| Als
                ik vandaag in Rood schrijf over de persoon Ernest Mandel
                is dat niet alleen om me te voegen bij het - zeer verdiende -
                huldebetoon aan zijn uitzonderlijke kwaliteiten die van hem,
                doorheen de tijd, een man van studie en denken, van overtuiging,
                engagement en trouw maakten. 
                Verdrietig om zijn vertrek, voel ik de noodzaak opnieuw
                onze ontmoetingen te overlopen... 
                
                 Mijn
                vriendschapsband met Ernest Mandel gaat terug tot in de jaren
                vijftig. We hadden dezelfde leeftijd en een vergelijkbare
                beroepsactiviteit, allebei waren we economisch
                journalist-kroniekschrijver, hij bij Le Peuple van de
                PSB-BSP, ik bij La Cité, krant van de Waalse
                christelijke arbeidersbeweging MOC. 
                
                 Al
                snel begrepen we dat het formeel toebehoren aan ideologisch
                tegengestelde werelden niet verhinderde dat er tussen ons
                gemeenschappelijke inzichten en te verdedigen doelstellingen
                ontstonden die solidariteit en medeplichtigheid veronderstellen.
                Geen toeval als Ernest en ik elkaar vonden rond thema’s als de
                structuurhervormingen, een “open en revolutionaire
                linkerzijde”, antikolonialisme en antitotalitarisme. Misschien
                maakte Ernest indertijd - te edelmoedig - van mij een van die
                linkse christenen waarvan hij vriendschap en vertrouwen wenste.
                Persoonlijk kende ik de vreugde een puur socialistische metgezel
                te hebben, zonder carrièristische geest, moreel streng,
                onverzoenlijk voor zichzelf, open voor dialoog en begrip ten
                aanzien van de andere... 
                
                 Als
                een diep geëngageerd en overtuigd man beschikte Ernest eveneens
                over een groot vermogen tot objectieve analyse. Die ervaring
                maakte ik mee aan het CRISP, een project waarvan hij van in het
                begin de doelstelling begreep en goedkeurde. Overigens werkte
                hij vanaf het eerste jaar mee, met een magistrale geschreven
                bijdrage onder de titel 'Qui contrôle la Société Générale?'
                (Courrier
                Hebdomadaire, 8 mei 1959). De
                gestrengheid van de studie werd breeduit geprezen door lezers
                van zeer diverse gezindheden. 
                
                 Uit
                onze gesprekken bleek overigens dat deze grote specialist van de
                marxistische economie ook een verfijnd kenner was van de
                concrete problemen van de Belgische maatschappij en politiek,
                ook van de “reële machten” onder de decision-makers. 
                
                 In
                zijn militante activiteiten kende ik Ernest Mandel minder goed,
                maar van de vele zaken die ik hoorde weet ik hoezeer er een
                communicatieve kracht uitgang van zijn woorden. Een van mijn
                naaste vrienden die hem op prijs stelde als redenaar, zei me
                ooit: “Terwijl ik naar Mandel luister, geloof ik in de
                revolutie”. 
                
                 Een
                redenaar was hij zeker, maar ik bewaar van hem ook de
                herinnering als compagnon met wie je grappen kon maken,
                ironiseren, lachen... Zijn humor verheugde me, temeer daar hij
                zijn doelwitten wist te kiezen. 
                
                 Onze
                laatste ontmoetingen in 1993 en 1994 waren lange dialogen.
                Ernest Mandel kon luisteren en becommentariëren. Hij kon ook
                terugkeren in de tijd, opnieuw de context van de moeilijke,
                dramatische naoorlogse momenten verklaren. Hij kon met
                overtuiging de wegen en middelen aanhalen die volgens hem zouden
                leiden naar de vooruitgang van morgen. Hij kon zich
                vriendschappelijk opstellen, aandacht betonen voor het werk en
                onderzoek van anderen, zich met een actieve sympathie uitlaten,
                intellectueel en materieel helpen... Ernest was op die momenten,
                zoals ik hem altijd gekend heb, de antithese van degene die zijn
                verworvenheden angstvallig voor zichzelf houdt. Die
                intellectueel, die professor was - is - de man van het
                kameraadschappelijk delen en van de solidariteit. 
                
                 (*)
                Jules Gerard-Libois is stichtervoorzitter van het CRISP, Centre
                de Recherche et d'Information
                Socio-Politique
               |