Het verdrag voor een gemeenschappelijke markt
dat onlangs te Rome werd ondertekend heeft in de kranten heel
wat commentaar teweeg gebracht. In dit blad (La Gauche)
heeft Rifflet aan deze kwestie heel wat aandacht besteed.
Nu zullen wij ons beperken tot de economische
politiek, die moet gevolgd worden en door de arbeiders geëist,
om zo het best te komen tot een economische gemeenschap tussen
Frankrijk, Duitsland, Italië en de landen van de Benelux.
Hoe zal die gemeenschappelijke markt eruit
zien?
We zullen niet in de details treden. Dat
verdrag voorziet in het opheffen van de hindernissen die het
vrij verkeer van goederen, diensten, kapitalen en mensen tussen
die zes landen belemmeren. Alle bestaande grenzen en tolbomen
zullen niet ineens worden opgeheven, doch stap per stap, in
verschillende fasen, over een totaal van 12 tot 15 jaar maximum.
Deze termijn werd nodig geacht om iedere lidstaat de kans te
geven zich om te schakelen en zich aan te passen. Het verdrag
voorziet ook specifiek hoe die hindernissen moeten worden
opgeruimd. Tijdelijke maatregelen moeten een land beschermen dat
door de concurrentie van andere landen in moeilijkheden zou
kunnen geraken. Het is jammer dat bij de onderhandelingen over
het verdrag, men nu reeds tot technische maatregelen is
overgegaan. Het ware misschien beter geweest om zich te beperken
tot een verdrag waarin de principes waren neergelegd voor het
scheppen van een gemeenschappelijke markt, evenals de organen om
dit te realiseren. Door vanaf nu reeds alle mogelijke problemen
op te sommen en alle moeilijkheden in te schatten die zich
gedurende de komende 15 jaar zullen stellen, hebben de
onderhandelaars het verdrag opgeschept met een reeks technische
beschikkingen. Zo mag men vrezen dat het actieterrein van de
instellingen, die belast zijn met het realiseren van de
Gemeenschap, op die manier wordt ingeperkt.
De tegenstand roert zich
Moeilijkheden zullen er ongetwijfeld komen.
Tegenstanders, die zijn er nu al. In de pers verschenen er
besluiten van federaties van handelaars en industriëlen die zich
tegen heel de onderneming verzetten. En, zoals de zaken er nu
voorstaan, ziet het er naar uit dat de oppositie zich zal
roeren, uit principe, uit bezorgdheid, uit het afwijzen van elke
inspanning om zich hoe dan ook aan te passen.
Het verhaal over dat jongentje is bekend. Op
school werd hem gevraagd wat hij dacht van de Europese
eenmaking. Hij gaf als antwoord dat de mensen hun werk zouden
verliezen. Na enige aandrang gaf hij meer uitleg, zijn vader was
douanier.
Ongetwijfeld, dit is maar een grapje. Maar
die grap is toch niet zonder belang. Het wijst op een
psychologische reactie telkens de structuren een grondige
wijziging ondergaan. Deze psychologische reactie vind je terug
bij elk individu, elke arbeider, bediende of patroon en daardoor
ontstaat er een klimaat tegen de Gemeenschappelijke Markt.
Er kan niet genoeg gewezen worden op de grote
voordelen, die samengaan met de uitbouw van een Europese
economische eenheid. Zeker als het op zulk een grote schaal
gebeurt. Het gezichtsveld van de arbeiders moet verder reiken
dan de grenzen van de onderneming waar ze hun brood verdienen,
verder dan wat morgen zal brengen. De Gemeenschappelijke Markt
betekent dat er een economische ruimte wordt geschapen met meer
dan 160 miljoen inwoners, evenveel als in de Verenigde Staten.
Het doel: de levensstandaard optrekken
We moeten goed voor ogen houden dat in 1955
de totale waarde van de productie in de Verenigde Staten bijna
400 miljard dollar bedroeg. Voor hetzelfde jaar was dit ongeveer
180 miljard voor de zes landen die samen de Gemeenschappelijke
Markt gaan vormen. Per inwoner bedroeg in de Verenigde Staten de
waarde van het nationaal product bijna 120.000 frank, voor de
zes Europese landen samen, was dat slechts 40.000 frank.
Het economische doel van de
Gemeenschappelijke Markt is nu juist om te komen tot een
levensstandaard die er enorm op zal vooruitgaan. Tegelijkertijd
krijgen we een verkorting van de arbeidsduur en de
werkomstandigheden in de bedrijven zullen beter worden. Dit is
het uiteindelijk doel van deze Gemeenschap.
Het staat vast, dat wanneer de tolmuren
worden opgeheven, de bedrijven een enorme uitbreiding zullen
kennen. Er komt een specialisatie in de taken, de vraag wordt
stabieler, men wordt minder afhankelijk van de internationale
conjunctuur. De productiviteit wordt aanzienlijk groter, men zal
zich richten op nieuwe producten, het wordt mogelijk om
wetenschappelijk en industrieel onderzoek te financieren, de
actieve bevolking mag hopen op een volledige tewerkstelling, er
komt een veel grotere massa goederen en diensten, bestemd voor
het dagelijks verbruik en voor investeringen.
Het risico ligt niet hier, dat de
Gemeenschappelijke Markt zou uitlopen op een lagere
levensstandaard. Het risico ligt hem wel daar dat de
Gemeenschappelijke Markt er niet zou komen, omdat er tijdens de
volgende jaren een oppositie zal groeien tegen deze nodige
hervormingen! |