Presentatie
Op uitnodiging van de
faculteitskring Germania te Leuven hebben de
professoren Mark Eyskens en Ernest Mandel onlangs een publiek
debat gehouden over de gebreken van ons maatschappelijke en
economisch bestel en over zijn toekomstige ontwikkeling. Kultuurleven
kreeg de beschikking over de volledige bandopname van het debat
en van de discussie met het talrijke publiek. Door onze redactie
werd de drie uren lange gesproken tekst herwerkt en op bepaalde
punten in gekort tot een leesbaar geheel.
Misschien is het nuttig de
structuur van de gepubliceerde tekst even toe te lichten. Eerst
komen de inleidende uiteenzettingen van de beide
gesprekspartners. Nadien hebben beide op een aantal punten van
elkaars uiteenzetting gereageerd en elk om beurt geantwoord op
problemen die vanuit het publiek werden opgeworpen. Deze
discussie hebben wij hier, omwille van de helderheid, geordend
rond een viertal thema's waarin alle belangrijke kwesties die te
berde kwamen zijn samen gebracht.
De redactie dankt de inrichters
en medewerkers van het debat voor de gelegenheid die zij bieden
om, via deze publicatie, de gedachtewisseling en opinievorming
over een problematiek die iedereen aanbelangt in bredere kring
verder te zetten.
E. Mandel: revolutie als
noodzaak en opdracht
De kapitalistische
contradictie
Mijn visie op onze maatschappij
kan ik in één centrale idee samenvatten: zij wordt gekenmerkt
door een grondige interne tegenstelling die haar tenslotte zal
vernietigen.
Vanaf de aanvang van de
economische groei - laten we zeggen 150 jaar geleden - ziet men
deze tegenstelling optreden en zich steeds verder ontwikkelen.
Het is een tegenstelling die de voorwaarde zelf vormt van de
economische groei, althans in zijn kapitalistische vorm. Van de
ene kant gebeurt er een steeds verder doorgedreven
differentiatie van zelfstandig wordende arbeidstaken, deeltaken,
verdeling van deze deeltaken enz., kortom een eindeloze
arbeidssplitsing. Van de andere kant echter groeit er een even
grote noodzaak van wat wij marxisten noemen, socialisering van
het productieproces: concentratie van productiemiddelen,
onderlinge vervlechting en afhankelijkheid van de ondernemingen.
Vroeger diende een ambachtsman, een arbeider of ondernemer niets
af te weten van wat er 100 of 200 km verder door anderen werd
geproduceerd iedereen arbeidde en leefde binnen zijn eigen
beperkte, gesloten horizon. Nu is de horizon van iedere
individuele arbeider nog veel beperkter geworden hij heeft niet
eens meer een inzicht of overzicht van wat er in zijn eigen
onderneming, op niet meer dan een paar tientallen meter afstand
gebeurt. Maar tegelijk is hij, met al zijn collega's, zijn
meerderen en zijn ondergeschikten, ingeschakeld in een totaal
proces van internationale afmetingen dat zich ver boven hen uit
zelfstandig ontwikkelt.
Dat is een eerste vorm van de
tegenstelling: tussen een verregaande arbeidsverbrokkeling en
een verregaande socialisering. U zult zeggen: wat is daar nu
dramatisch aan? Ik laat het u zien door de tegenstelling anders
te formuleren: tussen een op de spits gedreven partiële
rationaliteit en een globale irrationaliteit van het hele
systeem als zodanig. Een sterk voorbeeld. Al meer dan 10 jaar
houdt een aanzienlijk aantal Amerikaanse economen zich bezig met
de vraag hoe kunnen wij de productie van steeds betere
atoomwapens verhogen met een maximale besparing aan inspanning
en onkosten? Dat is, op een particulier gebied, uiterst
rationeel, maar het betekent een explosieve irrationaliteit van
het hele maatschappelijk systeem: hoe gaan we met een minimum
van kosten, een maximum van kapitalistische winst, de mensheid
tot collectieve zelfvernietiging veroordelen?!
Misschien vinden wij dat niet
meer zo dramatisch omdat wij het ons niet kunnen realiseren of
omdat wij het al gewend zijn met deze bedreiging boven het hoofd
te leven. Maar deze irrationaliteit doordringt het systeem op
alle punten. Is het niet zinloos dat het weten en de macht die
de mens heeft veroverd opgebruikt worden op particuliere
bedrijfsrentabiliteit, op kapitalistische winstvermeerdering, op
technische doelmatigheid, dit alles op zon manier dat hierdoor
globale problemen worden geschapen die geen oplossing kunnen
vinden? De centrale vragen, de werkelijk belangrijke problemen
komen in de kapitalistische rationaliteit niet aan bod. Hoe
verhinderen wij een gezamenlijke kernwapenzelfmoord? Hoe redden
wij ons uit de vernieling van het natuurlijke leefmilieu? Hoe
verzekeren wij de authentieke ontplooiing van de menselijke
mogelijkheden die de moderne maatschappij in de huidige cultuur
heeft geschapen maar die ze feitelijk altijd weer grondig
verknoeit?
