I
Op 15 januari 1919 werden Rosa Luxemburg en
Karl Liebknecht, twee belangrijke leiders van de Duitse
revolutie en van de Spartacusbeweging, twee tegenstanders van de
kapitalistische oorlog, door de triomferende contrarevolutie
vermoord. In 1916 al durfden ze in het centrum van Berlijn te
manifesteren voor het proletarisch internationalisme. Vol
hartstocht stonden ze aan de kant van de Russische Revolutie,
voor hen een onderdeel van de Duitse revolutie.
Er is geen legende zo taai, als zou Rosa
Luxemburg op een dag terugkeren om zich aan het hoofd te
plaatsen van de revolutie. Inderdaad, Rosa Luxemburg en Karl
Liebknecht zijn het slechte geweten en de kwelgeesten van de
sociaaldemocratie en het stalinisme.
Gedurende enkele jaren werden Lenin,
Liebknecht en Rosa Luxemburg herdacht op één en dezelfde
feestdag: ‘De dag van de 3K’s’ (Lenin stierf op 21
januari 1924).
Het beeld dat we van Rosa Luxemburg hebben is
niet verduisterd, ondanks het stalinisme. Het kan geen toeval
zijn; op de eerste rij van de grote internationale
jongerenbetoging te Berlijn, in februari, zagen we opnieuw,
tussen een bos rode vlaggen, de beeltenis van Rosa Luxemburg en
Karl Liebknecht, samen met die van Che en Ho Chi Minh.
De geschriften en de agitatie van Rosa
Luxemburg, dat zijn de meest waardevolle bijdragen aan het
marxisme en aan het erfgoed van de arbeidersbeweging.
Op sommige punten lijkt het alsof Rosa
Luxemburg het niet eens is met Lenin en Trotski, Lukács en
Gramsci. Ook zou ze ongelijk hebben gehad waar ze de belangrijke
rol van de partij onderschatte, ze had teveel vertrouwen in de
spontane acties van de revolutionaire massa’s, haar kijk op de
geschiedenis was te idealistisch, haar opvattingen te
mechanisch. Antonio Gramsci omschreef het als volgt: ‘In de
geschiedenis bestaat er geen zuivere spontaneïteit, dit zou
samenvallen met een zuiver mechanisme’.
Uit het voorbeeld van Rosa Luxemburg
onthouden we nochtans twee zaken, niet los te zien van Lenin en
Trotsky. Ze verwierp elke vorm van opportunisme, de democratie
binnen het socialisme was haar heilig.
En, de kritiek van Rosa Luxemburg op het
reformisme (van Eduard Bernstein) is meer dan actueel.[1]
II
Er is een belangrijke voorwaarde waaraan de
Duitse arbeidersklasse zal moeten voldoen in de strijd die zich
vroeg of laat zal aandienen. Om de grootst mogelijke slagkracht
te ontwikkelen, en eenmaal dat de tactiek en de gevolgen ervan
zijn vastgelegd, zal de grootst mogelijke eenheid moeten bereikt
worden binnen het socialistische deel van het proletariaat.
Echter, bij de eerste schuchtere poging om een massale actie van
aanzienlijke omvang op de been te brengen bleek er een
belangrijke tekortkoming: de onenigheid, de verdeeldheid
tussen de twee organisaties van de arbeidersbeweging: de
sociaaldemocratie en de vakbonden ...
Als er strijd wordt geleverd kent de
arbeidersklasse geen twee verschillende terreinen, een
economische en een politieke, dan is de klassenstrijd één;
een strijd die zowel de kapitalistische uitbuiting binnen de
burgerlijke maatschappij inperkt en tegelijkertijd de
kapitalistische uitbuiting opheft evenals de burgerlijke
maatschappij zelf.
In een periode van parlementarisme krijgt de
klassenstrijd twee gezichten die om technische redenen van
elkaar gescheiden zijn. Het gaat hier niet om twee actievormen
die naast elkaar bestaan, doch enkel om twee fases, twee
niveaus, in de strijd voor de bevrijding van de arbeidersklasse.
