| Ik
                geef toe dat ik bang was toen men me vroeg deze laatste hulde
                aan Ernest te brengen. Dat was overigens altijd het geval
                wanneer ik tijdens mijn militant leven de gelegenheid kreeg aan
                zijn zijde te spreken. Net als vandaag, vreesde ik toen niet te
                beantwoorden aan het beeld dat ik wenste dat hij van mij zou
                hebben en, eenmaal onze wegen zich scheidden, het beeld dat hij
                van mij zou behouden. 
                
                 Zo
                was mijn reactie toen ik met hem kennis maakte na het
                buitengewoon ABVV-kongres van 1954. We wilden de analyse
                uitdiepen over thema's als economische democratie en de greep
                van de “holdings” op de economie. 
                
                 Ik
                moest Ernest Mandel vragen of hij hieraan wilde deelnemen. Hij
                gaf me meteen een echte les in doctrine, omwille van alle
                dubbelzinnigheden die vervat lagen in het sociaal-democratisch
                programma van structuurhervormingen, een programma dat in het
                verlengde lag van het “plan van de arbeid” van de BWP van
                tussen de twee wereldoorlogen. 
                
                 De
                ideeën waarrond het nieuwe programma van structuurhervormingen
                zich in 1954 ontwikkelde waren zeker verdedigbaar: economische
                planning, democratisering van de ondernemingen, overdracht van
                de eigendommen van de holdings naar de natie. Nochtans waren
                deze ideeën niet nieuw en evenmin voorbijgestreefd. 
                
                 Het
                was toen belangrijk na te denken over de redenen waarom de
                arbeidersbeweging ze nog niet verwezenlijkt had. En, voor
                Ernest, waren er hiervoor meerdere redenen. De massa van
                loontrekkenden, toen zo'n 70 procent van de actieve bevolking,
                was er nog niet in geslaagd zich bewust te worden van de
                gemeenschappelijkheid van haar belangen, onder andere omwille
                van de filosofische verschillen, handig in stand gehouden door
                een kapitalistisch systeem dat over alle vormingsinstrumenten
                van de publieke opinie beschikte. 
                
                 Men
                moest toen ook rekening houden met de vergissingen die door de
                leiders van de arbeidersbeweging begaan werden. Die leiders
                waren al te vaak geïntegreerd in het kapitalistisch stelsel.
                Men moest zich toen vragen stellen bij hun gebrek aan
                standvastigheid en dynamisme in de inspanningen om de kaders en
                de massa van de militanten te scholen. 
                
                 Zwakten
                in de traditie van de arbeidersbeweging moesten, volgens Ernest,
                ook in rekening gebracht worden. Want als het syndicalisme
                noodzakelijkerwijs moet gecombineerd worden met politieke actie,
                leidde in het verleden de verbinding van beide vaak tot
                verlamming van het ene ten opzichte van het andere. 
                
                 Door
                zijn denken en zijn werken drukte Ernest Mandel
                ontegensprekelijk zijn stempel op de Studiecommissie van het
                ABVV , maar ook op het denkwerk in de groep rond André Renard.
                Dit stelde André Renard in staat in 1958 een brochure te
                publiceren die grote weerklank in de arbeidersbeweging zou
                hebben: “Vers le socialisme par l’action” Onder de thema's die in deze brochure behandeld worden, ontlokten die
                over directe actie en bureaucratisering een discussie waarin
                Ernest een grote rol speelde. Beide thema’s zouden nog vaak
                een centrale plaats bekleden in de debatten waaraan Ernest
                deelnam. 
                
                 Met
                kracht beklemtoonde hij dat, wanneer men het principe van
                directe actie verdedigde, men daarmee niet afzag van de
                parlementaire democratie. Maar het komt er op neer de arbeiders
                er voortdurend aan te herinneren dat parlementaire democratie
                slechts mogelijk is door directe actie. Overigens hangt het
                overleven van de parlementaire democratie of van de bekwaamheid
                van de arbeidersklasse om haar te verdedigen. Want de
                geschiedenis toont dat - eenmaal het universeel stemrecht de
                arbeidersklasse naar de macht dreigt te leiden - de burgerij
                nooit aarzelt die democratie of te schaffen. De voorbeelden van
                Duitsland, Italië, Oostenrijk, Hongarije, Spanje en sindsdien
                vele andere landen tonen dat ruimschoots aan. De strijd tegen de
                bureaucratisering van de organisaties van de arbeidersbeweging
                weerhield in die periode in het bijzonder de aandacht van
                Ernest. Vele militanten waren er zich van bewust dat zo'n strijd
                de actieve deelname vergt van een zo groot mogelijk aantal. Bij
                de lancering van La Gauche zullen rondom Ernest vele
                militanten binnen de BSP hiervoor actie voeren en na vele
                wedervaardigheden zal dat uitmonden in de erkenning van het
                tendensrecht. 
                