Soms stelt men het probleem als
een kwestie van het doel en de middelen. Ooit heeft mijn collega
Eyskens aan de marxisten (welke marxisten zijn dat? Zeker niet
Marx zelf) verweten dat voor hen het doel de middelen heiligt.
De hele vraag is: over welk doel gaat het eigenlijk? Is het doel
de maximale winst of de maximale groei van afzonderlijke
bedrijven is het een zo groot mogelijk economisch resultaat met
zo weinig mogelijk middelen, zonder rekening te houden met de
globale gevolgen voor de menselijke ontwikkeling en de
menselijke cultuur? Of is het doel, zoals Marx ergens zegt, de alzijdige
ontplooiing van ieder menselijk individu, en wel enkel en
uitsluitend deze volledige zelfontwikkeling van de mens?
Voor mij bestaat er geen
twijfel: er mag geen enkel middel gebruikt worden, hoeveel
'arbeid het ook bespaard, en hoeveel onkosten het ook vermijdt,
als het mensen in hun ontplooiing belemmert, als het hun zelf
realisatie in de weg staat, als het hun vrije zelfbeschikking
beknot. Kort en goed gezegd, de vraag is: beschouwen wij
economische efficiëntie en economische vooruitgang als een
doel, of is het slechts een middel dat wij aan andere, aan
authentiek menselijke doeleinden ondergeschikt maken? Hierin zie
ik het kernprobleem van het debat tussen socialisten en
voorstanders van de kapitalistische markteconomie. En ik zie
geen enkele kans of mogelijkheid om dit probleem zinvol op te
lossen zonder de kapitalistische machtsverhoudingen, de
kapitalistische arbeidsverdeling en klassenscheiding radicaal op
te heffen.
Mijn kritiek op het kapitalisme
wil ik nog even concreter maken door enkele punten - uit een
eindeloze massa waarover uren lang zou te spreken zijn - kort
aan te stippen. Het kapitalisme leidt momenteel tot een enorme
verkwisting van productiemogelijkheden. Verkwisting in twee
vormen: het ongebruikt laten van bestaande hulpbronnen en het
aanwenden van deze hulpbronnen voor verkeerde, want onmenselijke
doeleinden. Er gaapt een wrede afgrond, die nog steeds breder en
dieper wordt, tussen wat er vandaag mogelijk is aan verspreiding
van menselijke cultuur en waarachtig menselijke verhoudingen en
wat onze maatschappij er feitelijk van terecht brengt. Wat
brengt zij ervan terecht? Zij doordringt alle gebieden en
sectoren van het menselijke bestaan met de kapitalistische denk-
en handelwijze. Alles is te koop, alles is onderworpen aan
geldverhoudingen en rentabiliteitscriteria: de cultuur, de
gezondheid, het intellect, de liefde en de effectiviteit, straks
waarschijnlijk ook nog menselijke organen voor overplanting.
Over de problematiek van de Derde Wereld wil ik niet spreken: ze
is overduidelijk en iedereen kent ze.
De socialistische
maatschappij
Voor een marxist is er maar
één verantwoorde houding. De bijl moet aan de wortel gelegd
worden. Verhoudingen tussen mensen die ontaard zijn tot
ruilverhoudingen, menselijke verhoudingen die gerealiseerd
worden door geld en gebouwd zijn op winstberekening, moeten
radicaal afgebroken worden en vervangen door andere. Wij
marxisten zeggen het zo: de maatschappij moet opgebouwd worden
op het rechtstreeks maatschappelijk karakter van de arbeid,
d.w.z. een vrije associatie van producenten die gezamenlijk,
volgens een democratisch opgesteld plan, op basis van
zelfbeheer, hun productie afstemmen op hun reële behoeften. Zij
laten zich niet meer beheersen door de zelfstandige wetten van
kapitaalverhoudingen, materiële efficiëntie, prijsmechanismen
enz., zij plaatsen de menselijke behoeften en de alzijdige
menselijke ontwikkeling in het centrum van het maatschappelijke
leven. In functie van deze centrale doelstelling wordt het
economische leven gezamenlijk geregeld.
Dit is, in korte en abstracte
woorden, het socialistische ideaal. Men kan nu zeggen dat onze
maatschappij in die richting evolueert, dat men ze kan
onderschrijven en zelfs bevorderen, maar daarom nog helemaal
niet een revolutionair hoeft te zijn. Dat juist bestrijd ik.
Tegen 'reformisme' op zich heb ik niets, elke verbetering is een
verbetering en ik huldig niet de paradoxale stelling van sommige
revolutionairen 'hoe slechter, des te beter'. Ik constateer dat
hervormingen niets meer bereiken kunnen dan enkele uitwassen van
de kapitalistische economie verzachten. De maatschappij waarin
wij thans leven is even kapitalistisch als 75 jaar geleden, nog
altijd gelden dezelfde fundamentele wetten van hetzelfde
systeem.