In de syndicale strijd gaat het om de onmiddellijke belangen, in
de socialistische strijd om de toekomstige belangen. ‘De
communisten, zegt het “Communistisch Manifest”
vertegenwoordigen, gezien de onderscheiden belangengroepen
(nationale of lokale belangen) van het proletariaat de
gemeenschappelijke belangen van heel het proletariaat, op alle
niveaus van de klassenstrijd, het belang van de beweging in haar
geheel, te zeggen, het uiteindelijk doel, de ontvoogding van het
proletariaat’.
De vakbonden vertegenwoordigen enkel de
groepsbelangen en een fase in de groei van de arbeidersbeweging.
Het socialisme vertegenwoordigt de arbeidersklasse en vertolkt
de belangen en haar ontvoogding ...
De secretarissen van de vakbonden, door hun
beroepsbezigheid als syndicale leiders heel gespecialiseerd, met
hun beperkt gezichtsveld eigen aan de economische strijd in een
rustige periode, worden al vlug bureaucraten met een eerder
beperkte horizon. Door die twee kenmerken ontstaan er enkele
neigingen die wel eens fataal zouden kunnen worden voor de
toekomst van de syndicale beweging. In de eerste plaats is er de
neiging om het eigen apparaat als belangrijker voor te stellen
dan het wel is, dat meer en meer verwordt van een middel om een
doel te bereiken tot een heilig goed waaraan alle belangen in de
strijd ondergeschikt zijn. Zo kunnen we verklaren waarom er
wordt gestreefd naar sociale vrede, en er een overdreven vrees
heerst voor het verder bestaan van de vakbonden en voor het
spontane karakter van sommige massale acties. Evenzo wordt er
een overdreven belang toegekend aan de syndicale strijd zelf,
aan de perspectieven en de successen.
De leiders van de vakbonden die voortdurend
worden opgeslorpt door de economische strijd wensen dat de
arbeiders de grote waard van elke economische verworvenheid ten
zeerste op prijs zouden stellen, hoe klein die verworvenheid ook
moge zijn. Bij elke loonsverhoging, bij elke verkorting van de
arbeidsduur, werden de grote verbanden en het geheel van de
omstandigheden uit het oog verloren. Aldus kunnen we heel goed
begrijpen waarom meer dan één onder hen met zoveel genegenheid
spreekt over de verworvenheden van de laatste vijftien jaar, hoe
de loonmassa met miljoenen is toegenomen, in plaats van te
wijzen op de keerzijde van de medaille, hoe de levensstandaard
is gedaald; door de fiscale politiek en de toltarieven de
broodprijs is gestegen, door de grondspeculatie is de huurprijs
buitensporig toegenomen, in één woord wijzen op de wezenlijke
politiek van de burgerij. Immers een groot deel van de
verworvenheden van de syndicale strijd werd de laatste vijftien
jaar teniet gedaan.
Door uit totale socialistische
waarheid die beperkte voor te stellen als een dringende taak, en
als absolute noodzaak heeft men het eerste plaats gemunt op de
kritiek van wat men aan het doen is, en neemt men de
halve waarheden van de kant van de vakbonden in bescherming, die
enkel de positieve punten uit de dagelijkse strijd weerhouden.
En tenslotte wordt de gewoonte om niet langer meer te spreken
over de beperkingen die de sociale orde van de burgerij oplegt,
en een gewoonte om vijandig te staan tegenover elke vorm van
theoretische kritiek die deze beperkingen aantoont. De abstracte
lofrede, het ongebreidelde optimisme, worden beschouwd als
zijnde verplicht voor ‘elke vriend van de syndicale beweging
...’
