15 maand na zijn eerste val
beleeft de dollar zijn tweede. Bij de onderhandelingen die
gepaard gingen met de eerste devaluatie konden sommige
kapitalistische groepen en hun woordvoerders de illusie
verspreiden dat de nieuwe wisselkoersen zouden “houden”.
Maar zo’n optimistische stelling durft vandaag niemand meer
verdedigen. Het systeem van de vaste wisselkoersen heeft zijn
tijd gehad: ziedaar de bittere conclusie die men uit de tweede
devaluatie kan trekken, en die onvermijdelijk gevolgd zal worden
door andere devaluaties.
Technische
oorzaken…
Vanuit technisch oogpunt zijn
de redenen van deze val niet moeilijk te begrijpen. De wereld
rond zijn er vandaag zo om en nabij de 50 of 60 miljard dollar
die onder liquide of quasi-liquide vorm in het bezit zijn van
centrale banken, privébanken en multinationale ondernemingen.
Elke kapitalistische bezitter wil de liquiditeiten in dollars
die hij voor zich heeft liggen slechts behouden voor zover hij
niet bevreesd is voor een verlies bij wisseloperaties. Nu
weigert de centrale bank van de VSA sinds 1971 (in feite sinds
1969) deze dollars terug te kopen in ruil voor goud. En de
centrale banken van de andere kapitalistische landen willen deze
dollars slechts binnen zekere grenzen opkopen in ruil voor hun
eigen nationale munt.
Het volstaat dus dat het aanbod
van deze dollars op de wisselmarkten een zekere drempel
overschrijdt (2 of 3 miljard op de 50!) opdat de overeengekomen
wisselkoers gaat haperen. Dat is wat er gebeurd is. En dat zal
zeker nog gebeuren.
De kapitalisten van de gehele
wereld zullen slechts bereid zijn deze liquiditeiten in dollars
te behouden indien voldaan wordt aan één van de volgende twee
voorwaarden; ofwel indien de omwisselbaarheid in goud (of in
andere betalingsmiddelen met een intrinsieke waarde) hersteld
wordt; ofwel indien de concurrentiele overmacht van het
Amerikaanse imperialisme hersteld wordt, dat deze dollars dus
assignaties worden op de Amerikaanse koopwaren die men op elk
ogenblik terug kan verkopen omdat deze koopwaren goedkoper en
van een hogere kwaliteit zijn dan die van de concurrenten van
het US-imperialisme.
Geen van deze twee voorwaarden
staat op het punt vervuld te worden. Vandaar een onvermijdelijke
verslechtering van de crisis van het internationaal monetair
systeem. Een regel die meer dan een eeuw geleden door Marx
vooropgesteld werd wordt aldus bevestigd: geen enkel papiergeld
kan zijn opgelegde waarde behouden (en de vaste wisselkoers is
inderdaad een opgelegde koers) over de grenzen heen van een
staat. De val van de dollar toont eens te meer aan dat de USA de
alleenheerschappij over de kapitalistische wereld verloren
heeft.
…en de
sociaal-economische!
De massa van papieren dollars
die over de kapitalistische wereld uitgestrooid wordt tijdens de
laatste drie jaren komt niet uit de hemel gevallen. Zij is noch
het gevolg van een technische “fout” die begaan werd door de
autoriteiten van Washington, en zelfs geenszins het resultaat
van de Vietnamese oorlog (hoewel deze er natuurlijk toe
bijgedragen heeft de inflatie in de USA aan te wakkeren). Zij is
het product van de kredietinflatie en van het budgettair deficit
die de Nixon-administratie moest versterken om de recessie van
1969-’71 te stoppen. Indien men deze oorzaak niet begrijpt,
dan hangt men een idyllisch beeld op van de onontwarbare
contradicties waarin het Amerikaans imperialisme, en samen ermee
het internationaal kapitalistisch systeem zich ingewerkt heeft.
