Is
de tijd van de grote debatten weer aangebroken ? Wie op 17
februari in Leuven was, waande zich terug in het begin van de
jaren zeventig. De prachtige Grote Aula van de universiteit
stroomde vol, trappen en gangen inbegrepen. Meer dan 600
toehoorders, het merendeel studenten, lieten TV en pint staan
voor een confrontatie tussen marxisme en liberalisme. Fraaie, in
blauw en rood gedrukte affiches hadden de toon al gezet : onder
het motto «Karl Marx of vrije markt tegen de crisis» zouden
Mandel en De Grauwe de strijd aanbinden. Geen overbezet panel
dus dat oeverloos naast elkaar praat, maar een vinnige tweekamp
- een middeleeuws steekspel, zei moderator Wim Jansen (BRT).
De
inzet: twee tegenstrijdige maatschappijvisies. Vermits de
sprekers geen vakidioten zijn, en met spitse vragen en
provocerende stellingen de botsing der ideeën opzochten, leidde
dit algauw tot een spetterende afwisseling van economische,
sociale, politieke, historische en wijsgerige beschouwingen.
Daardoor stond het debat bijwijlen op een peil dat jammer genoeg
zeldzaam blijft in Vlaanderen.
Het
publiek: aandachtig en geboeid liet het zich meedrijven op de
golfslag van woord en wederwoord. Gelach, applaus of afkeurend
voetgestamp brak af en toe de spanning. Hoewel de meesten zich
vooraf al tot één van beide kampen rekenden, werd het geen
boksmatch met dove supporterclubs. Naar mijn gevoel kon De
Grauwe bij de aanvang op een grotere vooringenomenheid rekenen
(veel economie-studenten ?), maar groeide de sympathie voor
Mandel naarmate de avond vorderde.
Hoe
dit ook zij, het doet degud om live mee te maken dat de huidige
generatie jonge intellectuelen evenzeer als haar voorgangers
interesse betoont voor fundamentele maatschappelijke kwesties.
Het waanbeeld van een dorre massa computerfreaks bestaat slechts
in de hoofden van Gaston DIRV Geens en van verzuurde
oudstrijders van '68.
De
acteurs : twee bijzonder minzame heren, die beleefd maar kordaat
elkaars ideeën te lijf gingen. Ze hadden er duidelijk plezier
in dat ze (eindelijk ?) weer eens de kans kregen dit soort debat
te voeren. Elk z'n stijl. De Grauwe erg bedaard, zelfzeker,
onderkoeld, bouwt zonder stemverheffing rechtlijnige
redeneringen op rond een paar eenvoudige principes waarvan hij
geen duimbreed afwijkt. Mandel daarentegen breeduit, meeslepend,
op zijn best als hij grootse historische taferelen kan borstelen
waarin zijn encyclopedische kennis tot haar recht komt.
Hebt
u ook het water in de mond gekregen ? Dan volgt hier een
samenvattend relaas van het duel.
Guy
Hendrix
Eerste
vraag aan Mandel : is er wel een crisis? Het BNP daalt toch
niet?
Mandel : Er is ten eerste de conjunctuurcyclus, waarbij de industriële
productie - niet het BNP - om de 6 à 7 jaar telkens weer gaat
dalen. We staan nu aan het begin van zo'n nieuwe neergaande
conjunctuur, na de relatieve opleving van de jongste jaren.
Daarnaast is er een lange golfbeweging, gekenmerkt door
structurele werkloosheid en een dalende levensstandaard. Sinds
1970 nam het aantal werklozen in de rijke OESO-landen toe van 10
miljoen tot 45 miljoen en dat aantal blijft stijgen, ook in de
jaren van betere conjunctuur. Ondanks het economenoptimisme van
de jaren ‘50 en ‘60 kennen we groeiende armoede.
De
liberalen gaan uit van het eigenbelang van de individuen. Maar
de crisissen die zich sinds 150 jaar onder het kapitalisme
regelmatig voordoen, schaden duidelijk het belang van de grote
meerderheid van loontrekkenden. Het eigenbelang waarover de
liberalen het hebben blijkt het eigenbelang van enkele
individuen te zijn, nl. zij die kapitaal bezitten.
Daarom
zijn wij voor een andere maatschappij, waar niet de staat noch
de markt beslissen, maar de mensen zelf bewust kiezen wat en
hoeveel ze willen produceren.
De
Grauwe : Ik betwist dat werkloosheid eigen is aan het kapitalistisch
systeem. In een wereld van grote veranderingen moet elke systeem
overschakelen naar nieuwe producten en nieuwe technologieën.
Dat stelt ook problemen in de socialistische landen, o.a. via
verdoken werkloosheid. Waarom kent het ene kapitalistische land
veel werklozen en het andere weinig?
