‘Makakken, meneer, te lui om hun vingers uit
te steken als ge niet met de zweep kletst’.
‘De negers? Zij willen van geen politiek
weten. Zij zijn tevreden met een volle buik en een velo, als ’t
kan’.
‘Kasavubu? [1]
Lumumba? Demagogen! Opruiers! Verkocht aan Moskou, meneer.
Allemaal de bak in.’
‘Kasavubu? Zijn tussenkomst stond op een zeer
hoog niveau ... Lumumba? Gewiekste politicus ... De toekomst van
Congo ligt in goede handen ...’
Ziedaar de mening van de doorsnee burger van
dit land betreffende Congo, gedurende de laatste drie jaar
(sinds Lumumba’s redevoering op de dag van de
onafhankelijkheidsverklaring zou men er nog een vijfde
variante aan toe kunnen voegen). De gebeurtenissen hebben mekaar
zo bijster snel opgevolgd, dat het vandaag nog nauwelijks
vatbaar is: drie jaar geleden was er nog geen politieke partij.
Vandaag is de Republiek Congo een onafhankelijke staat,
kandidaat lid van de Verenigde Naties.
Een weddenschap die er geen is
In burgerlijke kringen spreekt men vaak van
een ‘pari congolais’, waarbij de regering (of liever de heren
van Hemelrijck, De Schrijver, Scheyven, Ganshof van der Meersch
[2] en het paleis te Laken) ‘alles
op één kaart’ zouden hebben gezet, te weten de kaart van de
nauwe samenwerking tussen een onafhankelijk Congo en een van
zijn kolonie bevrijd België. Die formule is onjuist. Zij
veronderstelt immers dat de overheersende kapitalistische
kringen van bij ons een keus hadden. In werkelijkheid bestond
die keus niet meer.
Vijftien jaar bloedige ervaringen hebben aan
alle verstandige kapitalisten geleerd dat het onmogelijk is, met
wapengeweld de vrijheid van een koloniaal volk te onderdrukken.
Men moet een politiek analfabeet zijn als de ‘ultras’ van
Algiers of de Bidaults en de Soustelles
[3] die in alle westerse
hoofdsteden hun politieke carrière willen opbouwen op de lijken
van koloniale oorogen, om vandaag nog het tegenovergestelde te
beweren.
Congo is twintigmaal groter dan België. Dit
geweldige land militair te ‘houden’ (in werkelijkheid te
heroveren) zou een militaire inspanning gevergd hebben die een
belangrijk gedeelte (wellicht de helft) van het Belgisch budget
zou hebben opgeslorpt, zonder ernstige kans op welslagen. Het
zou tot een diepgaande economische en maatschappelijke
ontwrichting van het moederland hebben geleid. Daarbij kwam de
vaste wil van de Belgische werkende klasse, haar bloed niet te
storten voor de brandkasten van de Union Minière. Een
koloniale oorlog in Congo zou weldra een oorlog én tegen het
Congolese en tegen het Belgische volk geworden zijn.
Onder die omstandigheden was het besluit om
Congo onafhankelijk te maken, noch heldhaftig, noch roekeloos,
maar eenvoudig de enige uitweg uit het slop waarin onze
koloniale politiek de burgerij van ons land had gevoerd. Deze
politiek was er altijd op gericht geweest, elke vorming van een
binnenlandse intellectuele of politieke elite te verhinderen.
Vandaag bestaan er nauwelijks een dozijn Congolezen met
hogeschool diploma’s. Maar dat betekende tegelijkertijd dat het
eerste ontwaken van de massa’s een vacuüm zou scheppen. Er waren
geen onderhandelaars aanwezig, die men bereid zou vinden tot een
‘associatie’ of een ‘gemenebest’ België-Congo. De totale
depolitisering voerde tot totale afscheiding als enige uitweg.
