Mei 68, aan de
vooravond van de ‘Nacht der Barricaden’ hield Ernest Mandel
een toespraak in de grote zaal van de Mutualité in Parijs. Voor
6000 studenten en revolutionairen riep hij op tot eenheid tussen
arbeiders en studenten, tot solidariteit met de Vietnamese
revolutie, tot steun aan de bevrijdingsbewegingen in de Derde
Wereld. Een uitgeschreven tekst van de bandopname van deze
toespraak verscheen in juni 68 in een speciaal Mei 68 nummer van
het linkse Belgische weekblad La Gauche.
Bij elke analyse van de
studentenopstanden moeten we vertrekken vanuit deze essentiële
overweging: de universiteiten kenden een enorme aangroei. Een
nieuw sociaal milieu is geboren, en dit uit was het meest eigen
is aan de neokapitalistische samenleving zelf, uit wat deze
samenleving aanziet als zijn meest wezenlijke verworvenheid: de
stijging van de levensstandaard; de vooruitgang van de techniek
en de opkomst van de massamedia; de behoeften geschapen door de
automatisering. De Verenigde Staten tellen vier miljoen
universiteitsstudenten, West Europa anderhalf miljoen en Japan
meer dan een miljoen. En het neokapitalisme heeft dit nieuwe
sociaal milieu niet kunnen integreren, onmogelijk door de manier
waarop dit systeem heden ten dage in West Europa, de Verenigde
Staten en Japan functioneert.
De zwakste
schakel binnen het neokapitalisme
Op de universiteiten hebben de
studenten de materiële omkadering niet kunnen vinden nodig voor
hun studies. Ze hebben er de opleiding niet kunnen vinden
waarnaar ze op zoek waren. En dan vooral, eenmaal de
universiteit achter de rug vinden ze minder en minder een
betrekking waarop ze hoopten recht te hebben toen ze de
universiteit betraden.
Als volgt luidt het antwoord
dat we moeten geven aan een ‘citoyen’ die zich de
vertegenwoordiger noemt van de Jong Socialisten van de SFIO [1]
die eens in de vaste rubriek ‘Libres Opinions’ van Le
Monde sprak over ‘onze’ samenleving als een
maatschappij vol overvloed waarin ‘iedereen’ nu verzekerd is
van de volledige tewerkstelling en waarbij de levensstandaard
almaar beter wordt.
Deze ‘citoyen’ was vergeten
zijn bril op te zetten toen hij de statistieken inkeek
betreffende de werkloosheid in West Europa. Hij had niet
opgemerkt dat er tijdens de laatste twee winters drie miljoen
werklozen waren geweest. Hij had niet gemerkt dat zelfs in
Frankrijk het aantal mensen zonder werk het half miljoen had
overschreden, en dit in volle economische expansie, een expansie
waar de regering zo prat op gaat. Hij had niet gemerkt hoe hoog
het aantal jongeren was onder deze werklozen - en er zijn er nog
veel meer - al diegenen die niet in de statistieken zijn
opgenomen. Hij had niet gemerkt dat in de Verenigde Staten het
percentage jongeren zonder werk in de getto’s de 20%
overschrijdt.
Kortom, wat die ‘citoyen’,
en evenzo ontelbare wierookdragers van het neokapitalisme, niet
begrepen hebben, is het feit dat dit systeem allesbehalve de
economische en sociale problemen heeft opgelost, erger nog, niet
eens de grofste tekortkomingen van het 19e eeuwse kapitalisme
heeft weggewerkt. Komt daar nog eens bij een nieuwe serie
tegenstellingen, die nog minder een uitkomst lijken te vinden.
Het neokapitalisme confronteert
de studerende jeugd met deze tegenstellingen die niet opgelost
raken, niet binnen de universiteit, maar ook niet binnen het
economische systeem of binnen de bourgeois samenleving, een
samenleving die voortdurend in crisis verkeert.
Er wordt gezegd dat de
universiteit zich niet heeft aangepast en derhalve worden er
hervormingen geëist, en dit doet men natuurlijk als goede
reformist. Dus worden de studenten, wanneer ze deze hervormingen
van de bourgeois universiteit de rug toekeren, ervan beschuldigd
dat ze de dialoog weigeren.