Alleen revolutie
Marxisten zeggen dat zij die
resultaten zoeken langs reformistische weg onafwendbaar in het
bestaande systeem worden geïntegreerd en, zodoende, het
uiteindelijk alleen maar versterken, ik wil dit illustreren met
twee voorbeelden.
Wij kennen een groeiende
staatsinterventie in het economische leven en dat wordt door
sommigen beschouwd als een stap naar het socialisme toe. Het is
echter een staatsinterventie die onder de dwang staat steeds
meer onrechtvaardig te worden in de elementaire zin van het
woord, Ik moge hiervoor verwijzen naar twee recente artikelen in
The Economist. In het eerste wordt onderstreept dat
tegen de internationale monetaire crisis geen afdoende kruid is
gewassen: zij is gewoon het gevolg van de fundamentele
marktwetten waarop ons systeem gebouwd staat. Maar anderzijds
wordt, in een tweede artikel, heftig van leer getrokken tegen de
(Britse) vakbonden die de richtlijnen van de regering niet
opvolgen, die de wetten van de arbeidsmarkt uitbuiten door
hogere lonen te eisen waar arbeidstekort is, enz., en zo het
systeem in de war sturen... En de multinationale ondernemingen,
moeten die de richtlijnen van de regering niet opvolgen? Neen,
zij dicteren de economische wetten.
Eigenlijk is het volkomen
logisch: men kan niet de zogenaamde vrije markteconomie laten
fungeren, alle economische factoren onderwerpen aan de
zogenaamde vrije marktwetten, en tegelijkertijd een
georganiseerde werkende klasse, een sterke vakbond de vrije hand
geven om zich te verzetten tegen bestrijding van de inflatie
door middel van een stijgende levensduurte, loonstop, enz.
Tweede voorbeeld. Men ziet
steeds duidelijker hoe het laatkapitalisme er, door zijn interne
logica, toe gedwongen wordt de democratische grondvrijheden aan
banden te leggen. Er is een groeiende tendens naar repressie,
soms subtiel maar zeer reëel inperking van de vrijheid tot
staken, van de vrijheid van vereniging, de vrijheid van drukpers
en de opinieuiting. Ik moet geen concrete gevallen citeren, ze
liggen voor het grijpen, hier en in het buitenland. Het
kapitalistische winststreven, waarin de staatsmacht thans een
eigen rol gaat Spelen, evolueert noodzakelijk naar een
onderdrukking van de democratische vrijheden.
Ik besluit. Tegen het
fundamentele euvel van het kapitalisme bestaat maar één
afdoend middel. Wij moeten alle revolutionaire krachten
samenbundelen, de revolutie organiseren tot een werkelijke
massastrijd van arbeiders, intellectuelen, studenten. De
spontane contestatie moet gearticuleerd en naar welbewuste
doelstellingen geleid worden opheffing van de kapitalistische
verhoudingen om ze te vervangen door een regime van
gemeenschapseigendom, in democratisch zelfbeheer geleid naar
gemeenschappelijk bepaalde doelstellingen.
M. Eyskens de ware
revoluties liggen elders.
Ondergangsprofetieën
Het is een opmerkenswaardig
fenomeen dat er, naar het einde van elke eeuw toe, mensen en
groepen zijn die een profetische stem verheffen om de ondergang
van de heersende beschaving aan te kondigen. Mijn collega Mandel
schaart zich bij de niet onbelangrijke groep specialisten die
momenteel een nogal somber pessimisme ten aanzien van onze
toekomst huldigen. Nu wil ik dit pessimisme zeker niet vervangen
door een beaat optimisme, want wij zitten inderdaad met
problemen die een ernstig risico voor de toekomst inhouden. Er
is alvast één lichtpunt dat ik even wil aanstippen een
vergadering als deze, met Mandel en mijzelf achter één tafel,
is hier dan toch mogelijk, terwijl zij dat niet is,
respectievelijk in West-Duitsland, de Verenigde Staten,
Zwitserland (waar mijn collega persona non grata is) en in
Rusland, China, Bulgarije en noem maar op (waar ik
waarschijnlijk het woord niet zou krijgen). Zoiets als enige
vrijheid bestaat bij ons dan toch nog altijd.
