Een revolutie die de kazernen in scholen heeft veranderd;
die de luxe villa’s van de kapitalisten aan de arme kinderen die
met studiebeurzen studeren heeft gegeven; die één miljoen
volwassenen en jongeren in de loop van enkele maanden heeft
leren lezen en schrijven; die rassenongelijkheid en —
discriminatie radicaal heeft afgeschaft; die het mirakel heeft
verwezenlijkt, in drie jaar tijd de werkloosheid in het dorp, de
gesel van alle onderontwikkelde landen, op te heffen; een
revolutie die de ministers als gewone milicianen om hun beurt
wacht doet houden voor de openbare gebouwen; die alle graden
hoger dan die van commandant in het leger heeft afgeschaft — en
dit officieel nog altijd Rebellenleger genoemd leger — is nu het
enige ter wereld dat noch kolonels noch generaals in zijn rangen
telt!; die volgens een getuigenis van haar tegenstrevers in de
Verenigde Staten voor ‘t eerst heeft verzekerd dat alle kinderen
in het land genoeg te eten krijgen en naar school kunnen gaan;
welke socialist, die zijn hart op de juiste plaats heeft, zal
nalaten zich geestdriftig over zulk een revolutie over te laten?
Wij hadden het sinds lang gevoeld, uit de teksten en de
beelden die wij van ginder hadden ontvangen; de socialistische
revolutie op Cuba is vandaag de meest vooruitgeschoven bastion
van de Bevrijding van de Arbeid en van de Mens in de wereld.
Nadat we Cuba zeven weken in alle richtingen hebben bezocht en
onderzocht, wordt de eerste indruk nog versterkt; nergens ter
wereld kan men zo duidelijk als op Cuba aanvoelen welke
geweldige mogelijkheden van radicale maatschappelijke
verandering, van radicale bevrijding van de mens, het socialisme
voor de mensheid kan openen.
Een onderontwikkeld land op weg naar het socialisme
Het meest brandende vraagstuk van onze tijd is het vraagstuk
van de economische onderontwikkeling. Talloze rapporten van
internationale instellingen herhalen dag-in dag-uit dat de
afstand tussen de geïndustrialiseerde en de achtergebleven
gebieden steeds maar breder wordt. De eerste worden hoe langer
hoe rijker, de andere hoe langer hoe armer. De afgrond van
groeiende ellende slokt niet enkel afgelegen volksstammen op;
het bedreigt de tweederden van de aardbewoners!
Cuba bewijst — na China weliswaar, maar op een veel meer
overtuigde wijze! — dat die onderontwikkeling te wijten is noch
aan geografische, noch aan een etnische of rassenfataliteit; dat
dank zij een sociale omwenteling een land zich in enkele jaren
tijd aan die onderontwikkeling kan ontrukken en een vlugge
opgang kan beginnen; en dat de levenswijze van de grote
meerderheid van de bevolking radicaal verbeterd kan worden nog
alvorens nog alvorens beslissende economische vooruitgang wordt
geboekt; en wel dank zij een radicale verandering in het gebruik
van de bestaande hulpbronnen.
Het Cubaans voorbeeld geldt niet alleen voor Cuba; het geldt
voor heel Latijns Amerika; en binnen bepaalde grenzen, zelfs
voor heel de ‘derde wereld’. De Cubanen zijn zich daarvan
bewust. Zij proclameren het fier, hoe duur die proclamatie hen
ook te staan moge komen (en zij kost hen heel duur, want
ongetwijfeld moet men daar en niet elders de oorzaak zoeken van
de hatelijke vijandschap, die de Amerikaanse leidende kringen
jegens de Cubaanse revolutie blijven koesteren). Op het
Revolutieplein, te La Havana, hangt er een reusachtige spandoek:
‘Leve de Latijns Amerikaanse Revolutie!’. Over heel de lengte
van de gevel van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is de
leuze gespannen: ‘Leve de arbeiders van alle landen!’.
Men kan noch met een leider, noch met een gewoon militant van
de Cubaanse revolutie spreken, zonder te merken hoe zeer zij
zich vereenzelvigen met de revolutie in heel hun werelddeel.
