Ooit
zei ik tegen ons vorstenpaar: ““Mandel is toch een van de
bekendste Belgen in het buitenland?” Ze glimlachten
schaapachtig.
Ernest
Mandels boeken, artikels of discussiebijdragen lezen (of
aanhoren) leidt voortdurend tot tegenstrijdige gevoelens.
Bewondering voor verfrissende gezichtspunten en soms
overrompelende feitenkennis, verbazing over niet geëxpliciteerde
problematische uitgangspunten, afgrijzen voor simplismen en
demagogische debatingtruuks. “Het is een belediging voor de
arbeiders te insinueren dat...”, “een vrouw is zwanger of is
het niet” (als argumentatie dat een combinatie van markt en
plan onmogelijk is); “wie niet voor de revolutie kiest, kiest
voor de contrarevolutie” - het volgende ogenblik kan de
tegenstander dan weer niet dialectisch en genuanceerd genoeg
zijn. Zelf is hij de maatstaf voor wetenschappelijkheid en
eigenlijk is er maar één probleem: dat de anderen zo dom of
vooral zo onwillig zijn om zijn oplossingen over te nemen. Want,
zo suggereert hij, niemand is zo gedreven als hij door de
“categorische imperatief om alle verhoudingen te bevechten
waarin mensen uitgebuit, onderdrukt, verminkt, miskend,
verwaarloosd en vervreemd worden.” Zwaar geschut, maar voor de
redding van de mensheid natuurlijk geheel op zijn plaats. Bij
publieke debatten begrijpt het gehoor dit meestal snel, zodat
hij gewend is overtuigde aanhangers en tegenstanders tegenover
zich te vinden, met applausopbod als gevolg.
Het
laatste live-debat met Mandel dat ik meemaakte was op het
Volkskamp van Elcker-Ik en Oxfam-Wereldwinkels in 1988. Het ging
over de glastrojka in de Sovjetunie. De gehaaide debaters Mandel
(leve de glasnost, weg met de perestrojka) en Ludo Martens (leve
de perestrojka, weg met de glasnost) mangelden de arme Van Geyt,
die er als een goedmenende vakbondsleider de Russische arbeiders
van het problematische van de situatie leek te willen
overtuigen. Geen verheffende vertoning, maar de twee spionkoppen
(en hun ex-leden die op zulke mooie ogenblikken hun oude
reflexen niet kunnen negeren) amuseerden zich kostelijk.
Nep
In
een discussie in De
Groene Amsterdammer (16
december 1988) herhaalde Mandel een half jaar later zijn stelling over
de glastrojka: “Tussen glasnost en perestrojka is er een
tegenstelling, niet een overeenkomst. Dat is toch duidelijk? Hoe
wilt ge in de Sovjetunie vijftien miljoen mensen buitengooien en
ze tegelijkertijd de macht laten daartegen te protesteren, te
roepen, te staken, te proberen het te verhinderen.” Het doet
me denken aan het begin van de jaren zeventig toen bij het
uitbreken van de crisis Ral en Amada het erover eens waren (zij
het met verschillende terminologie) dat de crisis noodzakelijk
tot een versterking van de repressieve rol van de staat, c.q.
tot fascisering zou leiden. Die “vijftien miljoen mensen”
zijn in West-Europa intussen op straat gevlogen. We hebben
Poniatowski gehad in Frankrijk en VDB en Gol in België. In 1977
is in Duitsland een zeer koude herfst over het land getrokken.
Maar al bij al heeft de West-Europese glasnost deze stormen goed
doorstaan.
Goed,
West-Europa is Oost-Europa niet. Toch blijft die principiële
tegenstelling tussen glasnost en perestrojka me bevreemden.
