Na de dood van Stalin is Nikita Chroesjtsjov
in de Sovjet-Unie slechts tweeëntwintig maanden aan de macht
gebleven. Uit die periode hebben we enkele artikels van Ernest
Mandel gebundeld. Ze zijn niet chronologisch maar geven toch
goed de problemen aan waarmee Chroesjtsjov werd geconfronteerd.
De artikels zijn verschenen in La Gauche: La
réorganisation de l'industrie soviétique (4 mei 1957), Kroutchov
joue-t-il la carte paysanne? (1 februari 1958), Le pari de
Kroutchov (22 november 1958), Kroutchov à Budapest (12 april
1958), Kroutchov ne sera pas un nouveau Staline (27juli 1957).
Valeer Vantyghem
De reorganisatie van de
Sovjetindustrie
Op 15 februari nam het Centraal Comité van de
Communistische Partij van de Sovjet-Unie een resolutie aan
betreffende de verbetering van de organisatie en de leiding
van de industrie en bouwsector. Die resolutie voorzag,
zoals men weet, in het ontbinden van het ministerie van
‘industrie’ en de decentralisatie van beheer van de economie. Ze
was het gevolg van een heel lang rapport van Chroesjtsjov dat de
redenen voor de reorganisatie opsomde. We mogen niet twijfelen
aan de goede trouw van de sovjetleiders toen ze stelden dat het
sterk gecentraliseerde beheer van de 200.000 ondernemingen en de
100.000 werven noodzakelijk moest leiden tot nutteloze kosten en
enorme verspillingen. Te meer daar het een punt betrof dat in
westerse marxistische en socialistische kringen voortdurend naar
voor werd geschoven als kritiek op het systeem van
bureaucratische planning. Een kritiek die reeds was geuit door
de Joegoslavische en Poolse communisten. Dat de sovjetleiders op
hun beurt tot dit besluit waren gekomen bewijst enkel dat de
feiten het halen op de fabels.
Toch staat men versteld hoe groot de geplande
warboel wel is zoals beschreven in het rapport van Chroesjtsjov.
De ontelbare parallelle bureaucratieën die zich in dezelfde stad
met hetzelfde bezig houden, tot in dezelfde straat, worden er in
een stortvloed van details beschreven. Dat de kapitalistische
critici echter maar beter zwijgen, want veroorzaakt de
concurrentie ook niet verspillingen van gelijke omvang? Doch de
voorstanders van een geplande economie hebben het recht en de
plicht dit bureaucratisch systeem als dusdanig verantwoordelijk
te stellen, zoals de chefs het toegeven, voor alles wat aan het
volk van de Sovjet-Unie heeft gekost aan nutteloze offers, door
de verkwistingen die er het gevolg van waren.
De manier waarop hieraan kan worden
verholpen, zoals het door Chroesjtsjov wordt voorop gesteld,
staat ver af van een echte oplossing voor het probleem, ver van
het democratisch socialisme, dat betekent, het beheer van de
ondernemingen door de arbeiders zelf. Het is juist dat het
centrale apparaat, nu buitengewoon log en belastend, is
teruggebracht het noodzakelijke, de Commissie van het
Staatsplan, die verder de coördinatie verzorgt van alle plannen
op lager niveau. Doch in de republieken en autonome provincies,
zelfs in de grote stedelijke centra, worden er nieuwe
bureaucratieën in het leven geroepen, die al even log en
hinderlijk zijn. Deze apparaten, dat is juist, zijn dichter bij
de werkplaatsen gevestigd. Maar niks staat in de weg opdat ook
die log en bureaucratisch zouden zijn. Temeer daar de kanker van
het lokale of regionale particularisme in de plaats zal komen
van de overdreven centralisatie, als die al niet de handen in
elkaar zullen slaan. Het aantal functionarissen zal geenszins
afnemen. Het zal zelfs groter worden wanneer er in de plaats van
een centrale administratie veertig of vijftig territoriale
administraties komen die elk alle industriële sectoren van het
land voor hun rekening nemen.
De publieke opinie komt op de proppen
Dit uitgebreide project om de industrie op
een nieuwe leest te schoeien wordt ter discussie aan ‘heel het
volk’ voorgelegd. We weten natuurlijk niet in hoeverre dat alle
meningen die tijdens de debatten naar voor zullen komen
inderdaad in de pers zullen verschijnen. Toch wordt er op
aangedrongen dat er een groot aantal uiteenlopende meningen zou
opgenomen worden, een verschijnsel dat sinds het XXde Congres
van de KP meer en meer in zwang was geraakt. Hier wordt
bevestigd wat we in dit blad reeds eerder hadden geschreven, er
is een publieke opinie die in de USSR in opgang is. En zo wordt
bevestigd, hoewel heel voorzichtig, maar toch duidelijk
uitgesproken, dat de onderscheiden sociale lagen binnen de
bevolking hun eigen belangen naar voor beginnen te brengen.
Binnen de kringen van de bureaucratie zijn er
twee stromingen die zich roeren, naarmate het gaat om
functionarissen die tot heden min of meer ondergeschikte
betrekkingen hadden in het centrale apparaat of dat het gaat om
directeurs van ondernemingen of hoofden van de centrale
administratie. De eerste groep voert verzet tegen het feit dat
ze naar de provincie moeten vertrekken. Min of meer openlijk
uiten ze hun vrees dat het hen daar aan comfortabele huisvesting
en ‘interessante’ betrekkingen zal ontbreken. De Isvestia
van 8 april en de Komsomolskaia Pravda van 11 april
geven een zekere weerklank aan deze verzuchtingen.