Indien men gedurende de jaren 1969, 1970, 1971 het deficit van
de Amerikaanse betalingsbalans onmiddellijk gestopt had, zou dit
de omvorming van de Amerikaanse recessie in een zware crisis van
overproductie met zich meegebracht hebben, en i.p.v. 5 of 6
miljoen waren er dan 10 of 12 miljoen werklozen geweest. En dit
zou een vrij ernstige economische crisis in de rest van de
kapitalistische wereld met zich meegebracht hebben.
De desintegratie van het
internationaal monetair systeem is de prijs die betaald moet
worden om deze economische crisis in de onmiddellijke toekomst
te vermijden.
Het dilemma van de Europese en
Japanse kapitalisten is dus een reëel dilemma. Zij kunnen van
Washington eisen dat er terug overgestapt wordt naar een meer
orthodoxe monetaire politiek. De druk die zij uitoefenen is er
ongetwijfeld verantwoordelijk voor dat de budgettaire
inkrimpingen waartoe Nixon beslist heeft betaald worden door de
werkende en de arme bevolking van de USA. Zij kunnen er zelfs
weigeren op bepaalde ogenblikken de koers van de dollar te
verdedigen (wat de Zwitserse bankiers gedaan hebben op de
vooravond van de devaluatie; dat hebben ook de West-Duitse
bankiers gedaan waarmee zij dan ook de devaluatie versneld
hebben). Maar indien zij dit doen, dan lopen zij om twee
voorname redenen grote gevaren. In de eerste plaats omdat elke
ernstige economische en sociale crisis in de USA (de hoofdburcht
van het internationaal imperialistisch systeem) een zware
weerslag zal hebben op al de andere sectoren van dit systeem: de
binnenlandse markt van de USA is vandaag de sleutelsector van de
wereldmarkt voor al de andere kapitalistische markten).
Bankiers en
industrieën
Vervolgens, omdat indien zij
duwen in de richting van de devaluatie van de dollar, zij ook
zullen duwen in de richting van de ontwaarding van een niet te
verwaarlozen fractie van hun eigen bezittingen. Een gedeelte van
de vlottende massa van 50-60 miljard dollars in de wereld is het
eigendom van de Europese en Japanse kapitalisten en wordt
automatisch gedevalueerd op het ogenblik dat de dollar valt. De
kapitalistische partners-concurrenten van de USA worden er dus
toe veroordeeld steeds te verliezen op één van hun borden...
Maar ook het omgekeerde is
waar. De eerste commentaren over de gevolgen van deze tweede
devaluatie hebben de nadruk gelegd aan beide zijden van de
Atlantische Oceaan op de gevolgen van de devaluatie op de
handel. In New York werd er gejuicht: de Amerikaanse uitvoer
wordt goedkoper, de invoer duurder. In Düsseldorf en Tokio werd
er geklaagd: “onze” uitvoer wordt duurder. Laten wij
terloops aanstippen dat dit niet juist is. De wereldmarkt is in
mindere mate gemonopoliseerd dan de nationale markten. Hij is
ook minder geneigd tot onmiddellijke aanpassingen. Het is
waarschijnlijk dat de Amerikaanse uitvoerders niet alles zullen
winnen wat de Japanse en Europese uitvoerders zullen verliezen,
d.w.z. dat er een inkrimping van de wereldmarkt zal zijn. Het is
eveneens waarschijnlijk dat de winsten van de West-Duitse en
Japanse kapitalisten dalen, zonder dat hun uitvoer in dezelfde
verhouding daalt.
Het essentiële ligt echter
elders. Wat de devaluatie van de dollar de Amerikaanse industriëlen
doet winnen en de Duitse industriëlen doet verliezen, doet zij
de Amerikaanse financiegroepen verliezen en de Europese
en Japanse financiegroepen winnen. Er zijn voortaan meer dollars
nodig om een fabriek te kopen in Europa, minder Europese (en
Japanse) munten om er een te kopen in de V.S.