                 En
                waarom niet - al was het maar anekdotisch - een aantal momenten
                uit het dagelijkse leven van de ploeg van La Gauche aanhalen? Ik
                herinner me gepassioneerde vergaderingen in een lokaal in St.
                Joost dat we van Guy Cudell ter beschikking kregen. Ook Guy
                Cudell wou vandaag, op dit ultiem eerbetoon, aanwezig zijn. We
                zijn hem er dankbaar voor. 
                
                 Een
                prettige herinnering die me bijblijft is de manier waarop Ernest
                de editorialen van La Gauche schreef. In die tijd
                gebeurde dat bij La Wallonie in Luik, waar Ernest vanuit
                Brussel om tien uur aankwam. Ik was
                daar om zijn richtlijnen over de bladopmaak te ontvangen.
                Ook de typografen waren aanwezig. Hoe ongelooflijk het ook
                lijkt, Ernest gaf ons zijn instructies terwijl hij zijn
                editoriaal verder bleef “typen” op zijn schrijfmachine... 
                
                 Dan
                zijn er de pijnlijke gebeurtenissen na de staking van 60-61, die
                het kader waarbinnen we werkten verstoorden. Als gevolg van een
                staking gericht tegen soberheidsmaatregelen van de regering, het
                ontwerp van eenheidswet, kwam bij de Waalse arbeiders de eis van
                het federalisme naar voor als middel om de structuurhervormingen
                te realiseren. Die eis, die zich intertijd combineerde met het
                herlanceren van de eis van autonomie door de Vlaamse
                gemeenschap, zal het politiek kader doen wankelen en
                verontrustende nationalistische spanningen uitlokken. 
                
                 Het
                is de periode waarin ik, meer geamuseerd dan verward, tot mijn
                grote verrassing, beschuldigd wordt van 'trotskisme'. En op het
                ogenblik dat André Renard overlijdt en de arbeidersbeweging
                meer dan ooit verscheurd is, komt Ernest me opzoeken om me te
                bevestigen wat in sommige middens verteld werd over de actieve
                aanwezigheid van de Vierde Internationale binnen de ploeg van La
                Gauche... 
                
                 Ik
                heb het Ernest niet kwalijk genomen dat hij mij en anderen van La
                Gauche de strategie verzwegen had
                die de zijne en die van zijn kameraden was. Ik nam hem slechts
                een zaak kwalijk en dat heb ik hem eenvoudigweg gezegd:
                als hij me daarover in 1956 had ingelicht, had dat helemaal
                niets veranderd aan mijn engagement ten opzichte van La
                Gauche, noch aan de diepe achting die ik voor hem koesterde.
                Wat ik spijtig vond was dat hij daaraan getwijfeld had. 
                
                 Het
                klopt dat onze wegen toen uit elkaar zijn gegaan, maar dat kwam
                door de omwentelingen ten gevolge van de staking 60-61. We
                hebben elk binnen een ander kader gemiliteerd. Als lid van de
                Mouvement Populaire Wallon (MPW) nam ik actief deel aan de
                strijd die in 1970 zou uitmonden in het relatieve institutionele
                compromis over gewesten en gemeenschappen en over de eerste
                maatregelen ter decentralisering van de economie. Ik wens, op
                dit ogenblik, Ernest de hulde te brengen die mijns inziens de
                belangrijkste is. Al wat hij in mij achterliet na een lange en
                gepassioneerde samenwerking heeft me weggehouden van elke
                nationalistische verleiding. 
                
                 Ik
                heb hem trouwens altijd verdedigd, zelfs politiek. In die mate
                dat - tijdens een vergadering van de Jongsocialisten te Seraing
                in aanwezigheid van verschillende PS-leiders - ik in alle
                eenvoud verklaard heb dat indien sommigen in hem ik weet niet
                welke gevaarlijke tegenstander zien, hij voor mij een maître à
                penser bleef waarvan het voorbeeld me meer inspireerde dan dat van de
                verantwoordelijken van de organisaties waarin ik militeerde. 
                
                 Ik
                heb dit alles in herinnering willen brengen, ook al was het soms
                op een anekdotische manier, naar aanleiding van dit huldebetoon,
                zonder me teveel of te vragen of het wel gepast is. Voor mij was
                het essentieel te benadrukken dat, op het einde van een
                voorbeeldig militant leven, Ernest Mandel 'niet helemaal dood'
                is en dat hij zeer veel van zichzelf heeft gelaten bij al wie
                hij overtuigde van zijn geloof in het socialisme en in de actie
                van de massa van de arbeiders. 
 (*)
                Jacques Yerna was medeoprichter van 'La Gauche' en later
                voorzitter van het ABVV- Luik-Hoei-Borgworm. Deze tekst is zijn
                toespraak op de plechtigheid te Antwerpen
                op 26 juli  1995.
                
                
               |