Een tweede groep zegt ontevreden te zijn over
de nieuwe organisaties die — op regionaal en lokaal niveau —
worden geïnstalleerd, en eisen in bedekte termen, dat er een
maximum aan bevoegdheden wordt toegekend aan de directeurs in de
ondernemingen. Het gaat hier trouwens om een centraal gegeven,
het duikt telkens weer op bij elke sociale verandering in de
Sovjet-Unie sinds de dood van Stalin. Waar voor de grote massa
van het volk ‘liberalisering’ en ‘decentralisatie’ in eerste
plaats wil zeggen dat er meer vrijheden komen, en dat ze meer
inspraak krijgen in het openbaar leven, wordt dit door de
bureaucratie geïnterpreteerd als een overdracht aan een brede
laag van bureaucraten van bevoegdheden, die vroeger overdreven
gecentraliseerd waren.
De arbeiders daarentegen reageren op een
volledig andere manier. Hun reacties komen in de pers maar heel
gebrekkig aan bod. Men kan die enkel opsporen aan de hand van de
thema’s waartegen de pers een polemiek voert. Maar uit de
lectuur van meerdere artikels — namelijk een bijdrage verschenen
in nr. 4, 1957, van het tijdschrift Communiste blijkt
duidelijk dat in navolging van het Joegoslavische en Poolse
voorbeeld, een groot aantal sovjetarbeiders van het debat, dat
door het apparaat van Chroesjtsjov werd ingezet, gebruik hebben
gemaakt om arbeidersbeheer in de ondernemingen te
eisen.
De voorstellen om ook de vakbonden te
hervormen samen met de reorganisatie van de industrie hebben
analoge problemen opgeworpen. Voor sommige syndicale militanten
was het voldoende dat de administratie van de sociale zekerheid
werd overgenomen door de vakbonden, om die sociale zekerheid
aldus ‘van haar bureaucratie te ontdoen’. Andere militanten
hebben gevraagd om in plaats van de administratieve bezigheden
nieuwe functies te scheppen in het beheer van de ondernemingen.
Het eerder aangehaald artikel van het tijdschrift Communiste
daarentegen stelt duidelijk dat het aandeel van de arbeiders in
het beheer van de economie wordt beperkt: ‘De inbreng van de
vakbond kan enkel de vorm aannemen van een deelname aan de
socialistische concurrentie, aan het opdrijven van de
productiviteit, aan het organiseren van grote bijeenkomsten,
vergaderingen en technische conferenties, enz.’
Het principe van de ‘ondeelbare leiding’ op
het niveau van het bedrijf wordt dan strikt gehandhaafd. En zo
blijft men steken binnen het kader van het bureaucratisch
systeem, en elke politieke mogelijkheid om de economische
democratie te realiseren is verder weg dan ooit.
Zal Chroesjtsjov de kaart van de landbouw
uitspelen?
Chroesjtsjov heeft zojuist een toespraak
gehouden in zijn goede oude geboortestad Minsk waaruit zou
kunnen blijken dat er in de economische politiek van de USSR een
grote ommekeer op komst is. Op het gebied van de
landbouwpolitiek kan die toespraak de vergelijking doorstaan met
wat ‘C’ heeft bekend gemaakt op het XXde Congres van de
Communistische Partij van de Sovjet-Unie. Toen heeft hij de
mythe van de politiek van Stalin, als ware Stalin een onfeilbare
leider geweest, met de grond gelijk gemaakt. Nu kwam het erop
aan om dit stuk erfenis van Stalin te neutraliseren dat deze, de
hoogste beleidsman van de sovjeteconomie, aan zijn opvolgers had
doorgegeven: een failliete landbouw.
De gedwongen collectivisering is niet
lonend gebleken ...
Het is een gewoonte geworden om de
verdiensten te prijzen van het ‘realisme’ en de ‘praktische
successen’ van de overleden dictator. Welnu, de balans van 25
jaar stalinistische landbouwpolitiek valt uitermate negatief
uit. Waar de sovjetindustrie een hoge vlucht heeft genomen,
ononderbroken en voortdurend aangegroeid is, dubbel zo snel als
de westerse nijverheid, heeft de landbouw een verschrikkelijke
achterstand opgelopen.
In hun officiële toespraken van 1954 en 1955
hebben Malenkov en Chroesjtsjov cijfers aangehaald waaruit
blijkt dat tussen 1913 en 1954 het rendement in de productie van
graangewassen per hectare slechts met 14 % was toegenomen. In
diezelfde periode was er in Frankrijk een stijging geweest van
44 %, in Zweden met 31 % en in Finland zelfs met 89 %. Die
graanproductie, berekend per aantal inwoners, was in 1954 zelfs
lager dan in 1913 ...