Antwoord van Mandel
Een cultuurpessimist, zo
heeft niemand me ooit al genoemd! Integendeel, men heeft me vaak
een uitbundig irrationeel optimisme verweten. Mijn pessimisme of
optimisme bestaat erin dat ik het kwaad niet duld in het hart
van de mens, of elders in hem; ik zie het in de feitelijke
structuur van de maatschappij. Over 50 jaar zullen we de kans
niet meer hebben om nog te spreken over de kwalen die ik heb
opgesomd, als we intussen de maatschappij niet radicaal hebben
veranderd. En dat zullen we doen: dit is niet een individuele
overtuiging van mij, maar nu al een massale beweging in de
geschiedenis. Miljoenen mensen zijn nu al bezig de oplossing te
zoeken en te vinden voor de kwalen waaraan onze maatschappij
lijdt. Ik geloof in de revolutionaire maatschappelijke krachten.
Aan het einde van iedere eeuw ziet Eyskens een golf van
cultuurpessimisme. Ik zie iets anders aan het einde van de
laatste drie eeuwen: telkens een grote maatschappelijke
revolutie.
Terugkeer onmogelijk.
Vatten we nu de kern van de
kwestie aan. Inderdaad, er heeft een toenemende
arbeidsverbrokkeling plaats en deze komt inderdaad in
contradictie te staan met de groeiende socialisering. Wij zitten
met dat probleem en het is een probleem van dehumanisering. Maar
moeten wij eruit geraken door terug te keren naar een primitieve
vorm van economisch en maatschappelijk leven, naar een
subsistentie-economie? Dat kunnen wij eenvoudig niet, dat mogen
wij niet.
Overal ter wereld, evenzeer in
socialistische als kapitalistische samenlevingen, zien wij de
arbeidstaken verbrokkelen waar de techniek vooruitgaat.
Arbeidssplitsing is niet het resultaat van een of ander politiek
of maatschappelijk systeem, zij wordt afgescheiden als een soort
kwaad zweet door de technologische ontwikkeling. Ik zeg niet dat
wij er ons daarom moeten bij neerleggen. Ik beweer alleen dat er
geen weg terug is, wij moeten er dwars doorheen. Kunnen wij dan
geen menswaardig alternatief uitdenken zonder prijs te geven wat
we verworven hebben? Onlangs werd een interprofessioneel akkoord
gesloten waarbij de arbeidsweek geleidelijk tot 40 uren zal
gereduceerd worden. Ik juich dit niet onverdeeld toe. Ik zou een
vakbondseis toejuichen die vraagt: in plaats van 40 uren liever
41 of 42 uren arbeid, maar dan in humaner, minder slopende, maar
zinvolle voorwaarden. Waarom komt zo een eis niet op de
onderhandelingstafel?
Het probleem van de
arbeidsverhoudingen en de arbeidsvoorwaarden is essentieel en
wij moeten het oplossen. Maar het is niet het meest essentiële
probleem.
Verschuiving van de
machtsverhoudingen.
Het meest essentiële probleem
in onze samenleving is, dat de machtsverhoudingen zich
verleggen. Marx heeft de economische machtsmechanismen
geanalyseerd, deze nl. van de 19e eeuwse industriële
maatschappij. Maar thans zijn we een stuk verder dan de
uitbuitingsrelatie werkgever-werknemer op grond van de private
toe-eigening van het kapitaal. De echte revolutie voltrekt zich
onder onze ogen, maar op een geruisloze wijze. Wij kijken te
veel, maar we zien te weinig; de professoren praten te veel en
zeggen te weinig, de studenten luisteren te veel en horen te
weinig.
Wat gebeurt er onder onze ogen?
In het productieproces verlegt zich de macht, van het bezit en
de eigendom van kapitaalgoederen naar de technocratische kennis.
Dààr voltrekt zich de eigenlijke, de meest belangrijke
machtsconcentratie, dàt is de spil waarop het maatschappelijk
onderscheid tussen mensen gaat draaien. Wij zijn verzeild in een
reusachtige selectiemachine: mensen worden, ongeacht hun sociale
herkomst en hun menselijke kwaliteiten, door deze selectiemacht
in opeenvolgende stadia van gespecialiseerde opleiding
uitgezift, op basis van hun intellectuele capaciteiten en hun
verworven kennis. Wij gaan naar een technocratische maatschappij
waarin mensen kunnen beheerst en gemanipuleerd worden door
mensen die bij machte zijn de kennisinformatie te verzamelen en
te hanteren. En ik vraag me werkelijk af of deze maatschappij
niet onverbiddelijker, niet onmenselijker zou zijn dan deze van
het Ancien régime, gebouwd op erfenisrecht en sociale
differentiatie door eigendom; of dan de maatschappij van de
eerste helft van onze eeuw, die steunde op industrieel bezit.
Wat zegt het marxisme hierop?
Volgens mij staat het voor een machteloze contradictie.
Collectieve toe-eigening van de productiefactoren, ik wil dat
aannemen, maar kan het nog baten als de eigenlijke
machtsfactoren de kennis en de informatie zijn? Hier treedt de
marxistische eis tot collectivering van de productiemiddelen in
conflict met de individuele rechten van de menselijke geest op
zijn eigen waarheid en zijn persoonlijk inzicht.
