Eind
1987, bijna tien jaar geleden, had Tariq Ali een uitgebreid
gesprek met Emest Mandel. Van dit gesprek werd een video gemaakt
(Bandung Productions 1988). Hieronder publiceren we voor het
eerst uittreksel van dit gesprek. Meer bepaald over Ernest
Mandels jeugdjaren in Antwerpen, zijn toetrede tot de Vierde
Internationale, de clandestiniteit onder de nazi-bezetting en de
reden voor zijn veelbesproken optimisme.
Ernest,
je was tien jaar toen Hitler in Duitsland de machtgreep en
zestien toen de wereldoorlog uitbrak. In zekere zin was het een
verschrikkelijke tijd om jong te zijn onder Hitler, in het
bijzonder voor iemand als jij, van joodse oorsprong. Welke zijn
je eerste herinneringen uit die periode?
Wel,
vreemd genoeg heb ik helemaal geen slechte herinneringen aan die
periode. Integendeel. Maar dat zal wel te maken hebben met m'n
bijzondere mentaliteit. Ik herinner me veeleer spanning,
opwinding, nervositeit, maar zeker geen wanhoop, helemaal niet.
Dit heeft wat te maken met het feit dat we een sterk
gepolitiseerd gezin waren.
Was
je vader een activist?
Mijn
vader was geen activist. Hij was er één geweest. Tijdens de
eerste wereldoorlog vluchtte hij van België naar Nederland
omdat hij geen militaire diensplicht wilde vervullen. Hij was
toen al een zeer linkse socialist en hij ontmoette in Nederland
Wilhelm Pieck, de latere president van de Duitse Democratische
Republiek. Toen de Duitse revolutie uitbrak, gingen ze samen
naar Berlijn en daar werkte m'n vader enige maanden voor de
eerste Sovjetpers.
Later,
toen Hitler aan de macht kwam, kwamen de eerste vluchtelingen
bij ons thuis, ook enkele familieleden. En wel, de jaren
1933-‘35 waren in België verschrikkelijk. Het was putje
crisis en de mensen leden honger. Natuurlijk was het erger dan
vandaag, veel veel erger. De koningin werd zeer populair omdat
ze brood en margarine aan de werklozen uitdeelde. Dat waren de
omstandigheden. Ik herinner me zeer goed toen ik tien was, hoe
één van de eerste vluchtelingen die bij ons thuis kwam, ons
vertelde, alsof het normaal was, dat ze hun bed hadden verkocht
om in Berlijn brood te kunnen kopen. (...) Ook mijn vader kende
kwade dagen, we hadden het nooit slechter dan toen. We leden
nooit honger, maar onze levensstandaard ging er in die periode
dramatisch op achteruit. Die jaren, 1933-‘34-‘35, waren ook
de minst politieke. Ik herinner me geen enkel belangrijk
politiek...
Maar
je herinnert je wel het uitbreken van de tweede wereldoorlog...
Nee,
nee. Veel vroeger dan dat. 1936 was voor mij en voor m'n vader
een keerpunt. Er deden zich twee zaken voor: de Spaanse
burgeroorlog en de processen van Moskou. Beide speelden een
belangrijke rol in de arbeidersklasse in Antwerpen en België.
In het bijzonder de Spaanse burgeroorlog verwekte een enorme
golf van solidariteit. Ik herinner me nog goed de l Mei-betoging
van 1937: er waren misschien wel honderdduizend mensen op
straat; de mensen van de Internationale Brigaden die
terugkeerden uit Spanje; mensen die geld inzamelden. Ze kregen
een ovatie. Dat vergeet ik nooit meer. Vóór de
solidariteitscampagne met Vietnam, was dit de meest massale
internationale solidariteit die we in België ooit kenden.
Maar
dan de processen van Moskou... Die waren een zware schok voor
m'n vader. Hij had een paar betrokkenen persoonlijk gekend,
verschillende beklaagden waren functionarissen van de Komintern,
en Radek was één van de voornaamste beklaagden op het tweede
proces. M'n vader werd dus onbeschrijfelijk boos en onmiddellijk
richtte hij een comité op in solidariteit met Trotsky en de
beklaagden van de processen van Moskou. Hij trad in contact met
een kleine trotskistische groep die toen in Antwerpen bestond,
ze kwamen naar ons huis, ze vergaderden bij ons en op m'n 13de
werd ik eigenlijk een trotskistisch sympathisant. Geen lid, want
die organisatie was niet zo dom om dertienjarige kinderen te
laten toetreden. Maar goed, ik woonde de vergaderingen bij,
luisterde, werd beschouwd als een verstandig jong mannetje en
niemand maakte dus bezwaar tegen het feit dat ik luisterde. En
formeel, als ik me niet vergis, denk ik dat het nog steeds 1938
was of begin 1939, toen ik op 15-jarige leeftijd formeel
toetrad. Dat gebeurde op een interessant moment, net na de
oprichtingsconferentie van de Vierde Internationale (...)