Maar wat de revolterende
studenten weigeren is precies een dialoog binnen dit
vooropgestelde kader waaraan niet kan worden getornd, de
bourgeois Staat, vertegenwoordigd door de burgerlijke regeringen
van West Europa en Japan.
Wanneer men hen zegt: het
budget is onvoldoende om aan ieder van jullie, onmiddellijk,
lokalen, professoren en assistenten, restaurants en homes, en
vooral de kwaliteit van onderwijs te garanderen die jullie
opeisen, neem genoegen met het aanbrengen van stapsgewijze
veranderingen . . . waarvan iedereen weet dat ze onvoldoende
zijn . . . en derhalve hebben de studenten duizend en één
reden om te antwoorden: ‘hou op met leuteren over het budget
van Nationale Opvoeding en over de financiële middelen van de
overheid. Spreek liever over de economische middelen die deze
maatschappij ter beschikking heeft. Erkent dat ge de miljarden,
nodig voor een universiteit de 20ste eeuw waardig, niet vindt
omdat ge miljarden verspilt aan uw ‘force de frappe'[2].
Geeft toe dat ge enorme technische productiekrachten in de kiem
smoort, evenals culturele en intellectuele, omdat ge liever
vernietigingswapens produceert!'
Het is in die zin en terecht
dat de studenten de dialoog ‘weigeren’ en een ‘hervorming
van de universiteit’ afwijzen binnen het kader van de
bourgeois maatschappij, want ze hebben begrepen welke de natuur
is van deze samenleving. En hun bijzondere status, samen met dit
inzicht, maakt dat ze vandaag de zwakke schakel vormen in de
ketting van het neokapitalisme, de eerste die gebroken is, en
dit in geheel de westerse wereld.
Een nieuwe
revolutionaire kracht
De studentenopstanden vertolken
binnen de sociale geschiedenis de enorme metamorfose die de
productiekrachten hebben ondergaan, iets wat Karl Marx in de Grundrise
[3] had voorzien en heden ten
dage meer dan ooit op gang is gekomen en wat binnen het kader
van het kapitalisme niet te verwezenlijken valt. Een metamorfose
die hoe dan ook nu reeds ongeduldig haar opwachting maakt: te
weten de reïntegratie van de intellectuele arbeid binnen de
productie, het intellectuele vermogen van de mens wordt de
voornaamste productiekracht binnen de maatschappij. Toen er
plots gesproken werd over een derde industriële revolutie, over
de wetenschappelijke revolutie, hadden vele economisten en
sociologen, burgerlijke, kleinburgerlijke of marxisten een
vermoeden in die zin. Maar ze hebben niet altijd voor de hand
liggende conclusies getrokken als het ging om de plaats van de
intellectuele arbeider binnen de maatschappij.
Wanneer heden pseudo-marxisten
met minachting spreken over studenten ‘de kinderen van de
bourgeois of zelfs toekomstige bourgeois’, dan vergissen ze
zich driemaal.
Een eerste maal waar ze niet
begrijpen wat de snelle groei van de universiteiten juist
betekent, een groei die ervoor zorgt dat de
‘bourgeoiskinderen’ vandaag ruimschoots in de minderheid
zijn binnen de studentengemeenschap (evenals de
arbeiderskinderen die een uiterst kleine minderheid vormen).
Verder begrijpen ze niet dat de aard van de intellectuele
beroepen grondig gewijzigd is, de grote meerderheid van de
universitair gediplomeerden zijn niet langer patroons, oefenen
niet langer een liberaal beroep uit, zijn zelfs niet langer
direct handelend tussenpersoon van de patroons met bevelvoerende
functies, nee het zijn bedienden aan de staat of in de industrie
die deel uitmaken van de grote massa nieuwkomers binnen het
salariaat. En tenslotte, de pseudo-marxisten hebben niks
begrepen van hoe specifiek het studentenmilieu wel is, een
bijzonder sociaal milieu waarin de student uit de grootburgerij
opgaat en aldus de banden verbreekt met zijn sociale omgeving.
Zonder dat hij reeds is opgenomen in zijn toekomstig sociaal
milieu welke het gevolg zal zijn van het beroep dat hem zal
worden toegewezen.