«
Overal waar uw model toegepast werd, is het ontspoord. Je kan
niet blijven volhouden dat er dan niets mis is met dat model»
(P. De Grauwe)
De
oorzaak is dat wij de arbeid systematisch duurder gemaakt hebben
door hogere belastingen en machines goedkoper maakten door
subsidies, waardoor het interessant werd om arbeiders te
vervangen door machines. Bovendien kwamen sinds 1970 zo'n
400.000 nieuwe mensen op de arbeidsmarkt. Dat heeft allemaal
niks vandoen met de inherente wetten van het kapitalisme. In het
meest kapitalistische land, in de USA, komen er méé jobs bij.
Mandel : Misschien zijn er meer jobs, maar mijn punt is dat er ook
tientallen miljoenen werkozen zijn. U kan dat niet loochenen. En
daar zitten we periodiek mee, sinds 150 jaar, en niet eerder.
Dat is eigen aan een stelsel
waarin je
een ondernemer moet vinden die je wil aanwerven,
een stelsel
van loonarbeid. Elders bestaat dat niet.
Vraag
aan De Grauwe : U vindt dat de overheid de marktmechanismen
teveel verstoort. Moet alles geprivatiseerd worden?
De
Grauwe : De discussie gaat niet tussen, alléén markt, of alléén staat.
Ik zoek een concrete oplossing voor de beste «mix» tussen
private en publieke sector. Er zijn domeinen waar de markt niet
goed werkt, waar er nog te weinig overheidsactie is : waar
bedrijven de concurrentie willen inperken (kartels, monopolies)
moet de overheid ingrijpen; waar externe kosten optreden
(vervuiling b.v.) moet de overheid optreden; en er zijn
collectieve voorzieningen nodig zoals sociale zekerheid, want «loon
naar prestatie» kan niet letterlijk toegepast worden : er is
een vangnet buiten de markt nodig.
Maar
de overheid doet heel wat andere dingen,
namens een marktvijandige ideologie. B.v. zelf
produceren, via staatsbedrijven.
«Ik
heb het nagegaan. 200 producten : de prijzen die het strengst
gecontroleerd worden, zijn
het vlugst gestegen» (P. De Grauwe)
Dat
werkt niet, omdat het een mythe is dat de staat het algemeen
belang behartigt. Ook daar zitten collecties van individuen die
op hun manier hun eigenbelang nastreven. Daarom vind ik dat de
staatsbedrijven moeten geprivatiseerd worden. Ander voorbeeld :
de prijsreglementering, nog zo'n stokpaardje van socialistisch
denken. Als de regering prijzen vaststelt, krijg je coalities
van patroons en vakbonden uit die sector, die lobbyen voor de
hoogste prijs. Je kan beter een strenge concurrentiewetgeving
hebben, die de ondernemers onder druk houdt. Overigens zie je
hier ook dat het marxistisch gegoochel met klassenstrijd
verouderd is : veelal zie je een front van patroons en bonden
van één sector tegen patroons en bonden van andere sectoren.
Mandel : Het is onhoudbaar te stellen dat de staatsinterventie de
werkloosheid zou voortbrengen. In de zestiger jaren was er zeker
zoveel staatsinmenging, en toch volledige tewerkstelling,
terwijl in de jaren dertig tot 40 % werkloosheid voorkwam zonder
noemenswaardige staatsinterventies.
Het
is een zuiver ideologisch-dogmatisch standpunt dat de staat niet
bekwaam zou zijn om te produceren.
Daarna
mochten beide sprekers zelf een vraag bedenken voor hun
tegenstrever. Ernest Mandel begon.
Mandel : Een fundamentele vraag over de tegenstrijdigheid van het
liberalisme. Wij zijn het erover eens dat mensen vnl. door
eigenbelang gedreven worden. Maar de liberalen ontkennen dat dat
eigenbelang op verschillende wijze tot uiting komt, tot
verschillende tegenstrijdige eisen leidt, naargelang de concrete
positie van groepen mensen, van klassen, in een gegeven
maatschappij. Concreet : op de vrije markt ontmoet je zowel
bezitters, die met 500 miljoen komen, als bezitlozen, die b.v.
met 300.000 op de markt komen. In functie van die fundamentele
ongelijke kansen gaan mensen zich totaal verschillend opstellen
tegenover het dogma van de «vrije concurrentie». Want vrije
concurrentie tussen rijken en armen speelt altijd in het
voordeel van de rijken.
Wanneer
arbeiders de vrije keuze maken om zich te verenigen, om de
onderlinge concurrentie weg te nemen, niet door de staat, maar
door hun syndicale organisaties, die ze zelf tégen de staat in
opgebouwd hebben, en zo een klein beetje sociale ontvoogding
afgedwongen hebben, dan is dat hun volste recht. Tegenover de
eis van meer concurrentie, zeg ik dus : poten af van de
syndicale rechten.
De
Grauwe : Dat is een uiteenzetting, geen vraag. Hoe kun je nu tegen
concurrentie zijn? Zodra er schaarste is, zal er altijd
concurrentie zijn, in wat voor systeem ook. Dat is inherent aan
ieder menselijk handelen. In de socialistische landen is er ook
concurrentie voor schaarse
datsja's. Alleen, in een mar.ktsysteem wordt de concurrentie het
best gekanaliseerd, omdat er minder machtsconcentraties zijn.
