| In
                1962 verscheen bij de uitgeverij Julliard in Parijs de
                tweedelige "Traité d'économie marxiste" van Ernest
                Mandel. Het Vlaams Marxistisch Tijdschrift werd pas in 1966
                boven de doopvont gehouden, te laat om met enige actualiteitszin
                het boek nog te bespreken. Dit heeft niet belet dat in het
                eerste nummer van het VMT Leo Michielsen zich zeer lovend over
                
                 Mandels
                werk uitliet [1]: "Is
                de realiteit van het kapitalisme niet zodanig gewijzigd",
                vroeg Leo Michielsen zich af, "zijn de wetenschappelijke
                gegevens van een eeuw later niet zo nieuw dat zij Marx'
                grondbegrippen vernietigen? Het antwoord op die vraag werd
                geleverd door het werk van Mandel. Mandel heeft de fundamentele
                marxistische noties getoetst aan wat de historische, de
                sociologische en de economische wetenschappen aan nieuwe
                gegevens over vroeger en vandaag brachten sinds Marx de pen
                neerlegde. Hij heeft in dat opzicht schitterend werk geleverd.
                Hij heeft al die gegevens als duizend en een argumenten
                opgestapeld ter staving van de fundamentele categorieën der
                marxistische economie. Goed werk moet niet herdaan worden". 
                
                 In
                1972, tien jaar na de verschijningsdatum van de "Traité",
                publiceerden drie DDR-economen in het VMT een uiterst negatieve
                kritiek op enkele belangrijke stellingen van Mandel [2]. Dit
                artikel ontlokte Mandel een repliek... in "De
                Internationale" [3]. Reeds in de aankondiging van Mandels
                wederwoord werd het VMT botweg "een KP-tijdschrift"
                genoemd. Mandel zelf haalde de VMT-redactie over de hekel.
                "Het ware [...] verstandiger geweest", zo schreef hij,
                "hadden de opstellers van het Vlaams Marxistisch
                Tijdschrift zelf getracht, onze opvattingen te bekritiseren, in
                plaats van zich achter vreemde autoriteiten te verschuilen.
                [...] De redacteurs van het Vlaams Marxistisch Tijdschrift [...]
                zouden langzamerhand moeten beginnen begrijpen, dat demonologie
                en heksenvervolging misschien een hoofdstuk van
                obscurantistische middeleeuwse scholastiek vormen, maar met
                materialistische dialectiek niets gemeen hebben." 
                
                 "Het
                opstel van Heiniger-Hess-Zieschank [sic] en het feit dat de
                redactie van het Vlaams Marxistisch Tijdschrift het zonder
                commentaar heeft afgedrukt, bewijzen dat men van die terugkeer
                naar het levend en creatief marxisme zowel in de DDR als in de Kommunistische Partij van België nog
                een goed stuk weg verwijderd blijft." [4]
                
                 Afgezien
                van een korte bitsige opmerking in het Ten geleide van Guy
                Cooreman in een volgend VMT [5] dat de betiteling van het VMT
                met "KP-tijdschrift", "enkel kan betekenen dat de
                redacteurs van die publicatie [De Internationale - L.C.] zich
                niet de moeite getroosten de lijst van onze medewerkers en van
                onze redacteurs eventjes in te zien", sloot de redactie van
                het VMT het dossier van Heiniger et al. contra Mandel: als
                Mandel wou repliceren dan stond het VMT voor hem open, zoals
                ieder ernstig en open tijdschrift een controverse van
                publicisten afhandelt. Sans rancune. 
                
                 Ik
                haal dit stukje droeve geschiedenis aan omdat met de Nederlandse
                vertaling van Mandels "Traité", die vorig jaar bij
                Het Wereldvenster te Bussum verscheen [6], de mogelijkheid werd
                geboden het boek na 18 jaar te evalueren. Moet ik herhalen dat
                enkel ikzelf voor deze poging tot evaluatie verantwoordelijk
                ben? 
                
