Ernest Mandel, 22 jaar oud, schreef dit voorwoord onder de schuilnaam E. Germain voor de eerste uitgave van La conception matérialiste de la question juive. Een verhandeling van zijn vriend en politieke medestander A. Léon (Abram Wajnsztok) over de joodse geschiedenis die kort na diens dood werd gepubliceerd (in 1946) en geldt als een standaardwerk omtrent dit onderwerp. E. Mandel zal niet enkel de strijd van Léon verder zetten en dit binnen het kader van de IV° Internationale, ook zal hij zijn wetenschappelijke onderzoeksmethode van het historisch materialisme op een rigoureuse manier toepassen op de geschiedenis van het kapitalisme. In de bibliografie van Le traité d’ économie marxiste vinden we dan ook alle belangrijke titels terug die reeds door Léon ter hand werden genomen.
Tussen 1870 en 1914 was er vrede in Europa en men genoot er een relatieve welvaart, in zulk een periode worden er weinig ware revolutionairen geboren. Immers, het is niet voldoende op een juiste manier de marxistische methode en het marxistische erfgoed te assimileren, ook moet de geest onttrokken worden aan de ideologie van de heersende klasse en de wil moet zich toeleggen op dit ene doel : het proletraiaat dat de macht zal veroveren. Er is dus meer nodig dan enkel maar studie, enkel de belevenissen van iedere dag doen de mensen breken met de routine van een ‘respectabel bestaan’, zo ervaren ze onmiddellijk wat het kapitalisme in zich draagt aan spanningen, aan smart, aan vernedering en barbarij. De grote revolutionaire generatie der Russische bolsjewieken was juist gesmeed geweest in de smeltkroes van illegaliteit, gevangenissen, ballingschap en een onverbiddellijke strijd tegen het despotisme. In het Westen zou er pas een nieuwe generatie revolutionairen opstaan toen de mensheid verzeild geraakte midden de gloed van een tijdperk vol crisissen, oorlogen en revoluties.
Oorlogen en opstanden schommelden aan de wieg van A. Léon en het was met oorlogen en opstanden dat hij aan zijn einde zou komen. Toen hij het daglicht zag dreunden door de straten van Warschau, zijn geboortestad, de stappen van de revolutie. Twee sovjets rivaliseerden er om de macht. Aan de horizon daagde de silhouet op van de Republiek der Sovjets. De legers in aftocht sleepten hun menselijke wrakken met zich mee, hun wrok en hun dorst naar gerechtigheid. En dit tot in de volksvergaderingen In opeenvolgende golven stroomden vanuit de duistere krochten van de mensheid mannen en vrouwen de poltieke arena binnen, jong en oud, en allen waren ze arm, onderdrukt en misdeeld en allen hadden ze zwijgend geleefd, en plots ontdekten ze dat ze een stem hadden. En terwijl door de stad zelf in hun vuist de rode vaan oprukte, wapperde op de burcht reeds het rood witte vaandel met de Poolse adelaar, gehesen door de legioensoldaten van de ‘socialist’ Pilsudski. Twee symbolen, twee ideologische strekkingen die streden om de suprematie over de massa’s. Het zo korte en vruchtbare leven van Léon voltrok zich dan ook bijna volledig binnen het kader van dit gevecht. Polen was verscheurd en opgesplist geweest bij iedere belangrijke wending van de geschiedenis, en het kon dan niet anders of ook de arbeidersbeweging was gehypothekeerd door een militant nationalisme, die erfenis uit een armoedig verleden, zwaar om dragen.
