeid
groeit de kritiek op de poging om de maatschappelijke arbeid ook
verder aan de tirannieke controle van enkelen te onderwerpen.
Niets van wat wij zijn hebben wij uitsluitend of hoofdzakelijk
aan onszelf te danken. Ook de geniaalste uitvinder, onderzoeker,
wetenschapper zou niet kunnen bereiken wat hij bereikt heeft
wanneer niet honderdduizenden arbeiders de laboratoria, ruimten,
machines, apparaten geschapen zouden hebben, hem door de uit hen
geperste meerwaarde de noodzakelijke vrije tijd gegeven zouden
hebben, door het door hen geschapen en in bedrijf gehouden
gezamenlijke complex van de economie de behoeften in het leven
geroepen zouden hebben die hen als prikkels dienen, als niet
duizenden en nog eens duizenden andere uitvinders, onderzoekers,
wetenschappers de noodzakelijke geestelijke voorarbeid
gepresteerd zouden hebben.
Ieder van ons kan zijn
persoonlijke talenten slechts als deel van het maatschappelijke
arbeidsvermogen verwezenlijken.
Maar dit maatschappelijke arbeidsvermogen is geen vrij
arbeidsvermogen van vrij geassocieerde producenten maar het
staat onder de gecentraliseerde commandomacht van een
piramidevorming opgebouwde hiërarchie waarin, zoals in een
leger, voetvolk is, onderofficieren, officieren en een kleine
generale staf die niet op de een of andere democratische manier
gekozen en te allen tijde afzetbaar is door de massa van de
voortbrengers — dat hij dat door de massa van de
aandeelhouders zou zijn is allang als een fictie erkend — maar
op grond van de kapitaalsverhoudingen steeds weer gereproduceerd
wordt. [15]
In het bedrijf zowel als in het
concern (om van het financiewezen maar geheel te zwijgen) gelden
niet de mooie principes van het ‘pluralisme’ die de
apologeten van de ‘vrije markteconomie’ zo ijverig op de
ideeënmarkt aanbieden. Hier heersen veel meer de principes:
geheimhouding in plaats van openbaarheid (want de ‘vijand
(d.w.z. de concurrent) luistert mee.’); gehoorzaamheid in
plaats van vrijheid. En hier ligt in feite de achillespees van
het laatkapitalisme: want hoe meer de arbeid objectief
vermaatschappelijkt wordt, hoe meer de productiekrachten
groeien, hoe meer de schaarste verdwijnt, hoe hoger de
opleidingsgraad en de doorsnee kwalificatiegraad van de
loonafhankelijken wordt, des te ondraaglijker moet dit
rechtstreekse aspect van de ‘onderschikking van de arbeid aan
het kapitaal’ aan de enkeling voorkomen.
De diepere oorzaak van de
Franse mei, van de Italiaanse ‘hete herfst en winter’ van
1969-1970, van de golf van ‘wilde stakingen’ die over Europa
gaat, ligt hier en nergens anders. Zij ligt niet in de eis van
hoger loon en al helemaal niet in een zich verzetten tegen de
‘consumptiemaatschappij’ (het is op zijn minst smakeloos van
de zich voor ‘revolutionair’ verslijtende academici of
studenten, om aan de arbeiders te verklaren dat zij teveel
zouden consumeren — deze taak vervult, niet zonder succes, de
kapitalistische ondernemer). Zij ligt in de sluipende en
langzaam maar zeker tevoorschijn komende revolte van de
mensen in het bedrijf tegen de commandomacht van het kapitaal
over machine en arbeider. De arbeiders duidelijk te maken
dat dit een revolte tegen de kapitalistische
productieverhoudingen is, d.w.z. een antikapitalistische
beweging en daarvan uitgaande de eis van arbeiderscontrole
stellen die tot de vorming van arbeidersraden zal leiden —
d.w.z. tot het ontstaan van een dubbelheerschappij, d.w.z. van
een revolutionaire situatie — dat is de centrale taak van
revolutionaire socialisten die de strategie van overgangseisen
in verbinding met de periodieke golven van grote massastakingen
begrepen hebben.
De concrete uitgangspunten (en
historische voorbeelden) zijn talloos. [16]
Arbeiders beginnen het recht van de ondernemer om bedrijven te
sluiten, machines ergens anders heen te sturen, arbeiders te
ontslaan, in twijfel te trekken (zie het geval van General
Electric in Liverpool en minstens twee dozijn gevallen van
bedrijfsbezettingen in Frankrijk, België en Italië de laatste
jaren). Arbeiders ontkennen het recht van de ondernemer om de
snelheid van de lopende band zelf te bepalen, resp. te verhogen
en doen die op eigen initiatief weer te niet (Pirelli/Milaan en
Montecatini Edison in Porto Maghera, Italië). Arbeiders trekken
dat recht van de ondernemer in twijfel om te bepalen wat er
geproduceerd zal worden en voor wie er geproduceerd moet worden
(zelfs uit de ‘stabiele’ USA komt het verbazingwekkende
voorbeeld van het protest der zwarte arbeiders van het
Polaroidconcern tegen de vervaardiging en verkoop van apparaten
die de Zuid-Afrikaanse regering de onderdrukking van de
Afrikaanse meerderheid in het land gemakkelijker maken).
Zeker, één zwaluw maakt nog
geen zomer en men moet de omvang van het tot dusver bereikte
niet overschatten. Het gaat nog slechts om de eerste bescheiden
stappen op een weg die eerst via vele teleurstellingen en vele
mislukkingen tot het doel zal leiden: namelijk te bereiken dat
bij één van de komende golven van massastakingen de arbeiders
niet opnieuw tot de arbeid zullen terugkeren in ruil voor dit of
dat percentage loonsverhoging, die of gene sociale hervorming
maar de fabrieken zullen bezetten, stakingscomités kiezen en
deze comités controletaken geven over de lopende economische
gang van zaken in bedrijf, streek en de gezamenlijke economische
organen, d.w.z. die objectief een revolutionaire situatie in het
leven roepen. Wat aan deze eerste bescheiden voorbeelden zo
belangrijk is, is het feit dat ze niet min of meer producten
zijn van abstracte speculaties of historische herinneringen maar
tekenen van een opkomende tendens van de door de specifieke
problematiek van het laatkapitalisme uitgebreide klassenstrijd
zelf.
[15]
De aanklacht die Marx en de marxisten tegen het kapitalisme
inbrengen is dan ook niet dat het ‘teveel het individualisme’
zou ontplooien, maar omgekeerd dat de opsplitsing van het
maatschappelijk arbeidsvermogen in onafhankelijk van elkaar
bedreven privé-arbeid, in privé-eigendom en concurrentie, de
mogelijkheid tot ontplooiing van de eigen persoonlijkheid bij de
grote massa van de producenten verminkt of zelfs geheel
vernietigt.
[16] Wij
hebben daarvan een, bij lange na niet volledig overzicht gegeven
in de bloemlezing Arbeiterkontrolle, Arbeiterräte,
Arbeiterselbstverwaltung, Frankfurt, 1971.
|