                 "De
                economische theorie van het marxisme" dat voor mij ligt is
                een nagenoeg geheel ongewijzigde "Traité". Het
                spreekt dus vanzelf dat onze bewondering voor Mandels eruditie
                waarvan de "Traité" de neerslag bevatte, ook geldt
                voor "De economische theorie van het marxisme". Zonder
                twijfel is het boek een mijlpaal in de ontwikkeling van het
                marxisme, wat verklaart waarom het in zoveel talen werd
                vertaald. [De Engelse vertaling is voor de Angelsaksische wereld
                van vandaag, wat Sweezy's "Theory of Capitalist
                Development" was voor de Engelssprekende generaties van de
                jaren 1940 en 1950.] Het heeft een bijzondere invloed gehad op
                de ideeën van velen, marxisten zowel als niet-marxisten,
                economen zowel als niet-economen. Ikzelf las het boek voor het
                eerst in 1968 en ik herinner mij levendig het groeiend
                enthoesiasme dikwijls kritiekloos, het moet worden gezegd -
                naarmate de hoofdstukken vorderden. De ongelooflijke hoeveelheid
                feitenmateriaal die Mandel verwerkt en de ontwikkelingen in de
                verschillende takken der sociale wetenschappen die hij weergeeft
                ter staving van de uitgangspunten, zowel als de resultaten van
                de marxistische analyse, is bij ons weten uniek in zijn soort. 
                
                 Ik
                heb Mandels "Traité" in de Nederlandse vertaling
                herlezen en opnieuw hetzelfde gevoel ervaren als bij mijn
                lectuur in 1968. Het eerste deel geeft een breedvoerig overzicht
                van de essentiële marxistische categorieën, zoals
                noodzakelijke arbeid, meerarbeid, ruilwaarde, meerwaarde,
                differentiële grondrente, de bewegingswetten van het
                kapitalisme, benevens de marxistische visie op het geld, de
                handel, het krediet... Maar eerder dan een abstracte redenering
                op te bouwen, geeft de auteur uitvoerig de historische dimensie
                weer van deze begrippen, maakt ze begrijpelijk en doorzichtig
                door de realiteit die ze pogen te verklaren
                in zijn ontwikkeling te beschouwen. Zijn consequente
                historisch-materialistische visie levert pareltjes op van
                onvermoede, zij het ook al eens betwistbare, verbanden. [Ik
                vermeld bijvoorbeeld het belang dat Mandel hecht aan de roof en
                de zeeroverij voor de oorspronkelijke accumulatie van
                handelskapitaal. Cf. de kruistochten en Venetië]. Bijzonder
                interessant lijkt mij ook Mandels bijdrage tot de discussies
                rond het zgn. historisch transformatieprobleem, d.i. de kwestie
                of in de geschiedenis waren werden geruild op basis van prijzen
                die schommelden rond [of tendeerden naar] arbeidswaarden, en of
                er dientengevolge in de geschiedenis een overgangsperiode
                aanwijsbaar is naar kapitalistische productieprijzen, prijzen
                die tenderen naar een niveau waarbij in iedere productietak
                eenzelfde winstvoet wordt bekomen. Het materiaal dat Mandel
                aanvoert om te bewijzen dat in verschillende prekapitalistische
                maatschappijen de prijsverhoudingen bepaald werden door de
                directe en indirecte arbeid besteed aan de productie der
                onderscheiden waren, is revelerend. Men kan zich evenwel de
                vraag stellen of het in die historische context wel over
                arbeidswaarden gaat die [zouden] kunnen worden getransformeerd
                in marxistische productieprijzen. Vermits - zoals Marx en Engels
                [en ook Mandel] terecht aanvoeren - de wapenproductie en -ruil
                slechts wordt veralgemeend binnen het kapitalisme slaan de
                "arbeidswaarden" in de prekapitalistische economische
                stelsels slechts op die enkele producten der menselijke arbeid
                die frequent worden geruild. Het is onze overtuiging dat in vele
                gevallen door de producenten inderdaad uitgegaan werd van de
                arbeidsbesteding bij het zetten van hun aanbodsprijs. De kwestie
                is evenwel ook of de ruilhandelingen wel voldoende veelvuldig en
                vrij van ongelijke krachtsverhoudingen geschiedden om tot
                arbeidswaarden te leiden. Er mag worden aangenomen dat de
                prijsverhoudingen in die omstandigheden op een zeer onvolmaakte
                wijze arbeidswaardenverhoudingen weerspiegelden, zowel op korte als
                op lange termijn
                [7]. In verband met de arbeidswaardeleer vind ik het overigens
                een ernstige tekortkoming van de voorliggende vertaling dat geen
                enkele poging werd ondernomen tot actualisering van het eerste
                deel ["Het laatkapitalisme" van Mandel zijnde de
                actualisering van het tweede deel van zijn "Traité"].
                Zo wordt er geen aandacht besteed aan de spectaculaire
                ontwikkeling van de wiskunde achter de arbeidswaardetheorie bij
                Straffa, Brody, Morishima, Steedman e.d., aan de marxistische
                meerwaarderealiseringstheorie nauw verwante groeitheorieën van
                de School van Cambridge [Joan Robinson, Kaldor, Pasinetti], aan
                de beruchte kapitaalcontroverse van de jaren '60, die de
                neoklassieke productie- en distributietheorie ernstig heeft
                ondermijnd, enzovoort. De lezer wordt aldus in het ongewisse
                gelaten over de herleving der marxistische economische
                theoriebeoefening op de universiteiten en onderzoekscentra, en
                van de inzichten en resultaten hiervan. 
                