Hier ligt m.i. de fundamentele
problematiek van onze democratie en van de verdere evolutie van
ons maatschappijtype. Een symptoom ervan, dat ik even wil
reveleren, is de tegenstelling tussen een groeiende
socialisering waardoor wij allen grondiger afhankelijk worden
van elkaar, en een toenemend opinie-individualisme. Hoe blijft
democratie nog leefbaar, hoe vinden wij een gemeenschappelijke
basis om er ons samenleven op te bouwen? Marx kon deze
problematiek niet voorzien - zij is er na zijn tijd gekomen - en
hij heeft er dan ook geen oplossing voor. Gewelddadige revolutie
biedt geen enkele uitweg. Revolutie wijs ik af. Maar ik pleit
wel voor een permanent en energiek volgehouden reformisme dat
zich bewust en lucide toelegt op de waarachtige problemen van de
huidige tijd. Voor mij zijn dat de problemen van een
menswaardige democratie.
Bekering als revolutie.
Tenslotte weze het me
toegelaten door te stoten naar de diepste grond van de kwestie.
Uiteindelijk gaat het om een mensbeeld, een visie op de mens, ik
zou zeggen: een geloof. Het marxisme is een dergelijk mensbeeld.
Het vertoont, naar mijn oordeel, een grondige zwakheid die ik
zou kenmerken als een sterk vereenvoudigde, een haast zoölogische
theorie over de mensheid. Het is al te zeer een sociaal
darwinisme, met als centraal steunpunt de theorie van de
klassenstrijd. De huidige extreem-linkse groeperingen van alle
slag prediken nog altijd de klassenstrijd : agressiviteit van
mensen tegen elkaar, struggle for life, tenslotte
individueel en collectief egoïsme.
Doe me nu niet zeggen wat ik
niet wil beweren. Het egoïsme, de drang naar zelfbehoud is een
oerinstinct van iedere mens. Zonder die drang naar zelfbehoud,
en de cultivering ervan, zou de mensheid al lang door meer
vijandige diersoorten zijn uitgeschakeld geworden in de loop van
haar evolutie. Ik meen dat de marxistische klassenstrijd zich
voedt aan een zoölogische extrapolatie. Het is waar dat 'deze
theorie op massale feiten kan steunen en dat de geschiedenis van
de 20e eeuw haar voor een groot stuk gelijk geeft. Maar is deze struggle
for life nog steeds de essentie van de mens? Is de mensheid
daartoe veroordeeld? Dan is het inderdaad een veroordeling die
ons te wachten staat.
Het is mijn diepe overtuiging
dat de belangrijkste taak die wij in de toekomst te vervullen
hebben, bestaat in de omvorming van dit egoïstische
oerinstinct. Dit stigma van het verleden dat wij diep in ons
dragen moeten wij ombuigen, er is geen andere weg om de
problemen waarmee wij thans worstelen ernstig aan te pakken.
Instellingen zijn belangrijk, maatschappijstructuren zijn
onmisbaar, maar geen enkele structuur kan uitbuiting
verhinderen. Overal is er uitbuiting van mensen door mensen, in
het Oosten en het Westen, in de bedrijven maar ook achter de
conferentietafels en in de gezinnen. Overal waar
tussenmenselijke verhoudingen optreden is uitbuiting een
permanente dreiging.
Het gaat hier om een universeel
probleem, maar nu wordt het een levensgevaarlijke bedreiging.
Het ombuigen van het collectieve egoïsme, van
groepencontradictie en agressiviteit tot een individuele en
collectieve medemenselijkheid is de belangrijkste hervorming die
wij hebben te realiseren. Indien de 'stad van de mens' geen stad
van vrede is maar een 'doortrapte stad' waar iedereen voor ieder
ander op zijn hoede moet zijn, dan ligt de oorzaak hiervan in
het feit dat wij, als alle stervelingen, geboren zijn onder het
gesternte van het oude dier en er niet in slagen te leven onder
het teken van de nieuwe mens
Discussie over het wezen van
de mens.
Mandel: Het marxisme is
helemaal geen zoölogische theorie van de mens, Eyskens vergist
zich daarin. Er bestaat niet zoiets als een slechte of
erfzondige natuur van de mens. De mens is zo goed of zo slecht
als de maatschappelijke levensomstandigheden hem gemaakt hebben.
Men hoeft maar in de geschiedenis te lezen om dat te bemerken. Eén
voorbeeld, uit duizenden, dat ik graag en vaak citeer: Nog in
onze eeuw waren kinderen van een indianenstam in Noord-Amerika
eenvoudig niet in staat om voor punten te spelen, zo weinig egoïstisch
waren zij, zo weinig concurrentiegeest bezeten zij uit zichzelf.
Ik beweer nu niet dat deze
Indiaanse samenleving de ideale was of dat wij naar een
primitieve vorm van samenleven terug moeten keren, ik zeg alleen
dat de mens als zodanig niet gemerkt is door een Kaïnsteken.