Dan
volgde het jaar 1939, toen iedereen er zeker van was dat de
oorlog zou uitbreken. We waren zeer sterk geïsoleerd. We
deelden een pamflet in de hoofdstraten van Antwerpen uit (...)
Je
was 15 toen je je eerste pamflet uitdeelde?
15
en een half, misschien bijna zestien. Dat was een moeilijke
periode, wellicht de moeilijkste die we gekend hebben. Onze
organisatie bestond in België eigenlijk uit twee sectoren. Eén
op een kleine massabasis in één regio van de
steenkoolnijverheid, waar we zo'n 600 leden hadden die vanuit de
sociaal-democratie naar ons gekomen waren. In één
mijnwerkersgemeente hadden we de absolute meerderheid en uit de
reactie van de patroons blijkt dat er niks nieuws onder de zon
is. Kameraad Scargill zal me wel beamen. Ze sloten onmiddellijk
en voor eens en altijd de mijn in die gemeente. Al die
mijnwerkers die voor uiterst links stemden, werden gestraft met
permanente werkloosheid omwille van hun politiek engagement. Ze
stierven als werklozen. Ze vonden nooit meer ander werk.
Wanneer
vervoegde je het verzet?
Daar
kom ik net op. Dit was de sector die we verloren, ze verlieten
de politiek van zodra de organisatie ondergronds moest gaan. Hun
leider werd door de stalinisten vermoord na lasterlijke
beschuldigingen over collaboratie met de nazi's. Ik voeg dit
eraan toe omdat na de oorlog bleek dat deze kameraden - ze waren
geen trotskisten meer, maar oppositionele, linkse socialisten -
bij de gemeenteraadsverkiezingen de absolute meerderheid
verwierven. Dat wijst er dus duidelijk op dat ze niet met de
nazi's hadden gecollaboreerd. Dat het om belachelijke
lasterpraat ging. Maar dus, het dieptepunt van onze organisatie
doet zich dan voor. We beschikten misschien over een dozijn,
twee dozijn leden. In de winter van '39-'40, net voor de Duitse
inval, ging onze organisatie ondergronds. (...) Na de Duitse
bezetting (vanaf eind mei) was het klimaat verschrikkelijk (...)
De leider van de socialistische partij, vice-premier Hendrik De
Man, capituleerde voor de nazi's. Een deel van het
vakbondsapparaat steunde hem. De KP publiceerde een legale krant
onder het nazi-bewind...
Het
Stalin-Hitler-pact...
Ja,
en de nazi-censuur. Even aarzelden we een moment, we waren zeer
klein en zwak en we hoorden van de moord op de oude man, de
moord op Trotski. De Belgische kranten publiceerden het nieuws
een dag na de feiten, op 21 augustus. Eén van de legendarische
figuren van het Belgisch communisme, kameraad Polk, één van de
oprichters van de KP en lid van het eerste centraal comité van
de KP, in de jaren '20 trotskist geworden, kwam huilend bij mijn
vader thuis. Hij had de oude man persoonlijk gekend. Hem bij
verschillende gelegenheden ontmoet. Ik herinner me dat we daar
met zeven à acht mensen zaten en hetzelfde zegden. De enige
manier om van repliek te dienen is het onmiddellijk heropstarten
van de organisatie; de activiteit heropstarten en aantonen dat
deze vuile moord onze ideeën en onze stroming niet kan
vernietigen. En we beslisten de organisatie herop te bouwen en
mensen naar andere delen van het land te sturen.
Dat
gebeurde in volstrekte clandestiniteit?
Oh
ja, totaal clandestien en we kwamen er achter dat de kameraden
in Brussel en Charleroi precies hetzelfde dachten en we zetten
op enkele weken tijd het geraamte van de organisatie op. We
begonnen de publicatie van de eerste illegale krant, voor het
einde van het jaar 1940. We zetten een kleine, illegale
drukkerij op en dat alles begon, de omstandigheden in acht
genomen, gesmeerd te lopen (...) We kregen positieve respons in
sommige arbeiderswijken ook al omdat we in zekere zin het
monopolie hadden. De KP werd helemaal niet met verzet geïdentificeerd.