Ondanks alle inspanningen die Chroesjtsjov
heeft geleverd blijft het aantal varkens dat gekweekt wordt
vandaag lager dan in 1928, dus op de vooravond van de gedwongen
collectivisering. Deze collectivisatie is, niet enkel gezien
vanuit de geschiedenis, een verschrikkelijke menselijke tragedie
gebleken, maar ook nog een economisch avontuur zonder nut. In
eerste instantie hebben de boeren hun veestapel afgeslacht,
eerder dan die over te dragen aan kolhozen waarvan ze verplicht
lid moesten worden; de sovjetveeteelt is dit bloedbad nooit te
boven gekomen. Vervolgens zagen de boeren het werk op de gronden
van de kolhozen als een slecht betaalde herendienst. Ondanks het
enorme machinepark produceerden in de Sovjet-Unie de 115 miljoen
mensen op het platteland minder dan de 20 miljoen boeren op het
platteland in Amerika ...
... nadat de beslissingen waren genomen
zonder de boeren ...
Vlak na de dood van Stalin hebben Malenkov en
Chroesjtsjov in de eerste plaats gepoogd het vertrouwen van de
boeren te winnen. Het verplichte aandeel in de geleverde
producten werd verlaagd, de prijzen werden verhoogd, en vooral
voor het stuk dat de boeren vrijelijk aan de Staat kunnen
verkopen. Ze rekenden erop dat de productie ging toenemen; de
groei bleef echter bescheiden.
Toen was het dat Chroesjtsjov voor de eerste
keer voor het oplossen van de landbouwcrisis een langlopend plan
uittekende. Hij bracht een beweging op gang om in Siberië
‘maagdelijke gronden’ in cultuur te brengen. Zo deed hij een
poging om het landbouwprobleem op te lossen zonder dat hij
hierbij boeren nodig had. Want, inderdaad, hij wilde met de hulp
van arbeiders, bedienden, studenten en ambtenaren uit de steden,
door middel van staatsbedrijven, deze gronden bewerken.
Het resultaat was opmerkelijk, vooral in
1956, was de oogst bijzonder goed. De sovjetstaat kon een
graanreserve aanleggen, de grootste sinds haar ontstaan. In 1957
echter werd het heel wat minder. Het werd een misoogst,
veroorzaakt door de droogte. Zo beschikte de Staat over veel
kleinere voorraden en onmiddellijk werden in de veestapel de
gevolgen zichtbaar. Het plan van Chroesjtsjov om de productie
van de Amerikanen bij te benen en zelfs te overtreffen, op
gebied van melk, boter en vlees — zonder dan nog te spreken van
de productie per inwoner — was verre van bereikt.
... en hij belooft hen tractoren
Zo was de situatie toen Chroesjtsjov beloofde
de centrale standplaatsen voor tractoren af te schaffen en die
tractoren aan de kolhozen zelf te geven. Dit is een maatregel
die volledig breekt met de stalinistische politiek. Een decreet
van 6 maart 1948 verbiedt formeel dat er door de kolhozen
tractoren worden aangekocht of verkocht, zelfs niet eens
wisselstukken. In zijn laatste artikel ‘Economische problemen
van het socialisme’ had Stalin in uiterst scherpe bewoordingen
twee jonge sovjeteconomen veroordeeld die het aangedurfd hadden
om diezelfde voorstellen te doen, waarvoor Chroesjtsjov zich nu
sterk maakt dat hij ze zal realiseren.
Immers, die ingreep kan uiterst zware
gevolgen hebben, zowel in de verhouding tussen de Staat en de
boeren als in de verhouding tussen de geplande sector en de
‘vrije’ sector van de economie. Het principe, waaraan tot op
heden sinds 1928, in de economische politiek van de Sovjet-Unie
streng werd vastgehouden, was dat alle productiemiddelen in de
handen van de Staat moesten blijven. Een aanzienlijk deel van
alle gereedschappen en uitrusting van de USSR, waarvan de waarde
ongetwijfeld kan oplopen tot miljarden roebels, kwam nu door de
verkoop van de tractoren en landbouwmachines bij de niet
publieke sector terecht.
En het is juist door de publieke eigendom van
de productiemiddelen dat de Staat aan de kolhozen haar planning
van de productie en van het zaaien van de teelten kan opleggen.
Zo kan de Staat, naast de verplichte leveringen, ook de hand
leggen op een aanzienlijk deel van de ‘vrije’ landbouwproducten.
Dit deel werd immers door de kolhozen aan de centrale
standplaatsen van de tractoren overgemaakt als betaling voor
bewezen diensten. Op die manier kon de Staat meestal van
dichtbij het economisch leven in de dorpen bepalen.
In dit alles leek er nu verandering te komen.
Toch moeten we voorzichtig blijven. We kennen immers de details
van de schikkingen van Chroesjtsjov nog niet. Hoe zullen de
kolhozen de tractoren betalen? Gebeurt het éénmalig of in
jaarlijkse schijven (een gelijkaardige som als nu wordt betaald
voor het huren van de tractoren)? Krijgen ze tractoren in
vruchtgebruik (zoals nu de grond) of in volle eigendom, dus met
het recht om die te kopen en te verkopen? Zullen ze zelf het
aantal en de technische mogelijkheden kunnen bepalen, naargelang
hun inkomsten? Zolang de wet voorgesteld door Chroesjtsjov geen
rust en duidelijkheid brengt bestaat het gevaar dat er in de
sovjeteconomie terug een brede private sector tot leven komt,
met alle gevolgen van dien: de landbouwmachines zullen bijna
allemaal bij de rijke kolhozen terechtkomen, de inkomsten worden
in hun voordeel herschikt, het graan bestemd voor de markt wordt
gerantsoeneerd, de ongelijkheid op het platteland wordt almaar
groter, enz.