Is Cuba een onderontwikkeld land? Vanzelfsprekend kan het
prat gaan op bijzondere voorwaarden, ook vóór de revolutie, en
beschikt het nu nog over troeven, die men niet in alle
onderontwikkelde landen terugvindt. In ‘t jaar 1958 had Cuba op
twee na (na Argentinië en Uruguay) de hoogste levensstandaard
van Latijns Amerika. Men kan zijn inkomen per hoofd van de
bevolking op 20 tot 25.000 F per jaar schatten, hetgeen schril
afsteekt tegen het jaarlijks inkomen per hoofd van de bevolking
in sommige onderontwikkelde landen, dat niet hoger ligt dan
2.500 F.
Wanneer men de toestand nochtans van dichter beschouwt, dan
stelt men vast dat de ‘voordelen’ waarvan Cuba op het ogenblik
van de revolutie genoot — in vergelijking tot andere
onderontwikkelde landen — veel minder reëel waren dan die
cijfers wel doen uitschijnen. In de eerste plaats moet men
rekening houden met het feit dat het betrekkelijk hoger inkomen
op Cuba ook veel ongelijker verdeeld was dan elders: men hoeft
maar de luxe villawijk van Miramar-Marinao Fifth Avenue
(men vindt in België moeilijk iets gelijkaardigs) te La Havana
te vergelijken met wat er van de ellendige krotwoningen in de
arme buurt van Santiago de Cuba overgebleven is (de meeste
krotwoningen zijn daar door de revolutie reeds afgebroken; in La
Havana zijn ze het allemaal), om te begrijpen hoe groot de
afstand tussen arm en rijk in het voorrevolutionaire Cuba wel
geweest is.
In de tweede plaats was het betrekkelijk hoger nationaal
inkomen van Cuba een functie van een zeer bijzondere integratie
tussen de Cubaanse en de Amerikaanse economie, een integratie
die in werkelijkheid een volledige onafhankelijkheid
betekende. Dit betekent dat dit inkomen paradoxaal karakter had,
een absolute hinderpaal werd voor een verder groei, een echte
differentiatie en een gezonde ontwikkeling van de Cubaanse
economie. Daar kwam dan nog bij dat die volledige
afhankelijkheid aan de Cubaanse economie na de
revolutie een geweldige slag toebracht, vermits zij het
imperialisme in staat stelde, langs de blokkade om de Cubaanse
economie langzaam te wurgen. Vandaag nog is het gebrek aan
onderdelen voor de machines en auto’s van Amerikaanse oorsprong
een van de belangrijkste impasses van de Cubaanse economie.
Het is waar dat de nadelige gevolgen van die blokkade voor
een belangrijk gedeelte worden opgeheven door de economische
hulp die Cuba van de Sovjet-Unie, China en andere landen van het
Oostblok ontvangt. Maar daarbij is het moeilijk de militaire van
de zuiver economische hulp te onderscheiden, en moet
men voorts rekening houden met het feit dat zij voor een groot
gedeelte bestaat uit levering van koopwaren tegen prijzen en van
een kwaliteit die de vergelijking met de voorrevolutionaire
toestand ten zeerste bemoeilijkt.
Een echte sociale revolutie
Men kan dus zonder aarzelen tot het besluit komen, dat de
fundamentele problemen waarvoor de Cubaanse revolutie stond,
dezelfde waren als die van de meeste onderontwikkelde landen, en
dat de oplossing van die problemen dus inderdaad tot voorbeeld
strekt aan de meeste van die landen.
Op sociaal gebied is dit voorbeeld het meest verbluffend. Men
kan inderdaad de optie van de leiders van de Cubaanse revolutie
in de volgende formule samenvatten: volledige prioriteit aan
de oplossing van de meest brandende sociale problemen, teneinde
op die manier de massa’s te kunnen mobiliseren voor de oplossing
van de economische vraagstukken.