In die zin hebben de
Amerikaanse imperialisten geen enkele reden om zich te verheugen
over de val van hun munt. Deze val wijst op een nieuwe fase in
de verzwakking van de posities van het US-imperialisme, zelfs
indien Washington er gedeeltelijk in slaagt een gedeelte van de
gevolgen van die verzwakking af te wentelen op de rug van zijn
partners-concurrenten.
Een nieuwe
sprekende tegenstelling van het neergaande kapitalisme
Het Amerikaans imperialisme
tracht de daling van zijn eigen winstvoet af te wentelen op de
rug van de Europese en Japanse kapitalisten. De Europese
kapitalisten trachten dan op hun beurt gelijkwaardige lasten op
te leggen aan hun arbeiders in de vorm van een loonstop, een
loonpolitiek, een “loonoverleg”, “rationalisaties”.
Wanneer de Europese arbeiders weigeren dit te nemen, dan mist de
bourgeoisie niet één gelegenheid om haar fundamentele
hypocrisie bloot te leggen.
Vorige week publiceerde “The
Economist”, een van de meest representatieve weekbladen van de
Britse bourgeoisie, twee artikels, het een gewijd aan de
arbeidersrevoltes tegen de loonpolitiek afgekondigd door het
Torycabinet, het ander over de internationale speculatie die de
dollardevaluatie heeft veroorzaakt In het tweede artikel legt
men uit dat geen enkele politieke beslissing de
“marktwetten” kan verhinderen de vlottende wisselkoersen te
fixeren; een regeringsdecreet, dat tegen de “marktwetten”
zou trachten optornen, zou maar de waarde hebben van het papier
waarop het gedrukt is. Maar in het eerste artikel worden alle
zedepreken van morele verontwaardiging aangewend tegen de britse
syndicaten die het aandurven van de regeringsdekreten, die de
lonen vastleggen, niet te eerbiedigen. De syndicaten die de
marktwetten trachten “uit te buiten” in hun voordeel worden
beschuldigd van parlementsschennis, democratie-schennis en
mensheid-schennis. In andere woorden — enkel de arbeiders
moeten plooien voor de regering, enkel de speculanten hebben het
recht om de marktwetten in hun voordeel te laten spelen en de
regering aan hun laars te lappen.
Achter deze in het oog
springende onrechtvaardigheid steekt echter een objectieve
tegenstelling waarop meer en meer dient gewezen. Deze fameuze
“speculanten” die de dollar hebben doen vallen, zijn geen
duistere personages uit de onderwereld, de “maffia” van de
internationale financie. Het zijn de multinationale
ondernemingen, d.w.z. de meest eerbare namen van de industrie,
de banken, de handel van de imperialistische landen, de
Amerikaanse imperialisten op kop! Deze heren zijn de dag van
vandaag oncontroleerbaar geworden voor hun eigen regeringen.
Maar anderzijds hebbende ze meer dan ooit behoefte aan
regeringssteun. De recessie van 1969 heeft hen precies geleerd
dat zij — hoe groot hun winsten ook zijn — zeer snel aan de
rand van het failliet kunnen komen te staan, indien een diepe
recessie de imperialistische landen treft.
Ziehier de nieuwe barsten die
zich toevoegen aan de klassieke tegenstellingen van het
kapitalistisch regime: regeringen die minder en minder in staat
zijn de multinationale ondernemingen te beheersen;
multinationale ondernemingen die regelmatig steeds grotere
regeringssubsidies nodig hebben; een inflatie die zich moet
versterken om steeds diepere recessies te stopen, maar die
terzelfdertijd het internationaal monetair stelsel doet
uiteenvallen en daardoor de uitbreiding van de wereldhandel; een
interimperialistische concurrentie die scherper wordt op het
ogenblik dat het scheppen van een nieuw monetair systeem een
onbestaande inter-imperialistische solidariteit vereist; de
noodzaak om de lonen te disciplineren (sic) en de onmogelijkheid
om de groeiende strijdvaardigheid van de arbeidersklasse te
breken.
|