De Poolse joden op hun beurt, telkens opnieuw het slachtoffer bij iedere politieke en sociale crisis, overgeleverd aan de pogroms, zowel onder de tsaren als tijdens de Revolutie, onder de Witten, de Russen, de Polen, de Oekraïners en onder de Litouwers moesten wel kiezen voor een wanhoopsdaad als oplossing. Ze schiepen een nieuwe nationalistische mythe, het zionisme dat het typisch denken vertolkte van een joodse kleine burgerij zonder uitweg. En toch, ook onder de jongeren verspreidde zich de reactionaire utopie, vooral dan onder de arbeidersjongeren en versmolt met hun streven naar een socialistisch ideaal, met hun wil om actief deel te nemen aan de strijd van het wereldproletariaat. De tegenstelling tussen het kleinburgerlijk karakter van het zionisme en de strenge eisen van het marxistisch internationalisme bracht sommige zionistische leiders ertoe om een nieuwe theorie te formuleren. Ze fusioneerden het socialisme waarvan ze de wetenschappelijke basis niet ontkenden met hun zionistische aspiraties en schonken zo aan dat laatste een marxistische rechtvaardiging. Er werd een vreemde theorie geboren die men het ‘borochovisme’ is gaan noemen naar zijn auteur ‘Beer Borochow’ en die voor meerdere decaden de ‘officiële’ theorie zou worden van honderdduizenden socialistische joodse revolutionairen van over heel de wereld.
In het ouderlijk huis van Léon waren vader en moeder aanhangers van het officieel zionisme. Toen de jongen tot een zeker bewustzijn was gekomen voelde hij zich dan ook sterk aangetrokken tot de zionistische mythe als tot een religieuse roes. Meer nog, de mythe zou werkelijkheid worden ; toen hij oud genoeg was om naar de lagere school te gaan besloot zijn familie naar Palestina te vertrekken. De overweldigende indruk van deze reis zal hem altijd bijblijven, als ware het een sprookje geweest. Hij herinnerde zich later nog hoe de zon brandde boven de daken van Constantinopel, hoe de zee beukte toen ze aanlegden op de betoverende eilanden van de Archipel en welke de eerste indruk was die hij opving van de scherpe en schrille kust van het Beloofde Land. Het sprookje duurde echter niet lang, een jaar later besloot zijn vader om naar zijn geboorteland terug te keren. De jongen, gezien de wisselende omstandigheden waarin hij vertoefde, observeerde, poogde te begrijpen, maakte zich eigen wat dit ononderbroken komen en gaan wel mocht betekenen. Zo was ook de geest op reis en vestigde zich pas later. Het duurde dan ook tot 1928, toen de familie besloot om definitief naar België te emigreren, voor Léon interesse begon te vertonen voor zijn leeftijdsgenoten, hij nam contact op met de zionistische socialitische jongerenbeweging, de ‘Hajhomer Hazaïr’ de ‘Jonge Wacht’.
Uiteenlopende invloeden begonnen op hem in te werken. Op school werd het hem duidelijk hoe hoog de barrière was tussen zijn kameraden en hemzelf, hij een jood en vreemdeling. Hij moest wel begrijpen dat hij ‘verschilde’ van de anderen, dat hij in een moeilijke situatie verkeerde te wijten aan zichzelf, hij moest wel constateren dat hij heel de tijd als volgt werd behandeld ; men betrok hem niet bij het spel zoals een andere jongen, noch in de gesprekken, zo maar, zonder opmerkingen of lichte spot. En ‘s avonds dan, wanneer hij naar huis terugkeerde door de straten van de oude Brusselse stadswijken waar het krioelde van de mensen, dan stelde hij ter plekke vast welke de tegenstellingen waren eigen aan de moderne samenleving : luxueuse auto’s stopten voor mooie huizen, maar om de hoek speelden er kinderen midden het afval, vuil en smerig, en altijd met lege magen. Het kon niet anders of zijn gevoelig hart moest wel getroffen worden door dit beeld van een wereld die was opgedeeld tussen arm en rijk, het kon niet anders of hij moest wel spontaan partij kiezen voor de onderdrukten, hij die zich het slachtfoffer wist van een dubbel onrecht. En Abram werd een vurig militant van de revolutionaire jeugd. Wat zijn hart voelde aan verontwaardiging en revolte begon hij met zijn verstand te verklaren en te synthetiseren. Achtereenvolgens probeerde Léon, geholpen door een methodisch marxistisch leerproces een inzicht te krijgen in de wereld en een oplossing te vinden voor het sociaal probleem, hierbij vertrekkend uit de notie van de klassenstrijd. De jongerenbeweging waarvan hij lid was bleef een voorbeeld van hoe men georganiseerd te werk gaat, en ondanks de onsamenhangende ideeën was het een van de beste leerscholen in de proletarische manier van leven en principes. Zo raakten de familiebanden op de achtergrond, evenals de traditie en de erfenis van een kleinburgerlijk verleden, vol bekrompendheid, vol schrik voor de ‘autoriteiten’. Het karakter bevrijdde zich samen met de geest, Léon leerde zichzelf te beheersen, zich te laten leiden door de rede, vast te houden aan een bepaalde doelstelling. De wil werd doordrongen met het ideaal. De persoonlijkheid kreeg gestalte, aaneengesmeed, alles ging in dezelfde richting, die van de strijd voor het socialisme en hij vond de meest verheven voldoening in de gedachte aan en de actie in dienst van het wereldproletariaat.