                 Het tweede deel van de
                "Traité" behandelt in de eerste plaats de theorie van
                het monopoliekapitalisme en het imperialisme. Mandel steunt zich
                daarbij in hoge mate op Lenin. Zijn visie van 1962 dienaangaande
                is evenwel door "Het laatkapitalisme"
                voorbijgestreefd. Daarnaast wordt in het tweede deel ook
                uitvoerig ingegaan op de analyse van de sovjeteconomie en op de
                economische theorie van het socialisme en de overgangsperiode.
                Belangrijke elementen van Mandels analyse van de sovjeteconomie
                - niet van zijn blauwdruk van de economie der overgangsperiode,
                die mijns inziens voorbijgestreefd is - zijn inmiddels, mits de
                nodige nuances en aanvullingen, overgenomen in de
                eurocommunistische visies op de economische en politieke
                stelsels in Oost-Europa. Sommige auteurs gaan zelfs veel verder
                dan Mandel in hun marxistische kritiek van het sovjetsysteem
                [8]. 
                
                 Met het tweede deel komen we
                bij onze meningsverschillen, die zich vnl. concentreren rond de
                kwestie der overheidsinterventie. Mandel stelt terecht dat deze
                interventie de tegenstellingen binnen het kapitalisme niet heeft
                opgeheven. Dit neemt evenwel niet weg dat het kapitalisme er een
                stuk complexer is mee geworden. Deze toegenomen complexiteit
                ingevolge de gewijzigde rol van de staat in het economisch
                leven, zet delen van oude vertrouwde marxistische uitgangspunten
                op de helling. Zo is het overheidsingrijpen in het economisch
                leven mee verantwoordelijk voor de gewijzigde rol van het
                staatsapparaat in de politieke en ideologische dominantie door
                de heersende klasse, zowel als voor fractievorming binnen de
                burgerij en de arbeidersklasse. De strijd om de macht vandaag en
                morgen binnen de economische, politieke en ideologische
                invloedssferen van het staatsapparaat is daarom meer dan ooit
                een element van klassenstrijd geworden. De verbinding van deze
                strijd met de concrete arbeidersstrijd - een verbinding die
                echter niet wordt gelegd door de sociaal-democratie! - is wat
                mij betreft, de enige echte waarborg dat een democratisch
                socialisme in de toekomst haalbaar is en leefbaar zal zijn. De
                overheidsinterventie in het kapitalisme van vandaag, hoewel
                bedoeld om fundamentele contradicties binnen het kapitalisme te
                milderen zoniet op te heffen, herstelt, ja verscherpt, deze
                tegenstellingen op een ander en hoger vlak. De oude relaties
                tussen de "onderbouw" en de "bovenbouw"
                binnen het kapitalisme zijn erdoor in de war geschopt. Dat de
                burgerij zich daar bijzonder goed van bewust is, bewijst haar
                internationaal offensief tegen de overheidsinterventie in de
                economische sfeer vandaag. Zoals ik elders heb aangevoerd, is
                het voor mij echter duidelijk dat de huidige economisch crisis
                zal leiden tot een nieuwere en hogere vorm van
                overheidsinterventie in het economisch leven: productieve
                overheidsinvesteringen, contractuele planning, industrieel
                beleid... [9]
                