Een onafhankelijkheid die nog niet
volledig is
Maar die zo vlug toegestane onafhankelijkheid
is tegelijkertijd voor de Belgische burgerij een preventieve
toegeving. Zij moet het ontstaan van een revolutionaire
stemming binnen de Congolese massa’s verhinderen; zij is niet
uit zulke een stemming geboren. Zeker, sinds januari 1959 is het
Congolese volk politiek ontwaakt. Maar het politiek bewustzijn,
zelfs de dadendrang staan nog in hun kinderschoenen. Door de
strijd voor de nationale onafhankelijkheid zou dit bewustzijn
snel kunnen groeien. Het schenken van die onafhankelijkheid
heeft in zekere zin dit bewustzijnsproces afgeremd.
Ontegensprekelijk gaat het hier om een
tegenstrijdige en gecombineerde ontwikkeling. Langs de ene kant
zal zich de strijd van de massa’s — vooral in zijn radicale
vormen — langzamer ontwikkelen dan in de landen waar de
koloniale mogendheid zich halsstarrig heeft verzet tegen de
onafhankelijkheid. Langs de andere kant laat de verworven
onafhankelijkheid de sociaaleconomische aspecten van de
Congolese verzuchtingen vlugger op het voorplan treden dan dit
onder de Belgische voogdij zou zijn gebeurd.
Deze tegenstrijdige ontwikkeling weerspiegelt
het tegenstrijdig karakter van de koloniale heerschappij zelf.
Langs de ene kant heeft zij de vorming van een politiek
bewustzijn zo lang mogelijk verhinderd, langs de andere kant
heeft zij het land betrekkelijk vlug geïndustrialiseerd en een
proletariaat geschapen van meer dan 1 miljoen volwassen mensen,
— meer dan in de meeste andere Afrikaanse landen.
Politiek zelfstandig Congo blijft afhankelijk
van het moederland voor zover de Belgische koloniale
maatschappijen de Congolese economie controleren. Vooreerst zal
daaraan wel niets veranderd worden. Ondanks al haar scherpe taal
zal de regering Lumumba waarschijnlijk zelfs geen grens
vastleggen voor de uitvoer van dividenden van Congo naar België.
Het structureel deficit van de betalingsbalans (grotere
jaarlijkse uitvoer van dividenden dan aanvoer van privaat
kapitaal) zal dus behouden blijven. Allicht zullen andere
kapitalistische landen, en misschien ook Joegoslavië, Rusland,
Oost-Duitsland, Tsjecho-Slowakije, bepaalde kredieten geven, en
industriële objecten bouwen. Dit zal, tijdens een tussenperiode
althans, niet veel veranderen aan de economische afhankelijkheid
van Leopoldstad tegenover Brussel.
Nog geen volkspartij en reeds een
arbeiderspartij?
De zeer korte overgangstijd tussen volledige
afwezigheid van politieke activiteit en het houden van de eerste
wetgevende verkiezingen in Congo heeft de vorming van een
nationaal democratische massapartij van het type van de Indiase
Congrespartij, de Tunesische Neo-Destour of de partij van
N’Krumah in Ghana onmogelijk gemaakt. In feite hebben alle
partijen in Congo hun verkiezingsoverwinningen op zuiver
etnische grondslag behaald: stam tegen stam. Dit geldt zelfs in
hoge mate voor Lumumba’s MNC met uitzondering van de
Oostprovincie waar Lumumba over de grenzen van inlandse hoofden
en mekaar wantrouwende stammen een zekere eenheid heeft kunnen
scheppen.
Het gevaar voor etnische verbrokkeling van
Congo was derhalve zeer groot. Men heeft er rekening mee
gehouden bij het vormen van de eerste Congolese regering die er
eerder uitziet als een Bureau van het Parlement (praktisch alle
groepen zijn daarin op basis van evenredigheid vertegenwoordigd)
dan als een regering steunend op een parlementaire meerderheid.