En aan de basis van deze
drievoudige vergissing ligt deze zaak ten gronde, iets wat deze
pseudo-marxisten maar niet willen begrijpen, of niet willen
erkennen, te weten, de voornaamste productiekracht van de mens
is zijn geestelijke scheppingskracht. Deze intellectuele kracht
wordt vandaag slechts voor een deel benut, want het kapitalisme
maakt evengoed het leven zuur van de intellectuele arbeiders als
het onverbiddelijk de persoonlijkheid en het creatieve vermogen
van de handarbeider fnuikt.
De studentenopstanden hebben
hun wortels in deze enorme bewustwording dat het neokapitalisme
een nieuwe dimensie heeft toegevoegd aan de klassieke aliënatie
van de arbeid, eigen aan het kapitalisme, aan iedere
maatschappij gebaseerd op klassen, eigen aan iedere samenleving
gestoeld op koopwarenproductie.
We mogen gerust stellen dat
deze intellectuele arbeidskracht op twee manieren revolutionair
en productief is. Vooreerst omdat zij ons tot het besef brengt
welke onmetelijke rijkdommen er in haar schuilen, rijkdommen die
ons heel snel tot een maatschappij zonder klassen zou kunnen
brengen, tot de overvloed. Vervolgens doet ze ons helder inzien
welke tegenstellingen, onrecht en barbarij het huidige
kapitalisme in zich draagt en dat de gevolgen van deze
bewustwording door en door revolutionair zijn.
Anti-imperialistisch
en antikapitalistisch
Het zijn de studenten die als
eersten dit alles beseffen, en dit om heel eenvoudige redenen.
De arbeidersbeweging met zijn traditionele organisaties is ten
gronde gebureaucratiseerd en sinds lang ingeschakeld binnen de
bourgeois maatschappij. En wanneer de arbeidersbeweging niet
voortdurend en op grote schaal velerlei versperringen opwerpt
tegen de invloed van de burgerlijke ideologie, vervalt de grote
massa op zijn minst tot ‘normale’ omstandigheden, bezwijkt
onder de dominerende invloed van de burgerlijke en
kleinburgerlijke ideeën, zoals Marx en Lenin niet opgehouden
hebben te herhalen.
In het studentenmilieu
daarentegen kan een veel bredere minderheid, precies daar de
sociale en intellectuele omstandigheden hier veel gunstiger zijn
dan voor de arbeiders, zich, door individueel nadenken,
onttrekken aan deze gerichte beïnvloeding, voortdurend
geestelijk geconditioneerd door de grote middelen ter
beschikking van de bourgeois maatschappij en het kapitalisme, om
de publieke opinie in banen te leiden.
Het valt niet te ontkennen dat
in de Verenigde Staten het verzet tegen de smerige
imperialistische oorlog in Vietnam juist in het universitaire
milieu en bij de jongeren is ontstaan. Het zijn de studenten en
Amerikaanse jongeren die een machtige beweging op gang hebben
gebracht, die uiteindelijk de zwarte arbeiders heeft
meegetrokken en die evenzeer begint vat te krijgen op de massa
blanke arbeiders.
In West Europa en Japan heeft
zich wezenlijk hetzelfde voorgedaan. Het is in het
studentenmilieu en bij de jongeren dat er een sterke beweging op
gang is gekomen tegen de oorlog in Vietnam die als eerste de
absoluut opportunistische en weifelende fase achter zich heeft
gelaten van ‘vrede in Vietnam’ en ‘voor
onderhandelingen’. We hebben gezien hoe tienduizenden jonge
revolutionairen de straat opgetrokken zijn, in Parijs, Berlijn,
Londen, Kopenhagen, Rome, Amsterdam en Brussel om de enige
geldige slogan te schreeuwen: volle en volledige solidariteit
met het Vietnamese volk, voor de overwinning van de Vietnamese
revolutie.
De voorhoede onder de studenten
is zich, midden de opstand tegen de burgerlijke universiteit en
tegen deze imperialistische oorlog, meer en meer bewust geworden
van de noodzaak om zich te richten tegen de bourgeois
samenleving in zijn geheel. Uit dit antikapitalistisch
bewustzijn trekken ze nu logisch de revolutionair socialistische
conclusies: ze bereiden zich voor op de socialistische
revolutie. Want zonder proletarisch socialistische revolutie kan
er geen sprake zijn van het omver gooien van het kapitalistische
regime, noch in West Europa, noch elders in de imperialistische
wereld.
