| In 1953, toen ik lid werd van de
                Vierde Internationale, ontmoette ik Ernest Mandel. Uiteraard
                waren zij die hem voor het eerst ontmoetten sterk onder de
                indruk van zijn buitengewone intelligentie en zijn immense
                politieke cultuur. Ik wil het echter over een ander aspect van
                zijn persoonlijkheid hebben. Tussen 1953 en 1960 waren we
                met een handvol jonge militanten om, in Brussel en Wallonië, de
                Socialistische Jonge Wacht - in die tijd de jongerenbeweging van
                de BSP - een aanzienlijk dynamisme en activisme in te blazen. We
                concentreerden onze politieke actie op voornamelijk drie
                politieke terreinen: anti-militarisme, oppositie tegen het
                Atlantisch pakt en steun aan de koloniale revoluties. 
                
                 Maar om onze militanten en onze
                basisleden de redenen van de strijd rond deze thema’s te doen
                begrijpen, moesten we hen de geschiedenis van de
                arbeidersbeweging, de economische analyse van het kapitalisme en
                onze motieven om internationalist te zijn, leren kennen. 
                
                 In de jaren '50 werkte Ernest
                Mandel als journalist bij het dagblad Le Peuple. Daarna
                vervoegde hij André Renard bij het Luikse syndicale dagblad La
                Wallonie. 
                
                 Gedurende al die jaren ging hij
                onmiddellijk in op alle uitnodigingen uit arbeidersregio's in
                Wallonië om er vorming te geven aan militanten. Zijn
                uiteenzettingen gaven niet alleen aanleiding tot boeiende
                debatten, maar ook tot een veralgemeende wens meer te leren,
                beter de complexiteit van de politieke problemen te begrijpen en
                in staat zijn op te treden met kennis van zaken. 
                
                 Enige keren kwam er echter
                weinig volk opdagen. Ik herinner me een vergadering in de regio
                van de steengroeven van Ourthe-Ambleve, waar slechts zes à
                zeven jongeren hem kwamen beluisteren. Hij toonde niet de
                minste irritatie of ontgoocheling. Zijn verplaatsing vanuit
                Brussel kostte hem nochtans vele uren die hij had kunnen
                gebruiken om verder te werken aan zijn Traite d'economie
                marxiste. 
                
                 Zijn drang om het marxisme te
                verklaren voor militanten voerde hem ook, in 1960, naar de
                Luikse metallo's van het ABVV. Ook daar bracht hij de volwassen
                arbeiders een massa economische en politieke kennis over. Hij
                verstond de kunst al die zaken toegankelijk te maken, zonder ze
                simplistisch voor te stellen. 
                
                 In de militante euforie van
                1968-69 werd in Luik het 'comité Che Guevara' opgericht. 
                Ernest stond in een grote zaal tegenover een talrijk
                opgekomen publiek. Eerst werd een 
                Cubaanse film over de revolutie vertoond. 
                
                 Vervolgens nam Ernest het
                woord, praatte over Che en de problemen van de revolutie in
                Latijns-Amerika. Maar een deel van het publiek bestond uit geïmmigreerde
                Spaanse arbeiders die het Frans niet altijd even makkelijk
                verstonden. Sommigen onderbraken hem om dat probleem aan te
                kaarten. Prompt verklaarde Ernest dat zijn uiteenzetting in het
                Frans lang genoeg had geduurd en hij vervolgde in het Spaans.
                Hij beheerste makkelijk zes talen en kon van de ene naar de
                andere overstappen. Zijn vormingsactiviteiten voor
                jongeren en arbeiders beperkten zich niet tot een vaak veel te
                kort geachte mondelinge uiteenzetting. Hij schreef stevig
                opgebouwde samenvattingen, die goed gestoffeerd en vooral
                toegankelijk waren voor militanten die vaak op hun veertiende de
                school verlaten hadden. 
                
                 Een getypte brochure van 35
                pagina's, getiteld “Van de sociale ongelijkheid naar de
                klassenloze maatschappij” 
                bundelde de vormingen die Ernest in 1954-55 voor het “Centre
                régional d'éducation ouvrière” te Brussel had
                gegeven. In de zes à acht
                daaropvolgende jaren actualiseerde en herhaalde hij deze
                vormingsreeks, die vanaf 1955 werd uitgegeven door de Brusselse
                federatie van de Socialistische Jonge Wacht. 
                
                 Honderden jonge en minder jonge
                mensen leerden er - vaak met veel enthousiasme - de vele redenen
                kennen om in de arbeidersbeweging te militeren voor een
                “klassenloze maatschappij”. 
                
                 Dat immens werk van
                vulgarisering werd, in tegenstelling tot de Traité d'économie
                marxiste, niet in dertig talen vertaald, maar het toont wel
                aan dat Ernest revolutionair-marxistische opvattingen
                verstaanbaar kon maken voor eenvoudige arbeiders en dat hij zich
                niet beperkte tot de wetenschappelijke publicaties die hem zijn
                internationale faam zouden opleveren. 
                
                (*)
                Georges Dobbeleer, Luiks onderwijzer, werd lid van de Belgische
                afdeling van de Vierde Internationale in 1953 |