Lumumba zal nu trachten verschillende van die stammen tot een
nationale eenheidspartij bijeen te krijgen. Zal hij daarin
lukken? Hij beschikt over twee troeven: controle van het leger
en controle van de staatskas, t.t.z. mogelijkheid tot het vormen
van een politiek cliënteel.
Zullen de linkse politieke stromingen erin
slagen, van begin af aan hun politieke zelfstandigheid te
bewaren, en naast de burgerlijk nationalistische Lumumba (zelf
een stap vooruit op zuiver etnische groepen) een socialistische
getinte beweging van arbeiders, bedienden en dorpsgemeenschappen
op te richten? In de regering zelf zijn verschillende linkse
ministers aanwezig: de plaatsvervangende eerste minister Gizenga
(PSA) sympathiseert met Sekoe Toeré
[4]; de CEREA-ministers Kashamoera en Boesikoeroe noemen
zich linkse socialisten; de staatssecretaris voor economische
coördinatie en planning, Alfons Ngoevoeloe is marxist. Er
bestaan plannen tot het versmelten van alle socialistisch
getinte groepen: Volkspartij, PSA, CEREA, FGK van Kattanga,
Alazi, enz. . In het huidige parlement zou zulk een partij,
onmiddellijk na Lumumba’s MNC als tweede grootste partij komen
te staan. Maar zouden de kiezers die de CEREA in Kivu of de PSA
in de districten Kivango-Kwiloe hun stem op etnische basis
hebben gegeven, die stem nog verlenen aan een socialistische of
socialiserende partij? That’s the question ...
De vakbonden zijn vandaag nog betrekkelijk
zwak. Het AKVV en het ACVK tellen samen nog geen honderdduizend
leden, t.t.z. minder dan 10 % van alle Congolese loontrekkers.
In talrijke landen met een zwakker proletariaat is de
vakbeweging in Afrika reeds betrekkelijk sterker dan in Congo (o.a.
Tunesië, Tanzania, Oeganda, Ghana, Guinee, Mali, enz.).
Desniettemin zou zij sterk kunnen groeien. Haar voorman, Cyriel
Adoela, door talrijke partijen spontaan tot senator gecoöpteerd
is de meest vooraanstaande socialist van Congo, en vandaag ook
waarschijnlijk de meest invloedrijke. Hij is nog met geen enkele
politieke partij verbonden. Hij kijkt de kat uit de boom.
Al die omstandigheden zullen het politiek
leven van Congo binnen de volgende maanden een kleurrijk beeld
en een sterk afwisselend ritme geven. Sommige Belgen zullen
daarbij van ‘gebrek aan stabiliteit’ spreken. Zij vergeten dat
een volk van dertien miljoen nu begint een leerschool van
politiek te doorlopen. En alleen al om die reden, omdat dertien
miljoen mensen nu beginnen te leren zichzelf te besturen, welke
fouten zij daarbij ook mogen begaan, en op hoeveel hindernissen
zij ook stuiten, moeten wij uit volle kracht roepen:
Leve de ononafhankelijke republiek Congo!
_______________
[1]
Joseph Kasavubu (1913-1969): eerste president van Congo van 1960
tot 1965.
[2] M. Van Hemelrijck (1958), A.
De Schrijver (sept. 1959), R. Scheyven (Nov. 1959), G. van der
Meersch (1960): waren Belgische ministers van koloniën.
[3] G. Bidault en G. Soustelle:
rechtse Franse politici, vormden in mei 1962 de ‘Conseil
National de Résistance’ (CNR) ter verdediging van “Algérie
Française’.
[4] Ahmed Sékoe Toeré:
(1922-1984), werd in 1957 president van Guinee, knoopte
betrekkingen aan met de Sovjet-Unie, de Oostbloklanden en China
en streefde naar een verenigd Afrika. Van 60 tot 70 voerde hij
een sterk marxistisch gekleurde koers. |