Hier moeten we een opmerking
maken. De notie ‘revolutionair’, in de proletarische
marxistische zin van het woord is altijd nauw verbonden geweest
met een andere notie, die van ‘internationalistisch’.
Wanneer we moeten vaststellen dat op een moment waarop de
Argentijn Che Guevara op de eerste rij heeft gestreden voor de
overwinning van de Cubaanse revolutie en vervolgens is gaan
sterven opdat de Boliviaanse revolutie zou kunnen zegevieren;
wanneer we moeten vaststellen dat op dat eigenste moment de
technocraten spreken over de noodzaak van een verenigd Europa,
dan is het uitgerekend een secretaris van de Franse
communistische partij die het aandurft om te spreken over onze
kameraad Danny Cohn Bendit als over een ‘Duits anarchist’
terwijl het Cohn Bendit is die het proletarisch
internationalisme belichaamt en het is de secretaris van de PCF
die het kleinburgerlijk nationalisme incarneert.
De eenheid
in de actie van de voorhoede en de banden met de massa’s
Bij het verslag dat kameraad
Bensaïd [4] heeft uitgebracht over
de manier waarop de ‘22 maart Beweging’ werd georganiseerd
zullen de meeste aanwezige kameraden hebben gedacht aan een
frappant vergelijkbare situatie: de manier waarop Fidel Castro
en Che Guevara de gewapende strijd op Cuba hebben georganiseerd.
Ook zij hebben gezegd: “We
moeten de tactische meningsverschillen tussen de verschillende
tendensen van de revolutionaire beweging terzijde schuiven.
Vanaf het ogenblik dat we het eens zijn over het essentiële,
over de acties die we willen ontketenen, over de manier waarop
we zullen breken met de malaise en het terugkrabbelen van de
aloude revolutionaire stroming, over de manier waarop de
gewapende strijd tegen het imperialisme en de Cubaanse
oligarchie kan worden georganiseerd, dan zullen we langzaamaan
een proces op gang brengen dat meer en meer door zijn eigen
logica zal versnellen en die het mogelijk zal maken de
verschillende strekkingen als voorbijgestreefd te zien en er zal
een herschikking komen wat ons zal toelaten om doorheen de
dagelijkse ervaringen de tactische meningsverschillen op te
lossen”.
Een dergelijke houding is enorm
heilzaam voor wie wil ontsnappen aan het revolutionisme dat ons
zoveel leed heeft bezorgd. Op een bepaald punt gekomen kan de
beweging enkel nog in de actie vooruitgang maken, en wanneer de
actie uitblijft, is die veroordeeld tot steriliteit en
voortdurende verdeeldheid.
Zoals alle kameraden die voor
mij het woord hebben gevoerd hebben benadrukt is er de dringende
noodzaak om de inschakeling van de studentenbeweging binnen de
arbeidersbeweging te realiseren. Ja zeker, de arbeidersbeweging
moet de studentenbeweging voor zich winnen, vooral daar
studenten eigenlijk arbeiders zijn. Maar ze kunnen niet gewonnen
worden binnen de verkalkte en bureaucratische structuren van de
traditionele organisaties. Het is in de schoot van de
arbeidersklasse in opstand, in de spontane strijd tegen het
kapitalisme, bij het scheppen van een nieuwe leiding, in de
eigen comités, dat deze herschikking zal plaats vinden, dank
zij de actie en in de actie, in het wederzijdse belang, in het
hoogste belang van de revolutie.
Dit kan niet gebeuren binnen de
traditionele organisaties gezien de geest die heden ten dagen
deze schitterende revolutionaire jonge voorhoede in haar greep
heeft. En zo we een gevecht voeren door deze herschikking, zo we
een gevecht voeren opdat dit bondgenootschap tot stand zou
komen, opdat de opstand van de studenten van West Europa zou
samenvallen met de strijd voor de proletarische revolutie, dan
is het omdat we heel goed weten dat de studenten noch door hun
aantal, noch door de plaats die ze bekleden binnen de
maatschappij, in staat zijn om op eigen krachten in het Westen
de burgerlijke maatschappij omver te gooien.
Ze kunnen en moeten een
formidabele rol spelen, als explosieve factor. In die rol kunnen
ze in de schoot van de arbeidersklasse, vooral met de hulp van
de jonge arbeiders, binnen het proletariaat zelf immense
krachten ontketenen die de kapitalistische samenleving en de
burgerlijke staat op hun grondvesten doen dreunen.