Mandel : Hebben loontrekkenden het recht en de vrijheid om zelf,
vrijwillig, en los van de staat hun onderlinge concurrentie weg
te nemen en gemeenschappelijk hun arbeidskracht te verkopen?
«Hebben
de loontrekkenden het recht om de onderlinge concurrentie uit te
schakelen, en de prijs van hun arbeidskracht solidair vast te
stellen ?» (E. Mandel)
De
Grauwe : Ze hebben zeker dat recht, maar dat is toch allemaal door de staat
georganiseerd, in wetten, en dergelijke. De staat wordt
gekoloniseerd voor particuliere belangen. Waarom legt zij een
minimumloon op, als er arbeiders zijn die voor minder zouden
willen werken?
Toen
was het De Grauwe's beurt om Ernest te ondervragen. Hij trok een
ander register open :
De
Grauwe : In '68 was het marxisme populair, nu is het als geestesstroming
aan het tanen, hoe verklaart u dat?
Mandel : Over de feiten valt te twisten. Nog nooit werden zoveel
marxistische boeken verkocht als nu, nooit werden zoveel
cursussen in marxisme gedoceerd.
De relatieve achteruitgang t.o.v. het hoogtepunt van de
studentenrevolte in ‘68-‘70 is onvermijdelijk. Dat was een
uitzonderlijk moment, dat niet kon blijven duren. De heersende
ideologie in een maatschappij is altijd de ideologie van de
heersende klasse.
«De
herontdekking van
het kritische marxisme in de USSR, in China en in Polen gaat
alle antimarxisten zwaar op de maag liggen» (E.Mandel)
Het
echte probleem wat de invloed van het marxisme betreft, dat is
het bankroet van het marxisme in de USSR en het Oostblok. Alle
antisocialistische propaganda heeft één reëel argument : de
toestand in die landen. De vraag is alleen : wat moet er
in die landen in de plaats gesteld worden van de regimes die ze
nu kennen? Terug naar de vrije markt, het kapitalisme,
de concurrentie? Of naar een authentieke, vrije,
socialistische maatschappij? Men moet ons niet leren het
stalinisme te bestrijden : we deden dat al lang voordat
Solzjenitsyn populair was. Maar de grote schok is op komst, want
in die landen zullen kritische marxisten opstaan, die dezelfde
taal spreken als wij hier, en dezelfde algemeen menselijke
emancipatie nastreven.
G.H.
PAUL
DE GRAUWE
Professor
aan de K.U.Leuven, specialist monetaire economie. Haalt geregeld
de krant met radicaal liberale stellingen over economie en
politiek. Publiceerde onlangs «De zichtbare hand», een
goedverkopend boek dat zijn visie samenvat. Wordt beschouwd als
een eminent pleitbezorger van het liberalisme, wat niet
hetzelfde is als PVV-ideoloog. De Grauwe loopt niet hoog op met
de politici: «Er is geen enkele instantie die het algemeen
belang nastreeft», «Waar de staat tussenkomt in de werking van
het marktmechanisme loopt het mis». De Grauwe staat in hoog
aanzien bij collega's in binnen- en buitenland. Zijn haarscherpe
analyses van nieuwe economische fenomenen verschijnen in de
beroemdste internationale vaktijdschriften. Hij is een
theoreticus, wiens maatschappijvisie stoelt op de
oorspronkelijke theoretische uitgangspunten van het liberale
denken.
ERNEST
MANDEL
Professor
aan de Vrije Universiteit van Brussel, waar hij economische en
politieke vakken doceert. Voor de ROOD-lezers hoeft hij
nauwelijks voorgesteld te worden : zij kennen hem via zijn
talrijke artikels en als leider van de SAP en de Vierde
Internationale. Wordt over de hele wereld beschouwd als een
autoriteit op het gebied van marxistische economie. Zijn «Economische
theorie van het marxisme» en «Het Laatkapitalisme» gelden als
standaardwerken. Mandel combineert zijn academische activiteit
met een praktisch politiek engagement in de
revolutionair-socialistische beweging. Daardoor weet hij
evenveel over de geschiedenis van de arbeidersbeweging en over
de discussie onder communisten van alle slag, dan over de
stellingen uit «Das Kapital».
WERKGROEP
ANDERE EKONOMIE
Zij
waren de inrichters van het debat. Het is een werkgroep die
enige tijd geleden opgericht werd aan de faculteit Economische
en Toegepaste Economische Wetenschappen van de Leuvense
universiteit. Een aantal studenten vond dat er wel iets meer te
leren viel dan wat in de cursussen stond. Zij verbinden de
economische problemen ook met maatschappelijke, morele en
filosofische aspecten.
De
werkgroep nodigt daartoe sprekers uit, richt informatie-avonden
in, enz. Dit debat was hun meest ambitieuze project. Grondig
voorbereid, tot in de puntjes georganiseerd : een groot succes.
Men kan de werkgroep contacteren via Johan Gooien, Blijde
Inkomstraat 69 te 3000 Leuven.
|