Het
eurocommunisme is een strekking in de schoot van de
internationale communistische beweging. Het onderscheidt zich
van andere strekkingen doordat deze de marxistische opvattingen
wil toepassen in de specifieke omstandigheden van de
hoogontwikkelde kapitalistische landen. Het tracht een oplossing
te vinden in die landen voor de overgang naar een socialistische
samenleving, en tezelfdertijd de kenmerken van die samenleving
te doorgronden.
Het
eurocommunisme wil een antwoord brengen op de algemene
economische, politieke, sociale en culturele crisis van het
kapitalisme. Al dan niet bij naam genoemd is de
eurocommunistische strekking overwegend aanwezig en in
ontwikkeling bij de meeste, en alvast bij de belangrijkste,
communistische partijen van de kapitalistische landen. Vanuit de
rechtse hoek, waar men vlug het gevaar besefte, werd de
traditionele anticommunistische propaganda op het eurocommunisme
gericht. De enen herleidden alles tot de tegenstellingen met de
bestaande socialistische landen, spraken van schisma of
splitsing. De anderen beweerden dat het alleen maar een
tactische zet was teneinde de ware bedoelingen te verbergen. Een
derde soort zag er de afwijking in van het marxisme en hoopte op
recuperatie. In de feitelijke politieke strijd deden de
apologeten van het grootkapitaal dat wat zij altijd zeer
consequent hebben gedaan: de communisten, van welke strekking en
in welke periode ook, beschouwen als de klassenvijand nummer
één.
Met
de “Kritiek op het Eurocommunisme”van Ernest Mandel staan we
uiteraard voor een ander fenomeen. Hier komt de kritiek vanuit
de meest orthodoxe Trotskistische hoek en is de toetssteen de
conformiteit met de marxistische opvattingen zoals ze eerbiedig
worden bewaard en doorgegeven door de Vierde Internationale.
Het
boek bevat elf essays, waarvan de auteur zelf in zijn voorwoord
schrijft dat ze “samen een coherente analyse van het
eurocommunisme (bieden), van zijn verre historische oorsprong en
wortels, van zijn betekenis in het kader van de diepe crisis die
de kapitalistische maatschappij in West-Europa teistert, van
zijn verband met de algemene crisis van het stalinisme en van
zijn weerslag binnen de USSR en de ‘volksdemocratieën’.”
Deze
veelomvattende aanhef wordt helemaal niet waar gemaakt. In
plaats van een coherente analyse staat men voor een reeks
samengeschoten opstellen, die blijkbaar veel minder bedoeld zijn
als politieke kritiek op het eurocommunisme, dan wel als een
krampachtige poging om de eigen trotskistische aanhang ervan te
overtuigen dat de communisten vandaag evenzeer als vroeger
snoodaards zijn en dat alleen het trotskistische vuur
zaligmakend is.
Hiermee
denk ik de bedoeling van het boek te hebben gesitueerd. Het
eurocommunistisch fenomeen moet enige verwarring hebben gezaaid
in de rangen van de vierde internationale.
Na
1968 bestond bij hen immers de overtuiging van de grote
doorbraak. Het moment van de “revolutionaire marxisten”
(zoals ze zich noemen in tegenstelling wellicht met de marxisten
die antirevolutionair zijn...) scheen gekomen. Hun hoop werd
niet bewaarheid, en vandaag blijken ook voor belangrijke
gedeelten van de contesterende jongeren de communistische
partijen het meeste uitweg te bieden, en wel vooral doorheen de
eurocommunistische vernieuwing.
Het
boek van Mandel moet helpen de tanende invloed van de
Trotskisten op te krikken.
Het
staat dan ook vol met vaderlijke raadgevingen hoe de trotskisten
zich moeten gedragen, van het volgende type: "Op deze
tegenstrijdigheden en andere die we nog niet belicht hebben,
zullen onze kameraden hun kritiek richten in de broederlijke
discussies met de militanten van de "militante
vleugel" van het eurocommunisme. Maar ze zullen de kritiek
niet scheiden van de invraagstelling van het eurocommunistische
project in zijn geheel, d.w.z. vooral van zijn reformistische
strategie, die in de opkomende revolutionaire crisis de burgerij
en de redding van het kapitalistische stelsel objectief
dient" (p. 100).