Een sociale revolutie kan niet in de eerste plaats in teksten
en rechtsformules liggen. Ze moet tot uiting komen in een
spectaculaire omwenteling in het dagelijks leven, die de meest
schreeuwende sociale onrechtvaardigheden met één slag afschaft,
die de meest verdrukte en uitgebuite lagen van de maatschappij
naar de top van de maatschappij voert. Enkel en alleen wanneer
zij dat doet, kan zij rekenen op het vertrouwen, op de
toewijding, op de totale steun van miljoenen mensen, die dan
bereid zullen zijn haar hun geestdrift, hun werk en hun leven te
schenken.
En daarin ligt juist de grootheid van de Cubaanse revolutie.
Zij is gesymboliseerd in de jongelingen die met studiebeurs
studeren, de Becados. Fidel heeft er 80.000 uit de
dorpen en kleine steden van de armste provincie te La Havana
samengetrokken, en hun de rijkemanswoningen ter beschikking
gesteld. Voor die kinderen van landloze boeren en landarbeiders,
die gisteren geen schoenen aan de voeten droegen en nu plots in
de rijkste villa’s van het land wonen, is dit letterlijk
verwezenlijkt: van de laagste naar de hoogste sport van de
maatschappij te worden gebracht. Aan de dienstmeisjes van de
ci-devant [tijdens de Franse Revolutie
en het Keizerrijk spotnaam voor voormalige adellijke en
vorstelijke personen — MIA] bourgeois gaf de revolutie de
auto’s van hun vroegere patroons, opdat zij als taxi chauffeurs
hun kost zouden verdienen. De honderdduizenden landarbeiders die
gedeeltelijk of volledig werkloos waren (vóór de revolutie waren
er ongeveer 550.000 volledige en 40.000 gedeeltelijke werklozen
te Cuba) worden nu in de granjas del pueblo
(volksboerderijen) twaalf maanden per jaar betaald. En het
materieel resultaat van de revolutie is dan ook zeer tastbaar:
het verbruik van vlees en textielproducten per hoofd van de
bevolking is sinds 1958 verdubbeld. Als men weet dat
dit verbruik in de grote steden, bij een belangrijk gedeelte van
de bevolking, ongetwijfeld fel is gezonken, dan kan men zich
rekenschap geven van de wijze, waarop de levensstandaard van de
arme meerderheid van de Cubaanse bevolking sinds de
revolutie is verhoogd.
De revolutie heeft op radicale wijze de voeding, de kleding,
de geneeskundige zorgen, de scholing en de vrijetijdsbesteding
van de meerderheid van het volk (vooral de landarbeiders, kleine
boeren, en ongeschoolde arbeiders en kleurlingen in de steden)
verbeterd. Zij heeft de exclusieve luxe clubs van La Havana —
zoals Baltimore La Havana Yacht and Country Club — voor
de hele bevolking geopend; zij heeft een tiental prachtige en
betrekkelijk goedkope vakantiecentra in heel het land gebouwd.
En zij heeft een geweldige inspanning ondernomen om de ellendige
krotten te doen verdwijnen en aan elke Cubaanse familie een
eenvoudige maar degelijke moderne woning te geven. Rond de
meeste van de duizend volksboerderijen ziet men de nieuwe
moderne dorpjes oprijzen.
De revolutie heeft daardoor een geweldig potentieel van
toewijding verkregen, een potentieel dat vandaag in de eerste
plaats op politiek en militair terrein duidelijk naar voren
komt. Dit potentieel leidt tot het revolutionair bewustzijn van
de één miljoen Cubanen, verzameld op het Revolutieplein te La
Havana, die in de jaren 1960 en 1962 in Algemene Vergadering van
het Cubaanse Volk verzameld, de eerste en de tweede Verklaring
van La Havana aanvaardden, met hun socialistische heilsboodschap
voor heel Latijns Amerika. Dit potentieel leidt ook tot de
vanzelfsprekende militaire inspanning, die honderdduizenden
Cubanen daags na de laffe luchtaanval op La Havana en daags vóór
de contrarevolutionaire ontscheping bij Playa Giron, ertoe
bracht, spontaan het uniform van de militie aan te trekken en
naar het geweer te grijpen, om de revolutie te verdedigen, nog
voor de regering daartoe opriep.