Op dit ogenblik dat we zien hoe
op wereldschaal anti-imperialistische en antikapitalistische
krachten naar voren treden, beleven we een nieuwe authentieke
opkomst van de wereldrevolutie.
In wezen is het een en dezelfde
strijd: het heldhaftige gevecht van het Vietnamese volk tegen
het Amerikaanse imperialisme, de Cubaanse revolutie, de moedige
guerrillastrijders in Azië, Afrika en Latijns Amerika, de
strijd van de zwarte bevolking in de Verenigde Staten voor hun
raciale en sociale bevrijding.
Welnu, dit gevecht van de meest
onderdrukten, van het volk in de Derde Wereld en van de
negerbevolking in de Verenigde Staten begint vanaf nu een
evenwaardig echo te vinden in de imperialistische landen. Het is
het massaal protest in deze landen tegen de smerige oorlog in
Vietnam, het zijn de massale studentenopstanden, het zijn de
massale opstanden van jonge arbeiders, hun betogingen en harde
stakingen in Le Mans, Caen, Turijn, Bremen en in Essen tegen
Springer.
Ook de strijd van de
intellectuelen en studenten voorhoede in de zogenaamde
socialistische landen in Oost Europa en de USSR maakt integraal
deel uit van dit gevecht. Wij brengen hier een warme groet
vooral aan de studenten en de arbeiders die in de eerste rij
staan van deze strijd.
Want, in dezelfde mate als we
de zijde kiezen van de Sovjet Unie en het ‘socialistische
kamp’ wanneer die in botsing komen met de het imperialisme of
de bourgeoisie, in diezelfde mate staan we aan de zijde van onze
kameraden Kuron en Medzelevsky [5],
in die mate staan we ook aan de zijde van de moedige studenten
en de voorhoedearbeiders uit Warschau en Polen wanneer ze de
strijd opnemen tegen de bureaucratie, voor een waarachtige
socialistische democratie, die niks anders kan zijn dan een
radendemocratie, dan een democratie die steunt op de raden van
arbeiders, studenten en arme boeren, zoals Lenin het ons heeft
geleerd.
Op het ogenblik dat dit
gevecht, wereldwijd gevoerd, de volwassen arbeiders zal
meetrekken tegen de inkomenspolitiek, tegen de overlegeconomie,
tegen de werkloosheid die de kop opsteekt, tegen de dreiging die
weegt op de tewerkstelling, tegen de inschakeling van de
vakbonden binnen de bourgeois Staat, tegen de almaar duidelijker
wordende evolutie naar de Sterke Staat in West Europa, tegen de
NAVO en het Atlantisch Pact, voor het heropleven van de
arbeidersbeweging die uitmondt in een strijd gevoerd door de
arbeiders die eindelijk het kapitalistische regime zelf in vraag
stelt, dan kunnen we de huidige voorhoede omsmeden tot een
machtige revolutionaire partij die de leiding neemt van de
massa’s.
Samen zijn we
onoverwinnelijk.
Samen zullen we het grootse werkstuk dat vijftig jaar geleden is
aangevat met de Oktoberrevolutie afwerken, de overwinning van de
socialistische wereldrevolutie !
Voetnoten
[0]
De titel is van de vertaler
[1] SFIO: Section Française de
l'Internationale Ouvrière — de Socialistische Partij
[2] Force de Frappe:
atoombewapening van Frankrijk opgestart door president De
Gaulle.
[3] Karl Marx, Grundrisse:
zie Machinerie
en levende arbeid
[4] Daniël Bensaïd: lid van de
leiding van de trotskistische Jeunesse Communiste
Revolutionnaire en van de ‘22 maart Beweging’ waarvan Cohn
Bendit de woordvoerder was. Deze beweging lag met de bezetting
van de Sorbonne universiteit aan de basis van de revolte van Mei
68. Een maand later werd de JCR buiten de wet gesteld. Bensaïd
is nu een gerenommeerd filosoof en lid van de LCR (IVe
Internationale).
[5] Kuron en Medzelevsky:
dissidenten binnen de leiding van de Poolse communistische jeugd
die hevig kritiek hadden op de bureaucratie. Zullen in de jaren
80 een prominente rol spelen binnen de vakbond Solidarnosc.
|