Het is de kapitalistische markteconomie die de mensen dwingt tot
concurrentie, tot een eeuwige strijd met de ellebogen, tot
individuele zucht naar winst. Verander die maatschappelijke
structuren - niet hier en daar een stukje, maar radicaal,
verander het waardenpatroon waarop ze gebouwd zijn, en dan
alleen schep je een nieuwe mens. M.a.w. het marxisme
onderscheidt zich van de andere geestelijke stromingen doordat
het juist de mens uit het biologische op het sociale niveau
verheft. De maatschappij is de 'tweede natuur' van de mens en
deze 'tweede natuur' verschaft hem, in de kiem, alles wat hij
als mens zal verwerven.
Eyskens: Het lijkt me
een onjuist dualisme van Rousseau als men gaat stellen dat de
mens fundamenteel goed is en de (kapitalistische) maatschappij
fundamenteel slecht. Men moet m.i. veeleer het zo opvatten:
zoals elk levend wezen is de mens het resultaat van een
voortdurende evolutie en zijn zoölogisch verleden valt niet te
loochenen; maar het beslissende punt is 'dat de mens de mutaties
die hij heeft ondergaan nu in eigen handen neemt en dus zelf
moet bepalen hoe en waarom hij verandert. De maatschappij is een
menselijk maaksel dat, relatief zelfstandig geworden, op zijn
maker inwerkt. Slechte maatschappelijke structuren verandert men
niet als de mens zichzelf niet verandert en betere
maatschappelijke structuren leveren uit zichzelf nog geen betere
mensen op.
Discussie over de
verschuiving van de macht.
Mandel: Dat in de New
Industrial State, zoals Galbraith die heeft
beschreven, de zgn. technostructuur (managers en technici) een
centrale plaats bezet, zal ik zeker niet Ioochenen. Dit is
inderdaad een zekere verschuiving, maar heeft ze iets grondig
veranderd? In de loop van de jongste Amerikaanse recessie,
ongeveer tussen 1961 en 1970, werden meer dan 50.000 technische
ingenieurs en Wetenschappelijk hoog geschoolde kadermensen, dus
vertegenwoordigers van de 'technostructuur', gewoon afgedankt
omdat hun bedrijven werden gesloten of helemaal omgeschakeld.
Wie heeft daartoe besloten, de mensen die over kennis en
informatie beschikken? Men hoeft zich geen illusies te maken:
ook vandaag berust de macht niet bij hen die de kennis bezitten
maar bij hen die het kapitaal beheersen.
Eyskens: Wie bezit al
dat kapitaal ? Er zijn in de Verenigde Staten miljoenen
aandeelhouders, in iedere grote N.V. ligt het kapitaal gespreid
over een massa aandeelhouders. Maar wat betekent dat? Op de
meeste algemene vergaderingen worden de beslissingen niet
genomen door de eigenlijke kapitaalbezitters er worden helemaal
geen of meestal geen beslissingen genomen, dat gebeurt elders,
door de technocraten en managers die het kapitaal in feite
controleren en domineren. En de doorsnee aandeelhouder schijnt
daarin nogal erg gerust te zijn omdat hij een spaarder is die
geen belang stelt in het bedrijfsbeleid.
Versta me goed: dat is geen
kwestie van menselijke boosheid of van een wil tot uitbuiting.
Het resulteert uit een technische noodzaak en het is een zaak
van verhoging van de efficiëntie. Of dit nu beter is dan een
'kapitalisme' in de strikte en oude zin van het woord, kan sterk
worden betwijfeld. Aan Mandel geef ik graag toe dat niet alle
macht zich gaat concentreren in de handen van de nieuwe kleine
kern die de 'technostructuur' is. Maar ik beweer wel dat de
sociale differentiatie en stratificatie van onze samenleving hoe
langer hoe meer gaat afhangen van de kennis, de
wetenschappelijke informatie, de graad van scholing die iemand
bezit, en veel minder van zijn bezit van industriële, roerende
of onroerende goederen. En voor mij is het een essentiële vraag
zal deze meritocratie, deze capacitaire maatschappij
niet onmenselijker, onrechtvaardiger en veel onverbiddelijker
zijn dan de maatschappijvorm die we thans verlaten?
Mandel: Mijn opponent
begaat een fatale vergissing. Hij beweert dat er miljoenen
kapitalisten zijn omdat er miljoenen mensen rijk zijn. Laten we
realistisch blijven: een eigendomstitel is geen kapitaal,
kapitaal is beschikkingsmacht over de productiemiddelen. Als ik
een paar aandelen in Cockeril-Ougrée bezit, dan heb ik niet een
zeker (een klein) percent beschikking of beslissing over die
firma, ik heb gewoon een stuk macht aan haar beheerders gegeven.