De sociaal-democratie werd eerder met collaboratie
vereenzelvigd. Verzet was toen ook niet zo populair. De meeste
mensen dachten nog dat de Duitsers de oorlog zouden winnen. In
het beste geval namen ze een passieve, afwachtende houding aan
(...) Na de winter van ‘40-‘41 begonnen de dingen te
veranderen. Het was een koude, verschrikkelijke winter. De
eerste stakingen braken uit in maart. De KP begon van lijn te
veranderen. Het is niet eerlijk, niet juist te zeggen dat de KP
wachtte tot de aanval op de Sovjet-Unie. Van zodra ze
massabeweging zag, was de KP ervoor beducht er niet compleet van
afgesloten te worden (...) Natuurlijk, toen de aanval op de
Sovjet-Unie plaats vond, was de draai er en toen werd het voor
ons moeilijker, maar tegelijkertijd verbreedde het massaverzet.
Ik
kan met enige tevredenheid zeggen dat, ook al was ik jong, niet
erg rijp en vanuit sommige punten zeer onbezonnen, ik er geen
enkele dag aan getwijfeld heb dat de nazi's zouden verslagen
worden. En dit leidde zelfs tot zotte besluiten...
Je
deelde pamfletten uit aan de Duitse soldaten?
Ja,
maar dat was niet het gekste. Dat was correct. Maar toen ik voor
het eerst opgepakt werd, ontsnapte, een tweede maal gepakt,
opnieuw ontsnapte, een derde keer gepakt werd en naar Duitsland
gevoerd, was ik gelukkig. Ik begreep niet dat er 99,9 kans was
dat ik gedood zou worden.
Omdat
je tegelijkertijd marxist en Jood was...
Jood,
marxist, communist en trotskist. Dat waren vier redenen om door
verschillende groepen mensen te worden vermoord (...) (lacht) Ik
was gelukkig met m'n deportatie naar Duitsland, omdat ik in het
centrum van de Duitse revolutie zou terecht komen. Ik dacht bij
mezelf, fijn, nu ben ik juist waar ik wil zijn. Dat was
volstrekt onverantwoordelijk, maar... (...)
Waarom
ben je een optimist?
Doorheen
de geschiedenis van de 20ste eeuw is er één fundamentele trend
die zo duidelijk is, dat het me treft dat slechts weinigen,
naast de revolutionaire marxisten, deze trend erkennen. Het is
een kwestie van feiten (...) de instinctieve neiging tot
zelforganisatie van loontrekkenden neemt historisch toe, het
neemt niet af. Natuurlijk neemt dat niet lineair toe, niet
permanent, niet zonder terugval. Dat gaat met ups en downs. Marx
stipt dat al aan in het Communistisch Manifest. Maar als je naar
de historische tendens kijkt, van de Commune van Parijs naar de
Russische revolutie van 1905, naar die van 1917, de Spaanse
revolutie van 1936, tot wat na de tweede wereldoorlog gebeurde,
tot Mei '68, de Portugese revolutie, de Tsjechoslovaakse lente,
Polen in 1980... is voor mij de lijn overduidelijk. (...) Het
aantal mensen dat verder gaat dan omzeggens de normale sociale
burgerlijke relaties en machtsstructuren groeit geval per geval
(...) Dat stemt me dus uitermate optimist. Het is wat Marx in
zijn voorwoord tot De 18de
Brumaire van Louis Bonaparte de zelfkritische,
zelfcorrigerende aard van de proletarische revoluties noemt. Je
kan zeggen dat dit alles tot nu toe gefaald heeft. Ja, da's één
manier om die zaak te bekijken. Maar je kan ook zeggen dat elke
nieuwe fase superieur was aan de vorige. Breder, sommige lessen
trekkend uit de vorige ervaring en (...) telkens democratischer,
minder bureaucratisch. (...) Daarom is de dood van het
stalinisme absoluut onomkeerbaar. Mensen willen niet
paternalistisch en autoritair geleid worden. (...) En dus op
lange termijn, welke de ups en downs ook mogen zijn, gaat dit in
de juiste richting. De rest vloeit voort uit de tegenstellingen
van het kapitalistische stelsel zelf, dat genoeg crisissen creëert
opdat de mensen de noodzaak van haar vervanging inzien,
tenminste van tijd tot tijd. De rest behoort tot de subjectieve
factor, de noodzaak sterke socialistische organisaties op te
bouwen die op een geconcentreerde manier het historisch geheugen
kunnen vertegenwoordigen van al deze bewegingen, zodat de
massa's niet steeds dezelfde ervaringen moeten opdoen, dezelfde
vergissingen maken. Je hebt dus een zekere dialectische
wisselwerking tussen de toename van het
arbeidersklassebewustzijn in het algemeen en de groei van
socialistische voorhoedeorganisaties. De rest is een kwestie van
tijd en krachtsverhoudingen.
|