Vandaag geldt het, ditzelfde potentieel op het gebied van de
economie toe te passen.
Hoe staat het met de Cubaanse economie?
De economische toestand vereist inderdaad een radicale
verbetering. De nijverheid bevindt zich in goede staat. Zij
groeit gemiddeld met 10 % per jaar (wanneer men geen rekening
houdt met de suikernijverheid). Zij differentieert zich zeer
vlug. Gedeeltelijk met hulp van buitenlandse technici — vooral
uit de landen van het zg. ‘socialistische kamp’ — gedeeltelijk
dank zij de resultaten van de ‘technische omwenteling’ die langs
het onderwijs vooruitgaat, worden moderne, soms modernste,
bedrijven in Cuba opgericht; op het ogenblik van de revolutie
verlieten alle technici de fabriek, nog voor ze de
productie had opgenomen; vandaag werkt zij normaal en op volle
capaciteit. Wij hebben een bedrijf bezocht, met Tsjechische
(volledig geautomatiseerde) en Belgische (ouderwets zware)
machines uitgerust, dat alle schroeven voor héél Cuba
produceert. De onderdelen voor de machines worden nu in Cuba
zelf voortgebracht.
De toestand van de landbouw is minder gunstig. Of, om het
anders uit te drukken: het succes van de sociale
omwenteling op het land heeft nog niet tot een economische
vooruitgang geleidt. Dit betekent met andere woorden: vermits nu
de hele landbevolking het hele jaar door betaald wordt, en de
opbrengst niet zo sterk is gestegen, is de rendabiliteit van de
Cubaanse landbouw geweldig gezonken. Hij werkt in feite met
verlies, een verlies dat gedekt wordt gedeeltelijk door de winst
van de nijverheid, gedeeltelijk door buitenlandse kredieten.
Voor een déél is dit gebrek aan vooruitgang op het land te
wijten aan het gebrek van investeringen; men moet van een
extensieve landbouw overgaan naar intensieve, en dit vergt
machines (men is ze aan ‘t bouwen!) en meststoffen, agronomen en
proefstations. Voor de veeteelt is dit reeds gedeeltelijk
verwezenlijkt, en daar stijgt de opbrengst dan ook aanzienlijk.
Voor de landbouw is dit niet het geval; vandaar de betrekkelijke
stagnatie van de opbrengst.
Voor een ander gedeelte echter is dit gebrek aan vooruitgang
in de landbouw te wijten aan fouten die begaan werden in de
leiding van die sector: een oriëntatiefout (de poging
om onmiddellijk de suikerteelt door andere culturen te
verdringen, ten einde het monocultuurstelsel te
overwinnen) en een organisatiefout: een te
administratieve — bureaucratisch beheer van de landbouw, dat de
massa van de landarbeiders tot zo talrijke onnodige inspanningen
had gedreven, die geen resultaten konden opleveren, dat
die massa onverschillig was geworden, elk initiatief opgaf, en
dwaze wantoestanden duldde (bv. hele fruitoogsten konden door
gebrek aan werkkrachten niet worden binnengehaald, terwijl in de
naburige boerderijen werkkrachten teveel zaten!).
De regering is nu begonnen een grootscheepse hervorming van
de hele landbouworganisatie door de te voeren. Zij steunt op
territoriaal systeem, dat veel gelijkenis vertoont met de
Chinese of de in het nieuw Algerijns partijprogramma voorziene
‘gemeente’ — er zullen er een tachtigtal zijn in Cuba! — die een
rationeel gebruik van de werkkrachten mogelijk maken. Zij steunt
verder op een verdeling van een gedeelte van de winsten onder de
landarbeiders, op besluit van algemene vergaderingen, t.t.z.
gaat in de richting van arbeidersbeheer. En zij zal
proberen, de technische omwenteling van de landbouw
zoveel mogelijk te steunen op de bewuste krachten van
de landbevolking, op het geweldige potentieel dat de revolutie
heeft vrijgemaakt.
