| Ernest
                Mandel doceerde jarenlang aan de Vrije Universiteit
                Brussel (VUB), aan de faculteit economische,
                sociale en politieke wetenschappen.
                Het waren slechts enkele lessen van enkele
                uren, maar er was altijd veel volk, niettegenstaande de
                studenten hun lessen uitkozen in functie van het
                uurrooster (met te vroeg), het bestaan van een syllabus (we
                zullen voor het examen wel studeren), de
                verplichting aanwezig
                te zijn (wat niet het geval was). 
                
                 Niet
                alleen waren we allen aanwezig in zijn “lessen”, talrijk waren ook studenten van andere faculteiten
                die zijn
                uiteenzettingen kwamen bijwonen. 
                
                 In
                werkelijkheid gaf hij geen les, we moesten uiteenzettingen
                voorbereiden door boeken te lezen over onderwerpen die
                elk jaar veranderden. Dat jaar hadden we als thema
                “Het verschil tussen
                het Italiaanse fascisme en het Duitse
                nazisme”. Vreemd, het valt me plots op dat ik me van
                andere lessen de inhoud niet meer herinner. 
                
                 Ter
                voorbereiding van de examens moesten we de syllabussen leren en een boek naar keuze uit de
                bibliografie
                lezen. De vragen hielden echter enkel verband met onze
                mening over het boek. Kritisch denken en de autonomie van de geest waren voor hem belangrijker dan het uit
                het hoofd blokken van een syllabus. 
                
                 En
                geloof maar nooit dat hij ten aanzien van zijn partijleden meer door de vingers zag. Van alle juryleden kreeg
                ik van hem de zwakste punten voor mijn thesis over De
                geschiedenis van de linkse oppositie in de USSR tussen
                1919 en 1924. 
                
                 Mandel
                was één van de meest gerespecteerde professoren en hield van zijn studenten. 
                
                 Hamel
                Puissant
                
                 
 Wanneer
                iemand die je graag hebt, overlijdt is er - naast het gevoel van verdriet
                - ook steeds dat gevoel van spijt. Spijt voor alle boeiende en aangename
                dingen die de persoon nog had kunnen doen. Spijt voor de gelegenheden
                die je niet benut hebt om de persoon beter te leren kennen en
                van hem of haar te leren. En
                dit is zeker voor Ernest het geval. 
                
                 Neem
                nu de periode waarin ik student was van Ernest aan de VUB.
                Ernest trachtte de studenten
                aan te zetten tot kritische ingesteldheid en leesgierigheid.
                Toen hij me op het examen voor het vak “Politieke stelsels van de
                Oostbloklanden” vroeg welk boek ik
                had gelezen, was zijn ontgoocheling zichtbaar groot. Natuurlijk
                had ik “Staat en Revolutie” van Lenin als SJW-lid al
                lang geleden gelezen. Hij verlaagde zich dan ook niet
                er nog een vraag over te stellen. 
                
                 Hij
                gaf me mijn punten en als de student zelf niet wil werken is dat
                zijn of haar eigen zaak.
                Studenten zijn volwassen mensen die respect verdienen en niet
                tot papegaaien gemaakt
                moeten worden. Dat was Ernests houding en daarvoor kreeg hij
                respect van de studenten terug. 
                
                 Maar
                de herinnering die mij het meest treft, dateert van het eerste
                Internationale Jongerenkamp
                van de Vierde Internationale, nu twaalf jaar geleden. Ernest zou
                er een redevoering houden
                over “het socialisme dat wij willen”. 
                
                 Ik
                dacht dat het zou gaan over water verkeerd ging inde
                Oostbloklanden, over welke politieke
                structuren er in de plaats moesten komen en meer van dat saais. 
                
                 Maar
                waar had Ernest het over? Over het recht van elk kind in de
                wereld op voldoende
                eten. Over de twintigurenweek. Over het recht op een eigen
                mening. Plots hield
                het socialisme op voor mij een theoretisch denkschema te zijn.
                Plots werd het gewoon
                de evidentie zelf. Alle verzuchtingen van de mensen, alles waar
                een mens recht op
                heeft en ons in deze maatschappij ontzegd wordt. Ons doel is het
                menselijk geluk. 
                
                 Dat
                is de belangrijkste les die Ernest mij leerde. 
                
                 Anke
                Hintjens
                
                 
 Hamel
                Puissant en Anke
                Hintjens zijn oud-studenten van de Vrije Universiteit Brussel
                (VUB)
                
               |