De vakbondsbeweging dat is niet het beeld
zoals het wordt opgehangen aan de hand van illusies van een
minderheid van de syndicale leiding, dat heel goed te begrijpen
valt, maar niettemin verkeerd is, dat is het echte beeld zoals
het bestaat in het bewustzijn van de arbeiders, de vrucht van de
klassenstrijd. In dit bewustzijn is de vakbond een stukje van
het socialisme. ‘Dat het zich dan durft te tonen zoals het is
...’ [2]
III
Rosa Luxemburg zag dan ook, ondanks heel wat
kritiek op de bolsjewieken, de revolutie, net als Lenin en
Trotski als een voortdurend proces dat niet mocht onderbroken
worden.
Doch met het probleem van de Grondwetgevende
Vergadering en het stemrecht was niet alles gezegd: we moesten
het nog hebben over het opheffen van de belangrijkste
democratische garanties. Waarborgen die van het grootste belang
zijn voor een gezond openbaar bestuur, opdat de werkende
bevolking haar activiteiten zou kunnen ontplooien: vrijheid van
pers, vereniging en vergadering, nu alle tegenstanders van de
sovjetregering buiten de wet waren gesteld. De argumenten die
Trotski naar voor schoof om de inbreuken op deze rechten goed te
praten zijn allesbehalve sluitend. Integendeel, het is algemeen
erkend en staat onomstotelijk vast dat zonder een onbeperkte
vrijheid van pers, zonder onbelemmerde mogelijkheid op
vergadering en vereniging de bevolking totaal niet in staat is
om de macht uit te oefenen.
Lenin zegt dat de burgerlijke staat een
instrument is om de arbeidersklasse onder de knoet te houden, de
socialistische staat zou dan een instrument zijn om de
bourgeoisie te onderdrukken. Het zou dan gaan om een omgekeerde
kapitalistische staat. In deze simplistische voorstelling van
zaken wordt het belangrijkste uit het oog verloren: de
bourgeoisie heeft als heersende klasse geen nood aan een
bevolking die politiek geschoold is, en zeker niet meer
geschoold dan binnen bepaalde grenzen. Voor de dictatuur van het
proletariaat is die opleiding van levensbelang, zonder kan die
staat niet bestaan ...
Deze reusachtige opdracht waaraan de
bolsjewieken, vol moed en vastberaden, zijn begonnen, vereist
dat de bevolking op een heel intensieve manier politieke
scholing krijgt, waarbij een hele hoop ervaringen, zonder de
aanwezigheid van politieke vrijheden, niet mogelijk zijn.
Als die vrijheden er enkel zijn voor de
aanhangers van de regering, voor de leden van één partij, hoe
talrijk die ook mogen zijn, dan kunnen we nauwelijks van
vrijheid spreken. Vrijheid is altijd de vrijheid voor wie een
andere mening heeft. Niet dat we een overdreven belang hechten
aan ‘rechtvaardigheid’; maar omdat alles wat besloten ligt in de
politieke vrijheid van leerzaams, heilzaams en louterends
daarmee verband houdt. Dit schiet zijn doel voorbij wanneer
vrijheid een voorrecht worden.
De bolsjewieken zelf, zullen, met de hand op
het hart, niet ontkennen, dat ze, stap per stap, aarzelend en op
de tast, te werk zijn gegaan, dat ze geprobeerd hebben,
geëxperimenteerd, langs alle kanten proeven hebben gedaan, en
dat heel wat van hun maatregelen geen pareltjes zijn geweest. In
die zin moet het er aan toegegaan zijn, en zal het er aan
toegaan wanneer wij tot de daad zullen overgaan — hoewel
mogelijks niet overal de omstandigheden zo moeilijk zullen zijn.