In de nijverheid is een grootscheepse hervorming niet nodig;
zij stond sinds het begin van het beheer van Che Guevara in het
teken van het revolutionair bewustzijn van de werkende klasse,
gezien als belangrijkste motor voor de opbouw van het
socialisme. Maar er is een conflict met een al te
bureaucratische structuur van de vakbeweging die veel vrijer de
verzuchtingen van de werkende klasse in elk bedrijf tot uiting
moet kunnen brengen. Er is de noodzakelijkheid, ook hier een
collectief materieel belang aan de aangroei van de opbrengst te
scheppen, en de groeiende deelname van de arbeiders aan het
beheer van de bedrijven te verzekeren. De leiders van de
revolutie begrijpen die noodzakelijkheid en begrijpen dat
daarvoor alle hinderpalen, welke de vrije ontplooiing van het
revolutionair bewustzijn van de arbeiders verhinderen, moeten
worden uitgeschakeld.
Fidels doel bestaat hierin, het tekort van de Cubaanse
betalingsbalans dat nu op ongeveer 100 miljoen dollar per jaar
kan worden geschat en dat door kredieten van de landen van het
Oostblok, wordt gedekt, zo vlug mogelijk uit te schakelen, en
bijkomstig nog een groot accumulatiefonds voor vluggere
industrialisatie van het land vrij te maken. 10 miljoen ton
suiker per jaar en een veestapel van 10 miljoen stuk runderen
kunnen dit verwezenlijken. Het doel moet in ‘t jaar 1970 worden
bereikt. Maar reeds vroeger — men denkt in ‘t algemeen dat dit
in ‘t jaar 1967 of 1968 het geval zal zijn — zal de Cubaanse
economie een grote ontplooiing kunnen nemen, met een jaarlijkse
groei van het nationaal inkomen van 8 tot 10 %.
De gevaren van een agressie nemen toe
Tezelfdertijd dat men de winst- en verliespunten van de
Cubaanse economie optekent, moet men rekening houden met het
feit dat die economie vandaag gedwongen is onder uitzonderlijke
omstandigheden te werken, te weten onder een voortdurende
bedreiging van een buitenlandse agressie.
Degenen die geloven dat die bedreiging na de oktober 1962 —
crisis is verdwenen, heeft Fidel in zijn redevoering van de 3de
verjaardag van de invasie van Playa Giron op 19 april van het
tegenovergestelde overtuigd. En de gebeurtenissen sindsdien
hebben hem gelijk gegeven.
De overwinning van de militaire machtsgreep in Brazilië, de
zware nederlaag die de arbeidersbeweging daar heeft geleden,
heeft onmiddellijk de internationale toestand van de Cubaanse
revolutie verslecht. Een dubbel gevaar werpt vandaag zijn
schaduw op het ‘eerste socialistische land van Latijns Amerika’:
de schaduw van een rechtstreekse Amerikaanse interventie, en de
schaduw van nieuwe contrarevolutionaire avonturen, onder
gecamoufleerde vlag.
Sinds anderhalf jaar voeren de Amerikanen illegale
‘luchtinspectietochten’ boven het Cubaans grondgebied uit. Zij
verrechtvaardigen ze door de ‘bedreiging’ die de Cubaanse
raketten voor de ‘veiligheid’ van de Verenigde Staten zouden
betekenen. Maar zou Cuba dan het recht hebben een zelfde soort
‘luchtinspectie’ boven het grondgebied van de Verenigde Staten
te houden, daar waar voor elk redelijk mens de bedreiging die
van de USA. tegenover Cuba uitgaat ontegensprekelijk reëler is
dan de manier waarop Cuba de Verenigde Staten militair
‘bedreigt’.