Chroesjtsjov heeft, toen hij probeerde uit te
leggen waarom deze heel uitzonderlijke koerswijziging er zo
nodig moest komen, een reeks argumenten naar voor gebracht die
manifest kant noch wal raken. Hij heeft gezegd dat je geen twee
meesters kunt dienen; echter de bureaucratie die in die
standplaatsen van de Staat de leiding in handen heeft zal
vervangen worden door een administratie die in de kolhozen het
tractorenbestand onder haar hoede zal krijgen. Hij heeft gezegd
dat niemand het principe van de coöperatieve eigendom in vraag
stelt; echter het komt erop aan te weten hoe deze eigendommen
zich zullen verhouden tot de genationaliseerde eigendommen, hoe
de markt van de vrije kolhozen zich zal verhouden tot de
geplande economie. De ware bedoeling van de hervorming wordt
hier niet genoemd. Toch spreekt het voor zich: de boer moet meer
produceren. Echter, deze weigert dit te doen omdat in 1932 zijn
koe en zijn paard werden gestolen, en nu krijgt hij een tractor
in de plaats.
Het is inderdaad zo dat ‘C’ een bittere pil
heeft moeten slikken na zijn toespraak te Minsk. Hij zou aan de
kolhozen voorgesteld hebben om ‘uit vrije wil’ afstand te doen
van hun private veestapel (bijna de helft van de
sovjetveestapel). Een private koe in ruil voor een
kolhozetractor. Is dat wel een goede zaak?
Dat is het grote mysterie: hoe zal de boer
hierop reageren? Zal hij zeggen: één vogel in de hand is beter
dan twee in de lucht? Zal hij de tractor aanvaarden als pas ook
de koe de zijne blijft? Chroesjtsjov had het over een
‘referendum’: de productiecijfers en de opbrengst zullen de
komende jaren bewijzen wat de resultaten zullen zijn van dit
overmoedig referendum.
De uitdaging
Het zou erg onvoorzichtig zijn en zelfs
enigszins belachelijk zijn om de doelstellingen voor de
sovjeteconomie niet ernstig te nemen zoals Chroesjtsjov die
heeft voorgesteld voor de jaren 1965 tot 1970. In absolute
cijfers lijkt dit verwonderlijk. Doch wiskundigen weten welke
resultaten een meetkundige reeks kan opleveren.
Het is inderdaad over zoiets dat het hier
gaat. De sovjeteconomie kent ieder jaar een groei van 8 tot 10
%. Dit betekent een verdubbeling iedere 8-9 jaar. Toen men ieder
jaar van 4 tot 8 miljoen T kwam, of zelfs van 20 tot 40 miljoen,
was dat niet iets om lang bij stil te staan. Maar toen het ging
van 50 tot 100 miljoen T en later zelfs tot 150 miljoen T of
meer nog tot 200 miljoen, dan is het toch om te duizelen. En dit
ligt in de aard zelf van de geplande economie.
Eenmaal dat men zich van volgende harde
waarheid bewust is krijgen de cijfers van ‘C’ een minder
sensationele betekenis: in tegenstelling met wat in westerse
kapitalistische middens wordt beweerd boekt de Sovjet-Unie
vooruitgang aan een ritme dat niet hetzelfde is als het ritme
waarmee een ontwikkelingsland van start gaat, dit is er pas
gekomen na de industrialisatie van het land. Men kan zelfs
stellen, hoe verwonderlijk het ook moge lijken, dat het voor de
doelstellingen van ‘C’ beter ware zo er een zekere vertraging
optrad in de industriële groei van de Sovjet-Unie. In sommige
sectoren is die nu al kleiner dan 8 %. Dit is zo in de lichte
industrie (vooral de textiel), in de steenkool en het staal.
Een nieuwe ‘sprong voorwaarts’
Andere sectoren daarentegen zullen een echte
‘sprong voorwaarts’ kennen, in:
- de petroleum waar de productie zal verdubbelen;
- de aardgas waar de productie zal vervijfvoudigen;
- de elektriciteit waar de productie met 120 % zal toenemen;
- het volume in de bouw dat meer dan zal verdubbelen;
- de productie van plastiek die zal vervijfvoudigen, enz.
De verhoging van de levensstandaard die op
basis van deze verwezenlijkingen werd beloofd is van zekere
omvang, doch blijft meer dan bescheiden. ‘C’ stelt dat de reële
lonen met 4 % zullen stijgen tot in 1965, dat is een jaarlijkse
groei met 5 %. Dit is minder dan wat de sovjetarbeiders hadden
bekomen in de periode 1953-1956.
Dit cijfer bevestigt bovendien dat in de USSR
het levensniveau, zelfs in 1965, nog ver af staat van de
levensstandaard in de Westerse geïndustrialiseerde landen.