De stilzwijgende voorwaarde waaraan de
theorie van de dictatuur van Lenin en Trotski zou moeten voldoen
veronderstelt dat de overgang naar het socialisme zoiets zou
zijn waarvoor de revolutionaire partij een kant en klaar recept
op zak heeft, dat enkel nog krachtdadig moet worden
gerealiseerd. Jammer genoeg, — of is het godzijdank — heeft de
partij geen dergelijk concept. Verre van de optelsom van
weloverwogen voorschriften die nog enkel in de praktijk moesten
worden gebracht, is de concrete en praktische realisatie van het
socialisme, als economisch, sociaal en juridisch systeem, iets
dat schuil gaat in de nevels van de toekomst. Wat in ons
programma staat, zijn slechts aanwijzingen, die de weg aanwijzen
waar de te nemen maatregelen dienen gezocht, wegwijzers die
eerder tonen wat we niet willen. Wij weten ongeveer wat er dient
te verdwijnen, om de weg vrij te maken voor een socialistisch
economisch stelsel: echter hoe de duizenden en duizenden
praktische maatregelen er zullen uitzien, grote en kleine, om de
socialistische principes binnen te brengen in het recht, in de
sociale verhoudingen, daaromtrent bestaat er geen
partijprogramma, geen socialistisch handboek, dat ons hierover
inlichtingen verschaft. Dit is geen tekortkoming, integendeel,
het is een voordeel van het wetenschappelijk socialisme op het
utopisch socialisme: het socialistisch systeem kan en mag enkel
de vrucht zijn van de geschiedenis, geboren uit de schoot zelf
van de ervaring, op het uur van de realisatie. Uit de weg die de
levende geschiedenis heeft afgelegd, zoals de organische natuur,
waar zij in laatste instantie een onderdeel van is. Uit goede
gewoonte schept ze uit een reële sociale behoefte de middelen om
hieraan te voldoen, met het probleem brengt ze de oplossing.
Maar, als dit inderdaad zo is, dan is het vanzelfsprekend dat
het socialisme, als van nature, niet kan per octrooi toegekend
worden, niet per keizerlijk decreet kan uitgevaardigd worden. Er
zijn als voorafgaande voorwaarde een reeks krachtige maatregelen
nodig tegen het privaat bezit, enz. Wat negatief is, wat zal
vernietigd worden, dat kan men verordenen, wat zal opgebouwd
worden, geenszins. Een wit blad.
Duizenden problemen. Enkel de ervaring kan correcties aanbrengen
en nieuwe wegen openen. Enkel een vastberadenheid zonder
belemmeringen die de weg inslaat van duizenden nieuwe dingen,
dat improviseert, krijgt een scheppende kracht,
verbetert zelf haar fouten. Zo het openbare leven van de Staten
met beperkte vrijheid zo pover is, zo armzalig, zo schematisch,
zo onvruchtbaar, dan is het juist omdat de democratie
uitgesloten werd, dan is het juist omdat ze het intelligente
denken van de levende mens afsluit voor elke verrijking en voor
iedere vooruitgang. (Het bewijs: de jaren 1905 en volgende, de
maanden februari -oktober 1917) Wat politiek juist is, is ook
juist economisch en sociaal.
De hele bevolking moet kunnen deelachtig
zijn. Anders wordt het socialisme een verordening, per octrooi
toegekend, van op het groene bureaublad van een tiental
intellectuelen.
Een volledige openbare controle is nodig.
Anders wordt het uitwisselen van ervaringen enkel mogelijk
binnen een beperkte kring van ambtenaren van de nieuwe regering.
Corruptie wordt onvermijdelijk.(De woorden van Lenin,
‘Mitteilungsblatt, n° 21)
De socialistische praktijk vereist een
volledige intellectuele ommekeer bij de grote massa, die door
eeuwen burgerlijke overheersing is gedegradeerd. Sociale
gevoelens in plaats van egoïstische instincten, massa
initiatieven in plaats van berusting, een idealisme dat alle
inspanningen overstijgt, enz. Niemand weet dat beter, beschrijft
het met meer kracht, herhaalt het met meer koppigheid dan Lenin.
Echter, hij vergist zich volledig in de middelen: decreten,
dictatoriale macht voor de inspecteurs in de bedrijven,
draconische boetes, terreurregime, het zijn zovele lapmiddelen.
De enige weg die naar de wederopstanding leidt dat is de school
zelf van het openbare leven, de meest brede en onbeperkte
democratie, de openbare opinie. Het is precies de terreur die
demoraliseert.