De
kameraden die nog zouden twijfelen aan hun overtuigingskracht
t.o.v. welgeselecteerde militanten van de militante vleugels,
worden doorheen het ganse boek opgejut met exhortaties zoals:
"Het eurocommunisme is slechts een doorvoerstation zonder
uurregeling. Er is geen andere weg voor de authentieke
communisten dan de wet van het leninisme, van de IVe
Internationale» (p. 63), of "Tegenover dit bankroet,
incarneert de IVe Internationale, die wettige erfgenaam van het
communisme en van de communistische Internationale, vandaag het
levende marxistische denken, het proletarisch internationalisme
en de gang naar de proletarische revolutie. Met nog zwakke
krachten, die helemaal niet volstaan voor de reusachtige taken
van ons tijdperk, maar met krachten die snel groeien, die
vertienvoudigd zijn in de laatste jaren (cfr. 17 december.
J.T.), zegt zij aan de proletariërs van Europa en van de
wereld..." (p. 76). En dan zegt de IVe Internationale het
natuurlijk.
De
lezer die iets zou willen vernemen, buiten de bekende
incantaties, moet wachten tot p. 177. Wat niet betekent dat de
voorgaande bladzijden van alle belang ontbloot zijn, al was het
slechts door de originaliteit van zekere visies. Integendeel.
Het doet goed te vernemen dat het profetisch genie van Trotski
reeds lang had begrepen dat het eurocommunisme reeds expliciet
aanwezig was vanaf het moment dat de theorie van de opbouw van
het socialisme in één land werd aanvaard.
Terloops
maken we de lezer attent op hoofdstuk 9, waar Ernest Mandel de
thesis bepleit dat de socialistische revolutie vandaag wel in
één land van West-Europa de overwinning kan behalen. Deze
flagrante schending van de Trotskistische bijbel wordt Mandel
uitsluitend ingegeven door de (verzonnen) veronderstelling dat
de eurocommunisten de tegenovergestelde mening zijn toegedaan.
Ondertussen
blijven we nog in het eerste
essay, volgens hetwelk die theorie - de opbouw van het
socialisme in één land - moet leiden tot een
"proliferatie van nationaal-communisme". Met een
evidentie die geen bewijs behoeft, ontdekt E. Mandel bij de
communistische partijen reeds lang als wezenstrekken de
verdediging van het sociaal status-quo binnen de
imperialistische landen, de verdediging van het privé-bezit, de
integratie in de burgerlijke staat en het proces van
sociaaldemocratisering, de onderwerping aan de voogdij van de
burgerij. Erg origineel zijn de eurocommunisten ook al niet,
aangezien ze in feite niets anders doen dan herhalen wat Kautsky
zaliger reeds heeft gezegd, of beter nog: zij zijn verre ten
achter op deze aartsvader van het revisionisme.
Het meest verhelderend
voor de wijze waarop Ernest Mandel het eurocommunisme niet
begrijpt (of niet wenst te begrijpen) is de lectuur van de
laatste drie hoofdstukken.
De eurocommunisten
stellen tijdens deze periode de mogelijkheid voorop de macht van
de monopolies te beperken door een brede alliantie van alle
democratische krachten, rondom de georganiseerde actie van de
arbeidersklasse. Zij stellen als perspectief het verwerven van
machtsposities door deze alliantie, in de verschillende
geledingen van de staat (op economisch zowel als ideologisch
gebied). Die mogelijkheid vloeit voort uit de veranderingen in
de rol van de staat, uit de verworvenheden van de
antikapitalistische strijd, en uit de toenemende onbekwaamheid
van de monopolistische staat om een democratisch proces te
verwerken.
In feite komt dit neer op
een veeldimensionele uitbreiding van de revolutionaire strijd,
waarbij de ideologische en politieke factoren in belang
toenemen. Men laat a.h.w. geen enkel strijdperk meer over aan de
hegemonie van rechts, maar men aanvaardt die strijd niet alleen
op economisch gebied, maar ook in het politieke en ideologische
vlak. Men verwerpt zo de machteloze opvatting dat rechts - en
vooral de monopoolgebonden krachten - voldoende sterk blijft om
vanuit zijn economische machtspositie ook het politiek terrein
te blijven beheersen.
Het gaat hier om een
dynamische opvatting die niet alleen voor de traditionele
arbeidersstrijd nieuwe mogelijkheden opent, maar die concreet
houvast kan geven, een reëel alternatief biedt voor een veel
verspreide uitzichtloosheid, aan de nieuwe brede lagen van
werkers in de culturele, juridische, medische, sociale en
wetenschappelijke sferen. Het gaat hierbij ook al lang niet meer
om een louter theoretisch vraagstuk. De arbeidersstrijd,
gekoppeld aan de parlementaire actie, heeft steeds verhinderd
dat de heersende klasse zomaar haar opvattingen omtrent privé-bezit
kan toepassen in verschillende gevallen van bedrijfsbezetting.