Vandaag bedraagt het verschil ongeveer 50 %. En de kloof zal
binnen zeven jaar niet gedicht zijn, zelfs niet wanneer de
levensstandaard in Groot Brittannië, Zweden, Noorwegen en België
in die periode stationair zou blijven, wat weinig waarschijnlijk
is.
De productiecijfers per inwoner spreken hier
voor zich. In België bijvoorbeeld bedraagt de productie van
staal 800 kg per inwoner tegenover slechts 400 kg in de USSR in
1965, en in België gaat het grootste deel van de staalproductie
naar de export. In Groot Brittannië is de staalproductie per
inwoner 480 kg; in 1965 wordt dat 500 kg. Hier moeten we aan
toevoegen dat dit land heel wat afgewerkte producten in staal
invoert, en dat het voor haar eigen productie van duurzame
verbruiksgoederen (wagens, bromfietsen, elektrische
huishoudapparaten) een deel van de staalproductie aanwendt die
heel wat hoger ligt dan in de USSR.
... waarmee de Verenigde Staten nog niet
werden bijgehaald
Hetzelfde kan opgemerkt worden met wat ‘C’
vooropstelt betreffende de verhouding tussen de productie van de
Verenigde Staten en die van de USSR.
Hierbij vertrekt hij uit de veronderstelling
dat vanaf 1965 tot 1970 de Amerikaanse industrie niet meer zal
groeien, een duidelijk absurde veronderstelling. Zelfs indien
deze groei door meerdere recessies zou onderbroken worden dan
nog leert het verleden ons dat ze gemiddeld per jaar 2 à 3 % zal
aangroeien. Dit geeft ons de volgende tabel:
|
1957-58 |
1965 |
1970 |
|
USA |
USSR |
USA |
USSR |
USA |
USSR |
Staal: (1) |
120 miljoen |
62 |
150 |
90 |
170 |
135 |
Elektriciteit: |
716 miljoen |
250 |
850 |
500 |
950 |
750 |
Petroleum: |
400 miljoen |
120 |
500 |
240 |
550 |
360 |
(1) voor de VS: productiecapaciteit. Staal en
petroleum in T; elektriciteit in kWh.
We moeten er bovendien rekening mee houden
dat in de Sovjet-Unie de bevolking 20 % talrijker is dan in de
Verenigde Staten. Dit betekent dat in 1970 het verschil in
productie per inwoner nog aanzienlijk zal zijn.
In feite wat ‘C’ aan de sovjetburger belooft
is een productie de binnen 12 jaar dezelfde zal zijn als vandaag
in de Verenigde Staten. Dit in het vooruitzicht stellen is
juist, maar betekent geenszins dat de sovjeteconomie de
Amerikanen in 1970 zal ingehaald hebben. Die zal haar groei
verder zetten. En dat betekent zeker niet dat in 1970 het
levensniveau in de Sovjet-Unie dezelfde zal zijn als in de
Verenigde Staten. Maar het betekent wel dat er een fantastische
vooruitgang zal zijn geboekt. We moeten beseffen vanwaar de
Sovjets komen, niet enkel vanaf 1917 of 1928, maar zelfs vanaf
1945. Toen was een groot deel van het land verwoest, na de
oorlogen en de bezetting door de nazi’s.
Uit deze cijfers blijkt hoezeer de planning
superieur is, een planning waardoor het mogelijk wordt om op
grote schaal automatisering door te voeren evenals de fabricatie
in serie van machinewerktuigen. Een planning die, onder
democratisch beheer van de producenten, en eenmaal verlost van
de last van de herbewapening, het ongetwijfeld mogelijk zal
maken om onmiddellijk over te gaan op de 40 uren week en binnen
de 10 jaar op de 35 uren week.
Wat dit betreft is ‘C’ heel wat
voorzichtiger, hij heeft nooit de 5 dagenweek beloofd voor 1965.
Doch de sovjetarbeiders zullen uit de manifeste dynamiek waarvan
hun economisch bestel blijk geeft, voldoende redenen putten om
hun druk op te voeren en aldus de nodige hervormingen bekomen
waardoor ze van die snelle groei kunnen profiteren.
Te Boedapest
We wisten dat ‘C’ buitengewoon uitbundig en
rad van tong was. Het is ons niet onbekend dat hij graag
improviseert en zijn toehoorders flatteert. Hij verklaarde in
Oezbekistan dat het klimaat er paradijselijk is, bij de
Ruthenieërs dat de wijngaarden er van even goede kwaliteit zijn
als in Georgië, en aan de Hongaren verkondigde hij dat hun
meisjes de mooiste ter wereld zijn. Maar wie teveel spreekt mist
een zekere schroom en ‘C’ had beter te Tatabanya en Csepel zijn
mond gehouden.
Een verwarde uitleg
Laten we het nu hebben over verwarde en
tegenstrijdige verklaringen. ‘C’ heeft aan de Hongaarse
arbeiders toelichting gegeven hoeveel moeite het de
sovjetleiders heeft gekost om tot de beslissing te komen voor
hun militaire interventie in Hongarije. Nochtans, zo het hier
echt een contrarevolutionair en fascistisch complot ware
geweest, en hier werkelijk, zoals hij in een andere toespraak
had gezegd ‘de fascisten op het punt stonden om de macht te
grijpen’, dan begrijpen we niet goed waarom er werd geaarzeld,
noch waarom die beslissing zo pijnlijk is geweest. Sinds wanneer
trekt een communist tegen het fascisme ten strijde ‘met de dood
in het hart’?