Behalve dat, wat blijft er dan over? Lenin en
Trotski hebben in de plaats vertegenwoordigende instellingen in
het leven geroepen die waren voortgesproten uit algemene
volksverkiezingen, de sovjets als de enig echte
vertegenwoordigers van de arbeiders. Echter, wanneer het
politieke leven in heel het land wordt verstikt dan is het
onvermijdelijk dat het leven in de sovjets zelf meer en meer
wordt verlamd. Zonder algemene verkiezingen, zonder
onbeperkte vrijheid van pers en vergadering, zonder vrije
confrontatie tussen de opvattingen, dan sterft in de openbare
instellingen het leven af, het wordt een leven in schijn, waar
de bureaucratie het enige element is dat actief blijft. Dat is
een wet waar niets of niemand zich aan onttrekt ... Het openbare
leven valt langzaam in slaap: enkel een dozijn partijchefs,
met een onuitputtelijke energie en met een grenzeloos idealisme,
leiden en regeren; de leiding is in feite in handen van een
dozijn mensen met uitstekende hersenen, en een elite van de
arbeidersklasse wordt af en toe op vergaderingen bijeengeroepen
om de toespraken van de chefs van applaus te voorzien: om
eenparig resoluties te stemmen die men hen heeft voorgelegd —
het is dus in de grond de regering van een kliek — een
dictatuur, dat is juist, maar nog niet de dictatuur van het
proletariaat, neen: de dictatuur van een honderdtal politiekers,
m.a.w. de dictatuur in de burgerlijke betekenis van een
jacobijnse overheersing (de congressen van de sovjets werden pas
om de zes maanden gehouden in plaats van om de drie maanden!).
En er is nog meer: een dergelijke toename brengt noodzakelijk
een toename van de verruwing met zich mee binnen het
openbare leven: aanslagen, gijzelaars, gefusilleerden, enz.
(Toespraak van Lenin over de discipline en de corruptie).
En toch, ook hier, is de terreur een zwaard
dat stomp is, om maar niet te zeggen, dat snijdt langs twee
kanten. De meest draconische onder alle vormen van summiere
rechtspraak staat machteloos tegen de uitbarstingen van
baldadigheden van de schooiers onder het proletariaat. Meer nog,
elke vorm van langdurige staat van beleg leidt
onvermijdelijk tot willekeur, en elke willekeur heeft op de
samenleving een verdorven invloed. De enige doeltreffende
mogelijkheden die de proletarische revolutie kan beschermen zijn
hier zoals altijd, radicale politieke en sociale maatregelen,
een zo snel mogelijke hervorming van de maatschappij,
maatregelen met sociale garanties voor de bevolking en het
cultiveren van een revolutionair idealisme, dat pas duurzaam kan
standhouden door een intens actief handelen van de bevolking, in
het kader van een onbeperkte politieke vrijheid.
Zoals tegen infecties en ziektekiemen de
vrije zonnestralen doeltreffender zijn dan ontsmettingsmiddelen
en andere geneesmiddelen, zo ook is het de revolutie
zelf en haar opbeurend principe, de mentaliteit, het actieve
leven, de verantwoording tegenover zichzelf die ze bij de
bevolking oproept, bijgevolg de grootste politieke vrijheid die
er de vorm aan geeft, die er de weldoende zon en de
vredebrengende engel van is ...
Het is de historische opdracht van het
proletariaat, eens aan de macht, om in de plaats van de
burgerlijke democratie, een socialistische democratie in te
stellen, en niet om iedere vorm van democratie te vernietigen.
En wel, de socialistische democratie neemt geen aanvang eenmaal
in het Beloofde Land, nadat de substructuur van de
socialistische economie is opgebouwd, als geschenk van de
Kerstman voor het moedige volkje dat ondertussen trouw het
handvol socialistische dictatoren heeft gesteund. De
socialistische democratie neemt een aanvang op het eigenste
ogenblik waarop een begin werd gemaakt met het neerhalen van de
heerschappij van de burgerlijke klasse en wanneer de opbouw van
het socialisme begint. Het neemt een aanvang op het ogenblik dat
door de socialistische partij de macht wordt veroverd. Het is
niets anders dan de dictatuur van het proletariaat.