                 Mijn overige meningsverschillen
                met Mandel moeten niet nogmaals uit de doeken worden gedaan. De
                lezer verwijs ik daarvoor naar mijn bespreking van "Het
                laatkapitalisme" van Mandel [10]. Zij betreffen
                voornamelijk de grondig over het paard getilde marxistische
                theorie van de tendentieel dalende winstvoet en Mandels
                "marxistische" kwantiteitstheorie van het geld. Deze
                meningsverschillen - hoewel fundamenteel - beletten mij niet
                eenieder "De economische theorie van het marxisme" aan
                te prijzen. De historisch-feitelijke, eerder dan puur
                theoretische benadering [om niet te zeggen schematische
                benadering] van de voornaamste marxistische categorieën is een
                verademing na de dorre sovjethandboeken. Het tweede deel is meer
                geaxeerd op de oude Trotskistische theses. De theoretische
                inbreng van Kautsky, Lenin of Boecharin is nochtans aanzienlijk.
                Mandel plaatst zijn "Traité" daarmee in het verlengde
                van de indringende theoretische discussies over kolonialisme,
                imperialisme, overgangsmaatschappij, enzovoort, van het eerste
                kwart van deze eeuw. De Nederlandse vertaling van Mandels opus
                magnum zal voor velen een inspiratiebron en vertrekpunt zijn,
                zoals ook de andere vertalingen telkens zijn geweest. 
                
                 
 [1]
                L. MICHIELSEN, De
                kapitalistische economie
                vandaag, VMT, eerste
                jaargang, nr.1, maart
                1966, p.52 [2]
                HEINIGER, HESS en ZIESCHANG, Marxistische
                economische theorie
                contra Mandel, VMT,
                zevende jaargang, nr. 3, september 1972, pp. 149-1 70 [3] E.
                MANDEL, Antwoord
                op het Vlaams Marxistisch Tijdschrift, De Internationale, eerste jaargang, nr. 3, april-mei-juni
                1973, pp. 15-21 [4]
                Ibidem, p. 15,
                p. 20 [5]
                VMT, achtste jaargang, nr. 1,
                maart 1973, p. 4 [6] E. MANDEL,De economische
                theorie van net marxisme, Bussum, Het
                Wereldvenster,1980, 2 delen 7] Zie in dit verband ook:
                M.MORISHIMA en G. CATEPHORES, Is there
                an ‘Historical transformation
                problem ?' Economic Journal, Vol.
                85, juni 1975, pp. 309-328. R.L.
                MEEK, "Is
                there
                an historical transformation problem? A
                comment'
                Economic
                Journal, Vol
                86, juni
                1976, pp. 342347. J.
                ROBINSON, Value
                before capitalism, Kyklos, Vol. 28, 1975,
                pp. 143-148 
                
                 [8]
                S.
                STUURMAN.
                Het reëel
                bestaande en het noodzakelijke socialisme, Amsterdam,
                Van Gennep, 1979 [9] Zie bijvb. mijn artikel De Keynesiaanse
                overheidspolitiek in België
                gisteren en morgen, Tijdschrift
                voor Diplomatic, 1981 [10]
                L. CUYVERS, Mandels
                theorie van bet laatkapitalisme, VMT,
                twaalfde jaargang, nr. 4, pp. 111-122
               |