‘Omdat arbeiders, afgedwaald en in
verwarring, hebben deelgenomen aan de strijd van de
contrarevolutie, hebben we dagen en nachten overlegd over onze
interventie’, heeft ‘C’ (terloops) verklaard. Op die manier
wordt de tegenstelling helemaal niet uitgeklaard. ‘Arbeiders,
afgedwaald en verward’ waren lid van allerhande bewegingen, je
vond ze terug tussen de SS, tussen de ‘ultra’s’ in Algerije.
Zoiets volstaat niet om het gewetensconflict, zelfs de wroeging
van ‘C’ te verklaren.
De waarheid is de volgende, het was niet zo
dat er ‘enkele arbeiders’ meestreden met een ‘contrarevolutie’.
Er waren integendeel enkele ‘contrarevolutionairen’ die
meestreden in een arbeidersrevolutie, zoals het schuim der aarde
wordt meegedreven op de golven van de geschiedenis (het was niet
anders tijdens de Franse Revolutie, de Russische Revolutie en in
de Weerstand). Daar liggen dan de gewetenwroeging en de
tegenspraak van ‘C’. Dat is het wat tegen de borst stuit in zijn
toespraken in Hongarije.
De huidige secretaris-generaal van de
Hongaarse Communistische Partij, J. Kadar, toen hij op 30
oktober voor Radio Boedapest sprak, deelde precies dezelfde
mening als wijzelf: ‘De echte communisten zijn fier dat ze in de
eerste rijen hebben deelgenomen aan de opstand van de Hongaarse
natie’, had hij terloops gezegd. Het officiële orgaan van de
Hongaarse Communistische Partij, heeft enkele dagen later in een
antwoord aan de ‘Pravda’ gepreciseerd dat de opstand niet het
werk was van ‘contrarevolutionairen’, maar wel van de Hongaarse
arbeiders, buiten zichzelf door de excessen van het regime
Rakosi.
‘C’ heeft lang uitgewijd over deze excessen.
Hij noemde het ‘fouten’. Rare marxist, die de naam ‘fout’ geeft
aan het uitmoorden van een deel van het centraal comité van de
Communistische Partij, een terreurregime in het land, de
arbeiders die niks te zeggen hebben in het beheer van de
ondernemingen, de almacht van de geheime politie. Wij hebben
altijd gedacht dat het marxisme in zijn uitleg van de
historische gebeurtenissen verwees naar sociale krachten. Wij
zijn benieuwd naar de sociale analyse van deze ‘fouten’ ...
We vergeten het niet
‘C’ maakt veel omhaal over de ‘communisten’
die in de straten van Boedapest werden opgeknoopt ‘op het
ogenblik dat de sovjetleiders overleg pleegden of een
interventie wel aan de orde was’. Heel de zaak is op zijn minst
onjuist, overdreven en hypocriet.
Onjuist: toen de sovjetinterventie
plaatsvond, naar de mening van alle waarnemers ter plaatse, de
Poolse communisten inbegrepen, hadden de wederrechterlijke
executies volledig opgehouden en dit door de krachtdadige
tussenkomst van de arbeidersraden en het revolutionaire leger.
Overdreven: de overgrote meerderheid, zoniet alle personen die
wederrechterlijk waren terechtgesteld, waren agenten van de AVO,
die zich schuldig hadden gemaakt aan verschrikkelijke misdaden,
zoals het afslachten van bijna honderd kinderen in het begin van
de revolutie. Hypocriet: we hebben tevergeefs gewacht op kreten
van verontwaardiging van ‘C’ toen communistische leiders als
Rajk daadwerkelijk (door de AVO) werden gefolterd.
De arbeiders die tegen het regime van Rakosi
de wapens hadden opgenomen streden niet voor een terugkeer naar
het kapitalisme of naar het grootgrondbezit. Ze hebben zelfs
verhinderd dat een Mindzenty of een Estherhazy politieke schade
konden aanrichten. Ze streden voor het democratisch socialisme,
ze eisten, zoals de centrale arbeidersraad van Boedapest, dat er
vrije verkiezingen zouden komen waaraan alle partijen konden
deelnemen die instemden met de wetten van het socialisme. De
arbeiders moesten zelf hun bedrijven kunnen beheren. Het is
klinkklare onzin dat de arbeiders de wapens hadden opgenomen om
deze bedrijven aan de vroegere eigenaars terug te geven. Het
socialisme heeft wat anders te doen dan uitvluchten te vinden en
regels op te stellen voor een Realpolitiek, die dan te
voorschijn wordt getoverd als een gevangen haas, de
contrarevolutionaire revolutie en de oorlog die vrede brengt.
Het socialisme vereist vooral eerlijkheid en de oprechte
waarheid, wat het ook moge kosten.
De oprechtheid waarmee we de misdaden van het
kolonialisme in Algerije aanklagen evenals elders, de passie
waarmee wij ons verzetten tegen de wildblinde koers die kan
leiden tot een nucleaire vernietiging van de mensheid, zullen
pas volledig en gemeend klinken wanneer we tegelijkertijd de
misdaden veroordelen begaan in november 1956, misdaden door de
sovjetleiders begaan tegen het volk van Hongarije. ‘C’ vergist
zich wanneer hij denkt dat een lange reis en enkele pittige
toespraken deze misdaden zullen uitwissen.