Ja, inderdaad: dictatuur! Maar deze dictatuur
bestaat erin hoe de democratie in de praktijk wordt gebracht,
niet in het afschaffen van de democratie; een krachtdadige en
vastberaden gebruik van de verworven rechten van de burgerlijke
economie, zonder dewelke de socialistische transformatie niet
mogelijk is. Doch die dictatuur moet het werk zijn van een
klasse en niet van een kleine minderheid, die in naam van
de klasse de leiding in handen heeft: anders gezegd, ze moet de
vrucht zijn, naarmate, de bevolking actief betrokken is, onder
haar directe invloed blijft, onderworpen is aan een totale
openbare controle, het product is van de groeiende politieke
mondigheid van het volk.
Het is heel zeker in die zin dat de
bolsjewieken zouden gehandeld hebben ware er niet de
versschrikkelijke druk geweest van de wereldoorlog, van de
Duitse bezetting, en van alle buitensporige problemen die ermee
gepaard gingen, problemen die elke socialistische politiek
moeten ondergraven, zelfs vervuld van de beste bedoelingen, en
van de meest schitterende principes.
Een sterk argument in die zin is gegeven door
het zo overvloedig hanteren van de terreur door de Radenregering
en meer bepaald in de laatste periode die het ineenstorten van
het Duitse imperialisme voorafging, als gevolg van de aanslag op
de Duitse ambassadeur. Deze banale waarheid dat revoluties geen
rozenwater zijn, is op zich voldoende.
Alles wat in Rusland gebeurd is kan verklaard
worden: het is een onvermijdelijke aaneenschakeling van oorzaken
en gevolgen, waarvan het vertrekpunt en het eindpunt zijn: het
tekort schieten van het Duitse proletariaat en de bezetting van
Rusland door het Duitse imperialisme. Het ware bekrompen geweest
om aan Lenin en de zijnen, onder dergelijke omstandigheden, het
bovenmenselijke te vragen, om als bij wonder, de mooiste der
democratieën, het modelvoorbeeld van de dictatuur van het
proletariaat, en een welvarende socialistische samenleving te
eisen. Door hun resoluut revolutionaire houding, hun
voorbeeldige slagkracht, en hun onwankelbare trouw aan het
internationaal socialisme, hebben ze werkelijk gedaan wat kon
gedaan worden onder moeilijke omstandigheden. Het gevaar
begint waar ze, van de nood een deugd makend, de tactiek waartoe
deze fatale omstandigheden hen hebben gedwongen, dit hoe dan ook
ineenknutselden tot een theorie die ze wilden aanbevelen,
die door het internationaal proletariaat kon nagebootst worden,
als het model voor een socialistische tactiek. Zodoende zetten
ze helemaal ten onpas hun eigen persoon in de schijnwerpers en
hun eigen reële en onbetwistbare verdiensten onder de korenmaat
van feiten opgedrongen door de noodzaak. Zo bewezen ze het
internationaal socialisme, in naam waarvoor ze uit liefde
gestreden en geleden hadden, een slechte dienst, wanneer ze de
bedoeling hadden om in haar grondsop, als nieuwe wetenschap,
alle vergissingen die in Rusland zijn begaan, onder dwang en
noodzaak, te willen herhalen, die per slot van rekening enkel de
weerbots waren van het failliet van het internationaal
socialisme tijdens deze wereldoorlog ...
... Lenin en Trotski en hun vrienden zijn de
eersten geweest die door hun voorbeeld het
wereldproletariaat zijn voorafgegaan en het zijn tot heden de
enigen die met Ulrik de Hutten mogen roepen: ‘Ik heb het
gedurfd!’.