Mandel kan natuurlijk gelijk hebben, en wie zou de Russische
bureaucraten overschatten? Ook nu gaan er in de Sovjetunie weer
stemmen op die stellen dat Gorbatsjov meer kans van slagen heeft
als hij bij zijn hervormingen wat autoritairder te werk zou
gaan. Maar wie had verwacht wat nu gebeurt? Open verkiezingen
met verpletterende nederlagen voor apparatsjiks in de Sovjetunie
en Polen; politiek pluralisme in Polen en Hongarije met pogingen
de vrije markt opnieuw haar rol te laten spelen. Mandel had de
voorbije jaren toch moeten leren hoe riskant het is zich aan
precieze voorspellingen te wagen (revolutie in Spanje, sterke
staat in West-Europa, veralgemeende recessie in de jaren
tachtig, onmogelijkheid van hervorming van bovenaf in
Oost-Europa..., voor die ene voorspelling die toevallig uitkomt
zal hij zich twintig jaar later nog op de borst kloppen). Het
belangrijkste is dat Mandel niet van de markt houdt. Elke
combinatie markt-democratie blijft in zijn ogen ondanks alle
ervaringsgegevens de kwadratuur van de cirkel.
Er
is nog een andere reden, waarom Mandels stelling me bevreemdt:
1921, de NEP (Nieuwe Economische Politiek), Lenins perestrojka.
Lenin was akkoord met Ernest Mandel en Ludo Martens: perestrojka
en glasnost gaan niet samen. Maar hij koos zoals Martens. De
andere partijen werden buiten de wet gesteld en het tendensrecht
binnen de partij werd afgeschaft (en het PvdA-blad Solidair verdedigt
vandaag Noord-Korea en Roemenië). Fout, zegt Mandel al jaren,
het grote gevaar tijdens de NEP
was niet het
herrijzen van de burgerij en de contrarevolutie, maar de
depolitisering en demoralisatie van de arbeidersklasse.
Depolitisering, is het dat niet wat kameraad Mikhail in de
Sovjetunie probeert te doorbreken? Kameraad Ernest heeft er geen
boodschap aan als politisering niet samengaat met het behoud van
alle verworven rechten. Maar wat blijft er behouden van
verworvenheden als de Sovjetunie versneld de economische afgrond
in tuimelt? Mandel redeneert hier als een echte
biefstukkensocialist. In zijn materialistische visie - voor één
keer niet in de filosofische betekenis - leeft de proleet van
brood alleen en is die enkel daardoor te motiveren. Dat de
arbeidersbeweging groot geworden is door opoffering en
solidariteit vergeet hij gemakshalve. Socialisme en inleveren
kunnen in zijn visie niet met elkaar samengaan. Staan mensen als
Walesa die op het Oost-Europees politiek mijnenveld hun verstand
en moraliteit bij elkaar weten te houden, niet honderden mijlen
verder?
Dat
een ecologisch werkbaar, solidair wereldsocialisme onmogelijk is
zonder inleveren in het Westen - doe nu niet alsof elke arbeider
hier arm is - is een waarheid die door de trotskistische
voorhoede verdrongen wordt tot na de revolutie. Dat geldt des te
meer voor Mandel omdat zijn visie op het socialisme er een is
van stagnatie in een mate die zelfs weinig ecologisten voorstaan
(dat zegt hij overigens zelden hardop). In het Groene
debat: “Wat
is er tegen stagnatie? Moet u na twee televisie-toestellen drie
televisie-toestellen, en vier, en vijf?” Het zoveelste
simplisme, wellicht bruikbaar bij een ondermaats publiek. Een
visie op de kapitalistische ontwikkeling waarvoor in elk geval
vadertje Marx niet zou hebben getekend - zie zijn nadruk op de
voortdurende ontplooiing daarbinnen van nieuwe mogelijkheden en
behoeften. En dit in een periode waarin we technologische
doorbraken van een dergelijke omvang meemaken, dat de
“socialistische” en derdewereldlanden meer dan voorheen voor
de kapitalistische verleiding bezwijken. Mandels
“laatkapitalisme” (in het Frans “capitalisme du troisième
âge”!) is springlevender dan ooit.