Chroesjtsjov wordt geen nieuwe Stalin
De overwinning van Chroesjtsjov, de nederlaag
van Malenkov en Molotov is een nieuwe fase in de tendensstrijd
die sinds de dood van Stalin niet is opgehouden. Iedereen wist
dat die strijd bezig was, iedereen discussieerde over de afloop.
Enkel de westerse communisten en de woordvoerders van de
Sovjetregering ontkenden tot de laatste minuut dat er
meningsverschillen waren. Meningsverschillen die nu aan het
daglicht zijn gekomen. Wat slaan ze een gek figuur. Hoeveel keer
nog zullen ze mikpunt zijn van spot in de openbare opinie? Tot
ze zullen begrepen hebben dat het naar buiten brengen van
politieke meningsverschillen helemaal geen teken van zwakte is,
dat het integendeel het beste bewijs is van de kracht en de
stabiliteit van het regime.
De belangrijkste slachtoffers van de strijd
die nu wordt gevoerd — Molotov — Kaganaovitch en Chelepov —
waren ongetwijfeld de leiders van de ‘stalinistische’ fractie
binnen de leiding van de Sovjet KP. Voorstanders van een manier
van besturen die voorbij was (stalinistische, terroristische en
politiemethodes); van de vroegere landbouwpolitiek (die de
Russische bevolking voortdurend opzadelde met een tekort aan
vleesproducten); aanhangers van de groot Russische suprematie en
van de koude oorlog, verdedigden ze een politiek die bij het
volk buitengewoon onpopulair was. Hoewel een belangrijk deel van
de ‘centrale’ bureaucratie binnen het economisch systeem hen
steunde, was hun zaak op voorhand verloren, hun val
onvermijdelijk. Hun snelle nederlaag is ongetwijfeld te wijten
aan een tactische fout, een al te voorbarige aanval tegen N.
Chroesjtsjov. Een aanval waartoe ze waren overgegaan zonder dat
ze zelf eerst waren aangevallen, als men betrouwbare kringen mag
geloven.
Malenkov
Nochtans zijn het niet enkel deze drie oude
‘stalinisten’ die uitgeschakeld werden, er is ook nog Malenkov.
De poging van het secretariaat-generaal om ook hem af te
schilderen als een pleitbezorger van de ‘verouderde’ (lees:
bloedige) methodes van de regering, schoot aan haar doel
voorbij. De bevolking van de Sovjet-Unie en de publieke opinie
in het Westen wisten maar al te goed dat Malenkov, nog meer dan
Chroesjtsjov, de voorvechter was geweest van de ‘nieuwe koers’.
Hij was het geweest die een nieuwe economische politiek
voorstond, die in de eerste plaats was gericht op het voldoen
van de consumptiebehoeften. Hij was het geweest die Beria had
uitgeschakeld. Ook hij had als eerste de aandacht gevestigd op
de dodelijke dreiging voor alle volkeren ter wereld van een
nucleaire wereldoorlog, het volk van de Sovjet-Unie inbegrepen.
Op al die punten werd Malenkov door Chroesjtsjov ter orde
geroepen, hierin bijgestaan door het stalinistische ‘trio’ dat
nu het pleit verloren heeft. Op al deze cruciale punten waarover
het ging binnen de leiding van de sovjetcommunisten was Malenkov
veel minder en niet meer een ‘stalinist’ dan Chroesjtsjov.
Natuurlijk is het niet moeilijk om uit het
verleden van Malenkov wat voorbeelden aan te halen waarbij hij,
in de periode dat Stalin nog in leven was, heel wat
politiemethodes en -middelen heeft aangewend. Misschien heeft
hij inderdaad een sombere rol gespeeld in de ‘affaire Leningrad’
die een waar bloedbad had aangericht binnen de rangen van de
communistische functionarissen van deze stad. Maar dat kan
gezegd worden van ieder die heden ten dage de leiding in handen
heeft in de Sovjet-Unie. Er is geen enkele die vrijuit gaat.
Chroesjtsjov heeft namelijk in de Oekraïne een gelijkaardige rol
gespeeld als Malenkov in Leningrad. Souslov was het gewillige
werktuig n° 1 in de handen van Stalin, toen deze een
lastercampagne en een hele reeks provocaties startte tegen
Joegoslavië. Voor het feit dat Malenkov zich onder degenen
bevindt die ‘uit het raam werden gegooid’ mogen we dus geen
verklaring zoeken in de wrok van het volk voor de tijd van de
politieterreur.
Naar wij menen kunnen er daarvoor maar twee
redenen bestaan. Ofwel is Malenkov onlangs van politieke
strategie veranderd en heeft hij de ‘stalinistische’ groep
vervoegd, meer bepaald na de gebeurtenissen in Hongarije, ofwel
hebben we hier te maken met een list van de kant van het
secretariaat-generaal. Die heeft haar onpopulaire tegenstanders
en haar meest gevaarlijke, want meest populaire, antagonist op
één hoop gegooid. Wij opteren voor de laatste stelling.