Dit is het essentiële, en wat blijvend
is in de politiek van de bolsjewieken. Zodoende komt hen in de
geschiedenis de onsterfelijke verdienste toe dat ze de leiding
hebben genomen van het internationaal proletariaat door de
politieke macht te veroveren en door in de praktijk het probleem
van de opbouw van het socialisme te stellen. Zo hebben ze de
rekening vereffend tussen Kapitaal en Arbeid. In Rusland kon de
kwestie niet anders worden gesteld: in Rusland zelf was er geen
oplossing. In die betekenis behoort de toekomst overal
aan het ‘bolsjewisme’.
De dag voor ze werd vermoord had Rosa
Luxemburg haar laatste artikel geschreven: ‘De orde heerst te
Berlijn’.[3]
Wat leert ons de geschiedenis van het
socialisme en de moderne revoluties? Toen voor de eerste keer de
klassenstrijd in Europa zijn opwachting maakte, werd het een
nederlaag. De opstand in 1831 van de canuts te Lyon werd een
zware mislukking. Een nederlaag ook voor de chartists in
Engeland. Een verplettering voor het Parijse proletariaat
tijdens de junidagen van 1848. De Commune van Parijs tenslotte
leed een verschrikkelijke nederlaag. De weg naar het socialisme
— gezien in het kader van de revolutionaire opstanden — is
geplaveid met nederlagen.
En toch zal haar geschiedenis onvermijdelijk,
stap per stap, leiden tot de uiteindelijke overwinning! Waar
zouden we staan, zonder al die nederlagen, waaruit zouden we de
lessen kunnen trekken, waar zouden we de kracht en het idealisme
vandaan halen die ons begeesteren? Vandaag, pas aan de vooravond
van het beslissende gevecht, in de strijd van het proletariaat,
hebben we tijdelijk te maken met deze nederlagen, doch we kunnen
er geen enkele naast ons neerleggen. Want uit ieder van deze
mislukkingen putten we onze kracht, een deel van onze inzichten
en doelstellingen.
Het revolutionaire gevecht staat haaks op de
parlementaire strijd. Vier decennia lang hadden we in Duitsland
op parlementair vlak enkel ‘overwinningen’ gekend: we vlogen
letterlijk van de ene zege naar de andere. En wat zagen we op 4
augustus 1914, toen we oog in oog stonden met de geschiedenis?
Een politieke en morele afgang, zonder weerga, de totale
ontreddering, het totale bankroet. Ook de revoluties hebben niks
dan nederlagen opgeleverd, doch deze niet te vermijden
mislukkingen, dat zijn juist de garanties van de uiteindelijke
overwinning.
Op één voorwaarde, zoveel is zeker! Er moet
nagegaan worden onder welke omstandigheden er telkenmale een
nederlaag werd geleden. Was het omdat het energieke optreden van
het volk te pletter was gelopen op historische omstandigheden,
die nog niet volledig rijp waren, of waren die toe te schrijven
aan de interne halfslachtigheid, de besluiteloosheid en zwakte
die de revolutionaire strijd hadden verlamd? ...
Met deze historische vraag voor ogen, wat te
denken van de nederlaag tijdens wat de ‘week van Spartacus’
wordt genoemd? Komt het omdat de revolutie te onstuimig was,
omdat de omstandigheden onvoldoende rijp waren, of juist omdat
de opstand te zwak was?
Het was zowel het ene als het andere! Deze
crisis had een dubbel karakter, er was de tegenstelling tussen
de krachtige en vastberaden aanval van het volk van Berlijn en
de besluiteloosheid, het gebrek aan slagkracht van de leiding.
Dit waren de kenmerken.
De leiding was tekort geschoten. Doch er kan
en er moet een nieuwe leiding komen, een leiding die uit het
volk geboren wordt en door het volk gekozen. Het volk is
beslissend, de rots waarop de uiteindelijke overwinning van de
revolutie zal gebouwd worden.
_______________
[1]
La Révolution Russe, Rosa Luxemburg — François Maspéro (Bibliothèque
socialiste).
[2] Grève de Masse, Parti et
Syndicats — Maspèro — (Bibliothèque socialiste).
[3] Les Sparatacistes — 10/18 —
L’Allemagne en révolution, présentée par Gilbert Badia (Edition
Gallimard — collection Archives). |