Mono
In
het voorjaar verscheen Mandels nieuwe boek Beyond
Perestrojka (Verso,
Londen). De goede Van Geyt besprak het in Toestanden (9 juni
1989), dat wil zeggen: hij ging een brave polemiek aan over het
feit dat markt en plan en democratie wel kunnen samengaan en
daarnaast verdedigde hij de politiek van vreedzame coëxistentie
(maar natuurlijk!). Op dit ogenblik is het boek een half jaar
uit en is er al merkwaardig veel gebeurd in de “socialistische
landen” dat buiten Mandels scenario”s valt: van de
ronde-tafelbesprekingen tot de “Solidarnosc-regering” in
Polen; de verkiezingen en beginnende politieke fractievorming
in de Sovjetunie; de studentenrevolte en bureaucratische
contra-revolutie in China; de toenemende vluchtelingenstromen
uit de DDR, Bulgarije en Roemenië.
Dat neemt niet weg dat het een
lezenswaardig boek blijft met veel interessant materiaal en
boeiende analyses. In een boek - in wezen een monoloog - kan men
natuurlijk gemakkelijker zijn problematische uitgangspunten
wegmoffelen dan in een debat. Zoals bij echte kremlinologie moet
men dan ook tussen de regels kunnen lezen. Zo zal het
trotskisme-“watchers” interesseren dat de formulering
“gedegenereerde arbeidersstaat” of zelfs gewoon
“arbeidersstaat” in het boek niet voorkomt. In het
slothoofdstuk wordt het geloof in de revolutionaire kracht van
het proletariaat echter duidelijk herbevestigd. De laatste
alinea”s zijn aan een lang citaat van Leon Trotsky
voorbehouden, waarin de echte socialistische revolutie en het
echte democratisch socialisme worden beschreven.
De potentiële kracht van de
arbeiders kan inderdaad moeilijk worden weggecijferd. Maar
waartoe zal die dan het meest waarschijnlijk leiden? De spontane
volksbewegingen geven daarvan al een aanduiding (en spontane
bewegingen mag men volgens Mandel geen strobreed in de weg
leggen). En stel dat een nieuwe, “ware” bolsjevistische
leiding de arbeiders echt zo gek krijgt het nog eens op hun
manier te proberen - maar nu ook echt democratisch - dan is er
nog altijd het probleem dat totale planning tot bureaucratie en
stagnatie leidt. Dat is niet enkel de overduidelijke conclusie
van het debat met zo goed als alle andere Oost-Europa-kenners -
ook die uit Oost-Europa natuurlijk (de liefhebbers verwijs ik
naar het interessante debat tussen Mandel, Alec Nove,
Wlodzimierz Brus en Diane Elson dat de voorbije jaren in The
New Left Review is gevoerd). Dat blijkt ook uit de
ervaring met staats- (of zelfs al gemeente-) apparaten en met
grote ondernemingsbureaucratieën in de westerse, democratische
wereld.
Laatste voorbeeld
Ik lees het debat in De Groene nog eens door. Het was me in eerste instantie nog
niet zo in het oog gesprongen : om het argument dat privé-eigendom
noodzakelijk is als basis voor politieke vrijheid te
ontkrachten, roept Mandel het voorbeeld van Slovenië in. Deze
deelrepubliek van het geteisterde Joegoslavië lijkt wel de
nieuwe heilsstaat: “Slovenië is een van de vrijste landen in
Europa, ondanks het feit dat daar geen privé-eigendom (van
produktiemiddelen zal hij wel bedoelen, dj) bestaat. In Slovenië
kunt u zeggen en schrijven wat u wilt, er is niet een politieke
gevangene, u hebt daar persvrijheid, vrijheid van meningsuiting,
religieuze vrijheid, grote processies waarbij de politie niet
tussenbeide komt.” Is Joegoslavië niet een land zonder
werkzekerheid en zendt ook Slovenië niet vele gastarbeiders
naar, het nabije Oostenrijk en Duitsland? Is Slovenië in
Joegoslavië niet juist de republiek waar men niet enkel de
glasnost, maar ook de perestrojka het verste drijft? Dialectisch
Ernest, al te dialectisch.
|