In werkelijkheid gebeuren die luchtinspectietochten zonder de
minste wettelijke basis. Zij zijn uitdrukking van het recht van
de sterkste, zoals de Duitse eis van doortocht door België in
1914 en 1940. Maar de Cubaanse revolutie is een revolutie van
fiere mensen; en zij zullen op de duur die provocatie niet
dulden. Hoe zullen de Amerikanen reageren indien hun U-2
vliegtuig boven Cuba wordt neergehaald (zoals dit reeds tweemaal
in de Sovjet-Unie en eenmaal in Oost-Duitsland, Bulgarije, China
en Cuba tijdens de crisis van oktober 1962 het geval was)? In de
Verenigde Staten zegt men, dat men dan een ‘vergeldingsaanval’
op Cubaans grondgebied zal doorvoeren, met 500 bommenwerpers.
Vermits dit geen ‘invasie’ is, en maar enkele uren zou duren,
zou een Russische tegenzet zeer moeilijk zijn ... De Cubanen
maken zich dus gereed, de slag alleen op te vangen, zoals Fidel
dit in zijn redevoering van 1 mei komt te bevestigen. David
tegen Goliath ...
Het ander gevaar dat Cuba bedreigt, is dit van een
herhaaldelijke diversie aanvallen door contrarevolutionaire
boten en vliegtuigen, die helemaal niet van USA
oorsprong zijn ... Zij hebben tot doel, de Cubaanse economie te
ontredderen, en het moreel van de bevolking te ondermijnen, in
zover als het terugslaan tegen de contrarevolutionaire basissen
op Puerto-Rico, Nicaragua, Guatemala, de Dominicaanse Republiek,
om klaarblijkelijk diplomatieke redenen, zeer moeilijk is. De
contrarevolutie gaat nog verder. Venezuela is bezig stemmen te
ronselen opdat de eerstkomende zitting van de Organisatie van
Amerikaanse Staten Cuba als ‘agressor’ zou veroordelen (Hitler-Duitsland
heeft ook verklaard dat Polen de aanvaller was), en tegen de
‘agressie’ alle, ook militaire sancties, zou
uitvaardigen. Men zou dan een gecombineerde taskforce
in de Caraïbische Zee oprichten, die de contrarevolutionaire
aanvallen op Cubaans grondgebied door voortdurende provocaties
zou steunen.
En opnieuw zou de Cubaanse revolutie voor hetzelfde dilemma
staan: ofwel die provocaties in feite dulden, zonder terug te
slaan, op gevaar demoralisatie in eigen rangen te verwekken;
ofwel terugslaan en dan het voorwendsel scheppen voor een
grootscheepse aanval op Cubaans grondgebied.
Zoals men ziet is de internationale toestand van de
Cubaanse revolutie op korte termijn zeer moeilijk. Maar de tijd
werkt voor Cuba, dit weet Washington maar al te best! Het
oprichten van dictatoriale regimes in de meeste landen van
Latijns Amerika laat enkel maar twee oplossingen toe: ofwel
passief aanvaarden van de ‘gorilla’ dictatuur, ofwel revolutie
naar Cubaans voorbeeld. Op de duur zal de dictatuur van rechts
overal tot revolutie leiden. Voor Cuba gaat het erom tijd te
winnen tot de zegevierende revolutie in andere Latijns
Amerikaanse landen de drukking van Washington op het eerste
socialistische land van dat werelddeel vermindert.
Het is de plicht van de internationale arbeidersbeweging,
het Cubaanse volk daarbij zo sterk mogelijk te steunen. De
strijd tussen Washington en La Havana is geen strijd tussen
‘grondwetgevende democratie’ en ‘communistische dictatuur’. Het
voorbeeld van Brazilië bewijst al te duidelijk dat het gaat
enerzijds om de verdediging van de meest reactionaire privileges
van grootgrondbezitters en halve slavenhouders, van de meest
mensonterende en honende ellende en verdrukking, en anderzijds
om een edele zaak van bevrijding van de armste onder de armen,
de boeren zonder land, de negers zonder recht, de sinds vier
eeuwen geknechte en vertrapte Indianen. In deze strijd moeten
alle socialisten, alle arbeiders, alle vrienden van de
vooruitgang partij kiezen, aan de zijde van de Cubaanse
revolutie, tegen elke vorm van blokkade, tegen elke vorm van
agressie, voor een daadwerkelijke, actieve solidariteit met
socialistisch Cuba. |