Wat in zijn voordeel pleit is de informatie
die begint door te sijpelen over stormachtige discussies binnen
het Presidium en tijdens het Plenum van het Centraal Comité van
de KP van de USSR, die aan de zuiveringen waren voorafgegaan.
Zelfs al waren de inlichtingen juist, al zou Malenkov samen met
Molotov en Kaganovitch in de aanval zijn gegaan tegen
Chroesjtsjov, dan lijkt het toch dat hij politieke stellingen
had verdedigd tegengesteld aan wat ‘stalinisten’ normaal
voorstonden. Allen wreven ze de secretaris-generaal zijn gebrek
aan politieke samenhang aan, zijn aanstootgevende woorden, zijn
niet te verantwoorden drang naar lege bevliegingen en zijn
improvisatie. Doch waar het trio vroeg om een terugkeer naar de
‘stalinistische’ soberheid, stelde Malenkov voor om een meer
gedurfde ‘weg naar de verbruiker’ te volgen, en hierin ging hij
driester te werk dan Chroesjtsjov.
Het stalinisme is verleden tijd
Ongetwijfeld heeft de verdeeldheid van zijn
tegenstanders de overwinning van Chroesjtsjov in de hand
gewerkt. Hij was de gedoodverfde vertegenwoordiger van het
partijapparaat en van een ... centristische politiek. Sommigen
herinneren zich hoe Stalin, na de dood van Lenin, op dezelfde
manier te werk is gegaan. Hierbij werd hij geholpen door
dezelfde meningsverschillen waardoor zijn tegenstrevers waren
verdeeld en even driest te werk waren gegaan.
Maar al te vlug wordt hierbij de sociale en
economische context uit het oog verloren die aan de basis lag
van de stalinistische dictatuur. Deze context is nu totaal
anders. Op het gevaar af dat men ons houdt voor onvoorzichtig of
lichtzinnig, stellen we dat Chroesjtsjov nooit een nieuwe Stalin
zal worden of zelfs maar kan worden.
Er is geen vergelijking mogelijk tussen het
Rusland van 1928 en dat van 1957. Het eerste was een agrarisch
land, het huidige is het tweede industriële land ter wereld. Het
eerste was uitgeput na een oorlog die tien jaar had geduurd (de
wereldoorlog en de burgeroorlog). Vandaag is het vol jeugdige
kracht, vol vuur en kritisch ingesteld. Het eerste zonk weg in
de duisternis van het monolietisme, nu komt het er traag maar
zeker van los. In het eerste was de arbeidersklasse leeggebloed
en gedecimeerd, nu telt deze klasse vijftig miljoen arbeiders
die almaar krachtiger hun plaats onder de zon opeisen. In het
eerste geval was de intelligentsia klein in aantal en het regime
vijandig gezind; nu telt men miljoenen intellectuelen, de vrucht
van een communistische opvoeding. Het voorbeeld van Polen en
Hongarije bewijst dat dergelijke intellectuelen voor altijd voor
het sociale gewonnen blijven, maar niet minder vastberaden de
misbruiken en het bedrog van de heersende bureaucratie
bestrijden. De invloed van deze rebellerende krachten is nu
reeds aanzienlijk aanwezig in de strijd die in het Kremlin wordt
uitgestreden.
Om al die redenen en om nog vele andere die
we hier onmogelijk kunnen opnoemen ware het onbegrijpelijk dat
de werkende bevolking van de Sovjet-Unie ooit zou aanvaarden dat
in plaats van de met bloed besmeurde afgod er een nieuwe afgod
naar voor zou worden geschoven, welke ook zijn naam moge wezen.
Het is dus oneindig veel waarschijnlijker dat Chroesjtsjov niet
zozeer op zijn woorden zal beoordeeld worden dan wel naar zijn
daden. Dat elk van zijn vergissingen op scherpe kritiek zal
worden onthaald, dat bij de eerste grote economische mislukking,
hij dezelfde weg zal gaan als Molotov en soortgenoten.
Telkens een crisis het Kremlin doen schokken,
wordt er in het Westen onder de kapitalisten de volgende vraag
gesteld: ‘Is de Sovjet-Unie nu verzwakt of versterkt’. De manier
zelf waarop de vraag wordt gesteld toont aan dat hun analyse de
verkeerde weg opgaat. Ze verwarren een politiek regime dat naar
een zekere ontvoogding streeft met een sociaal stelsel dat de
hardste beproevingen zegevierend heeft doorstaan, en dat geen
enkele mogendheid, van waar ook ter wereld zal kunnen
omverwerpen, hoewel het zou kunnen onderhevig zijn aan enorme en
schokkende correcties.
Door de socialisten in het westen moet
dezelfde vraag gesteld worden maar dan in compleet andere
termen. Hierbij kunnen ze terugvallen op een schitterende
uitspraak van Louis de Brouckère en stellen dat hun kritiek niet
gericht is op wat er in de USSR ‘teveel’ is aan socialisme doch
dat er socialisme ‘te weinig’ is. En iedere crisis binnen de
leiding van de Sovjet-Unie zal de dag dichterbij brengen van de
finale ontknoping van het drama dat ingezet was 40 jaar geleden,
in februari-maart 1917 en zal betekenen: de triomf van het
democratisch socialisme dat een wezenlijk deel uitmaakt van de
geplande economie. |