Dàt noem ik de concentratie van kapitaal. Zeven miljoen
Amerikanen (waaronder 4 miljoen vrouwen) zijn welvarende
aandeelhouders, maar dat betekent helemaal niets. Immers, 0,1%
der bevolking heeft 50% van het totale pakket der aandelen in
handen. Dààr ligt de reële macht. Al de anderen hebben enkel
recht op een dividend van, pak weg, 100 of 200 dollar. Er
bestaat geen twijfel over: nog altijd incarneert het
kapitaalbezit de essentiële beschikkingsmacht over de
productiemiddelen en daarin zit de kern van het kapitalisme.
Wat de managers betreft, hun
feitelijk gedrag is voor mij daarvan een bewijs. Waarom zijn ze
niet fier op hun bezitloosheid, waarom wensen ze niet bezitloos
te sterven als ze bezitloos geboren zijn? Zij stellen alles in
het werk om kapitaalbezit te vergaren, want beter dan theoretici
en professoren in de economie weten en ervaren zij dat het
kapitalisme blijft wat het is, dat er geen zekerheid bestaat
zonder bezit, en dat iedereen die machtsposities bezet deze
posities enkel kan vestigen indien hij bezitter wordt. Als ik
dit even mag zeggen: daarin ligt het drama van een aantal
socialistische leiders jarenlang hebben zij aan de arbeiders
geleerd hoe deze antikapitalistische structuren moesten
afdwingen, maar nu zijn ze beheerders van belangrijke
instellingen geworden en, eenmaal op deze positie gevestigd,
werden ze gedwongen zich aan de onverbiddelijke logica van het
kapitalistische systeem te onderwerpen. En dat hebben ze gedaan.
De betwiste rol van de
staat.
Eyskens: Deze analyse
klopt toch niet. Onder de belangrijkste financiële instellingen
in ons land telt men in de eerste plaats een aantal
staatsinstellingen. Aan de top staat niet de Société Générale
maar de Algemene Spaar- en Lijfrentekas. Daarnaast zijn er de
Nationale lnvesteringsmaatschappij, de Maatschappij voor Krediet
aan de Nijverheid ... Wij zitten in een gemengde economie, met
twee sectoren, een private en een publieke, die gedeeltelijk in
elkaar vloeien en gedeeltelijk elkaar beconcurreren. Hand over
hand neemt de staatsinterventie toe, de overheidscontrole wordt
altijd sterker en de geleide programmering eveneens. De overheid
geeft 40% van het bruto nationaal product uit en steeds meer
werknemers werken in dienst van de staat. Dit alles bewijst in
welke mate onze economie onder staatsinvloed ligt. Mandel ziet
in dit staatsinterventionisme een perfide strategie van het
neokapitalisme. Dit lijkt me een vreemde gedachtekronkel!
Mandel: Zoiets als een
gemengde economie bestaat in feite niet, er bestaat enkel een
overheidssector van de kapitalistische economie. Het behoeft
toch niet veel uitleg om in te zien dat publiekrechtelijke
instellingen - of het nu financieringsmaatschappijen of
bedrijven zijn - evenzeer in de rationaliteit van het
kapitalistische systeem zijn ingeschakeld en aan dezelfde wetten
gehoorzamen als de private ondernemingen.
Men moet dit trouwens
uitbreiden: da verhouding tussen de onderontwikkelde gebieden en
de geïndustrialiseerde, d.w.z. imperialistische landen
gehoorzaamt aan dezelfde wetmatigheden. Het is een relatie van
uitbuiting, om de eenvoudige economische reden dat de ruil van
goederen tussen beide een ruil is tussen een zwakke en een
sterke partner, dus een relatie van ongelijkheid. Zolang men
onderling op een verschillend niveau van arbeidswijze en
arbeidsproductiviteit blijft staan, wordt er méér arbeid tegen
minder arbeid uitgewisseld, en dat precies is uitbuiting.
Hiermee onderschrijf ik echter
niet de slogan dat onze algemene welvaart steunt op deze
uitbuiting. Historisch gezien is dit wel het geval geweest -
denk aan de dollars uit Kongo die regelmatig het deficit van de
Belgische handelsbalans hebben gedekt. Thans echter bewijzen de
cijfers dat dit veel minder het geval is geworden. Het grootste
gedeelte van de internationale meerwaarde - als ik dat zo mag
noemen - wordt geproduceerd door de arbeiders overal ter wereld
en is niet zo zeer het gevolg van die ongelijke ruil.
Eyskens: Slechts één
bemerking bij dit probleem. Er is neokapitalistische uitbuiting,
akkoord. Maar wij mogen de zaken toch niet al te zeer
vereenvoudigen. Het gaat niet op te beweren dat onze economische
groei te danken is aan de 'negatieve groei' van de
ontwikkelingslanden. En het is zeker niet waar dat wij onze
groei maar hebben te verminderen of stop te zetten opdat de
onderontwikkelde economieën zouden gaan groeien. Laat ik dit
even op zeer kleine schaal toepassen.