Zelfs in de rechtsspraak dringen hieromtrent veranderende
opvattingen door.
Op een ander terrein kan
geen ernstig mens nog volhouden dat de hegemonie van de
heersende klasse over de massamedia een onbetwist feit is.
Zoniet zou ze zich veel minder - en dikwijls vruchteloze -
inspanningen moeten veroorloven om de journalisten in het gareel
te houden.
Fundamenteel gaan de
eurocommunisten er van uit dat de burgerlijke instellingen,
doorheen de strijd van arbeiders en democraten, potentiële
instrumenten geworden zijn voor de overgang naar het socialisme.
Instrumenten die zelf de inzet uitmaken van de betwisting tussen
de klassen.
Welnu, heel deze dynamiek
- hier uiteraard vluchtig en onvolledig geschetst - wordt door
E. Mandel afgedaan als "slaafse volgzaamheid t.o.v de
burgerlijke legaliteit, een poging om ‘botsingen te
vermijden’, enz.". Hij houdt het bij het bekende schema
van de verwerping van de bestaande staatsstructuren door het
groeien - naast die structuren - van "verkozen
arbeidersraden", die de macht zullen naar zich
trekken om dan op die grote revolutionaire dag hun plaats in te
nemen. In feite is deze stelling een uiting van machteloosheid,
een aanvaarden van de feitelijke overmacht van rechts in de
bestaande structuren, het uit de weg gaan van een levende
realiteit voor het najagen van een levensvreemd en gescleroseerd
schema. Ze leidt dan ook tot de meest aberrante voorstellen waarvan we het meest karakteristieke -door de auteur
als hoofdtroef bestempelde - niet kunnen verzwijgen.
"Het
is op echte "economische en financiële onderhandelingen
van Brest-Litovsk" dat de arbeidersbeweging van
Zuidwest-Europa zich moet voorbereiden. De hoofdtroef die we bij
deze onderhandelingen in handen hebben, dat is de televisie (die
Lenin en Trotski in 1918 ontbrak). De meest renderende
investering - de eerste! - die de eerste Franse, Spaanse,
Italiaanse of Portugese arbeidersregering zou moeten doen, is
het bouwen van de machtigste uitzendtoren ter wereld met alle
nodige relaisposten om alle avonden alle Duitse, Engelse,
Nederlandse, Zweedse, Oostenrijkse,
Deense familiehaarden te bereiken. Hij zou de miljoenen
vakbondsleden in die landen voortdurend moeten bestoken met
dezelfde vragen: zijn jullie het er mee eens dat men ons
uithongert terwijl wij bezig zijn jullie programma, het
programma van jullie organisaties te verwezenlijken? Gaan jullie
akkoord om je werk en levenspeil op het spel te zetten tot
meerdere glorie van het privé-bezit? Gaan jullie ermee akkoord
om ons te verhinderen democratisch de weg naar een zelfbeheerde
en vrije socialistische maatschappij te kiezen? Of verkiezen
jullie dat we onze middelen samenbrengen om samen een wereld op
te bouwen zonder werkloosheid en zonder honger, waarin de
arbeiders eindelijk in de vrijheid meester over hun lot zijn?
Wedden dat de kandidaat-Ludendorffs van 1978 of van 1981 snel op
hun nagels zullen bijten, zoals de Ludendorff van 1918,
nauwelijks zes maanden na het begin van de onderhandelingen van
Brest-Litovsk op zijn nagels heeft moeten bijten". Zonder
commentaar.
Zoals
de verkiezingen van 17 december hebben aangetoond, is Mandel’s
onrust over de teloorgang van het trotskisme t.o.v. de
eurocommunistische strekking niet ongegrond.
Wanneer
men wijze lessen in revolutionaire strategie wil verkopen aan
Europa en de wereld, wanneer men de hoofdaandacht van de kritiek
richt tegen de revolutionaire krachten waarmee de heersende
klasse het ergst in de knoop zit, wanneer men zich aanmatigt
goede en vooral slechte punten uit te delen van Chili tot de
Sovjet-Unie, dan zou men moeten vermijden door de eigen
arbeidersklasse belachelijk gemaakt te worden. Zoals Mandel te
Luik met zijn 0,1 t.h.
Wij
appreciëren het grote vakmanschap van professor Ernest Mandel,
marxistisch economist. De grootste dienst die hij de
arbeidersklasse kan bewijzen, is al zijn aandacht uitsluitend te
besteden aan de economie.
Ernest
Mandel, "Kritiek op het eurocommunisme", uitgave Fonds Leon Lesoil.
|