In Vlaanderen groeit de
economie volgens sommigen 2 à 3 maal zo snel als in Wallonië.
Zal de Waalse economie sneller gaan ontwikkelen door het simpele
feit dat wij in Vlaanderen de groei afremmen? Er zou dan
helemaal niets meer groeien.
De kwestie van het
alternatief.
Mandel: Dat de
democratie het belangrijke probleem vormt, herhaal ik graag met
mijn collega Eyskens. In het werkelijke, concrete dagelijkse
leven, in de wereld van de arbeid en het beroepsleven bestaat er
geen democratie. Zolang er in de bedrijven geen democratie
heerst, blijft het een illusie dat zich elders, b.v. in de
politiek, democratische verhoudingen kunnen vestigen. Mijn
voorstel is : een systematische uitbreiding van het
democratische proces over het hele economisch en maatschappelijk
leven niet enkel in de vorm van de zgn. representatieve of
onrechtstreekse democratie. Zelfbeheer is het
sleutelbegrip: zelfbeheer van bedrijfsgemeenschappen, van
universiteiten en scholen, zelfbeheer van, zover als mogelijk,
alle menselijke gemeenschappen.
Nu is mijn stelling dat zoiets
onmogelijk is te realiseren met kapitalistische middelen, in het
raam van kapitalistische productie- en marktverhoudingen. De
interessante realisaties op dit punt van het Joegoslavische
systeem zijn precies gestrand op het herinvoeren van
grondelementen uit de kapitalistische markteconomie.
Eyskens: Men stelt
inderdaad vast dat de vakbonden hun oude eis tot medebeheer
schijnen om te zetten, of te radicaliseren, in de eis tot
zelfbeheer. Welnu, dit is naar mijn oordeel een totaal
onmogelijke zaak; een mooie ideologie, een aanlokkelijke utopie
als u wil, maar om technologische redenen uitgesloten. Zien we
trouwens niet dat, in de landen met een collectivistisch
systeem, de relaties van ondergeschiktheid tussen arbeiders en
patroons (functionarissen) blijven voortbestaan en zelfs
slechter zijn dan bij ons? Daar wordt er niet gestaakt omdat er
geen stakingsrecht bestaat, er gebeuren geen onderhandelingen,
er is enkel het van boven af opgelegd plan. Op welke gronden
noemt men dat een betere democratie?
Indien de georganiseerde
arbeidersbeweging werkelijk voorstander is van het systeem van
zelfbeheer, waarom wagen zij zelf dan niet eens de proef? Zij
beschikken over macht genoeg om, over de nationale grenzen heen,
een sterke countervailing power te vormen en een paar
grote zichzelf beherende bedrijven op te zetten. Ik zie het niet
gebeuren omdat het gewoon niet doenbaar is.
Ik opteer voor de formule van
het medebeheer, en daarmee bedoel ik een efficiënte
inspraak van de werknemers in de ondernemingsaangelegenheden,
een reële zeggenschap in de levensbelangrijke beslissingen.
Misschien is dat ook een onbereikbaar ideaal, maar wij kunnen in
ieder geval op weg gaan, serieuze stappen in die richting
zetten. Essentieel is voor mij dat wij bepaalde economische
wetten, in welk systeem van eigendom dan ook, niet over het
hoofd kunnen zien zonder onverstandig te zijn. Wij moeten ons
echter inspannen om deze economische wetmatigheden zoveel
mogelijk te humaniseren d.w.z. ze onderschikken aan, inschakelen
in het bereiken van de authentiek menselijke doeleinden.
Mandel: Mijn optie is
revolutionair: een totale omschakeling van het huidige systeem
door het vestigen van de radendemocratie. Noem dit
'dictatuur van het proletariaat', maar dan moet het juist
begrepen worden. Vooreerst is het een heerschappij door de
overweldigende meerderheid van de bevolking. Het betekent een
opheffing van de scheiding tussen beheerders of beheersers en
beheerden en in die zin, volgens de formule van Lenin, een
'afschaffing van de staat', d.w.z. van het burgerlijke
staatsapparaat in de handen van een kleine groep. Ik weet - en u
waarschijnlijk ook - dat er op dit punt meningsverschillen
tussen de marxisten bestaan. Mijn standpunt is duidelijk(1): ik
verzet me tegen de idee van een partij die optreedt als
vertegenwoordiger, of zelfs alleenvertegenwoordiger, van de
arbeidersklasse; ik verzet me tegen gelijk welke groep, een
politieke of een andere, die zich om 't even welke privileges
toeeigent in naam van de massa. Ik pleit voor de uitoefening van
de macht door de arbeidende klasse zélf, d.i. door de
overweldigende meerderheid der bevolking. Dit moet georganiseerd
worden door het systeem van raden waarover ik sprak: de organen
van een rechtstreekse democratie.
|