Het duurde echter niet lang of de jonge Léon was veruit de beste miltant binnen de jeugdbeweging, hij overtrof al zijn leeftijdsgenoten. Hij was de intelligenste, de meest energieke, de meest tolerante en tevens het voorbeeld van een weldoordachte kalmte, vol zelfvertrouwen, wat als vanzelf het respect opriep van allen die in zijn omgeving vertoefden. Geboren leider werd zijn autoriteit niet in vraag gesteld en dit zonder dat hij zijn stem hoefde te verheffen of allerlei zaken moest toezeggen, hij hoefde ook niet te dreigen, te charmeren of opmerkelijke dingen te doen. Al vlug werd hij op een democratische manier verkozen op verschillende niveau’s van de Hajhomer, kwam zo aan het hoofd te staan van de Brusselse afdeling en werd aldus lid van de nationale leiding.
Door familiale omstandigheden zag hij zich verplicht om tijdelijk zijn studies af te breken en om in zijn levensonderhoud te voorzien moest hij zich veelvuldig verplaatsen doorheen heel België. Zo kwam hij opnieuw in contact met de arbeiders, de arbeiders die nog maar eens op straat waren gekomen om hun krachten te tonen en hun rechten op te eisen. Het waren zonnige dagen tijdens die zomer van 1936 toen de koortsige toestand in de steenkoolmijnen van Charleroi voor opwinding zorgde in de mijnwerkersdorpen van de Borinage. Op alle kruispunten hielden rijkswachters een oogje in het zeil, doch ondertussen troepten de arbeiders samen om te luisteren naar hun nieuwe voorman, die onlangs op de voorgrond was getreden. Er waren jaren verstreken sinds ze nog zulk een eerlijke revolutionair hadden gehoord. Met duizenden waren ze naar Flénu gekomen, naar Jemappes, Quaregnon, Frameries en naar het grote stadium van Bouverie om er de vlammende toespraken te aanhoren van Walter Dauge, de jonge stichter van de Parti Socialiste Révolutionnaire. Léon volgde de meetings van Dauge op de voet, leerde wat het verschil was tussen trotskisme en stalinisme, ging aan de studie en twijfelde niet lang. Hij koos voor de ideeën die volgens hem de juiste weergave waren van het marxisme, de werkelijke belangen van het wereldproletariaat weerspiegelden en hij verwierp de miserabele vervalsingen van de heerser van het Kremlin. Op hetzelfde ogenblik voltrokken zich in Moskou een hele reeks grote processen en nu besloot hij definitief positie te kiezen. Vanaf dat jaar wordt hij een overtuigd ‘trotskist’ en dit in tegenstelling met de wereldorganisatie van de Hajhomer die eerder met het ‘stalinisme’ sympathyseerde. En niet zonder succes wist hij zijn ideeën te verdedigen op de nationale vergaderingen en internationale congressen.
En toch bleef hij gehecht aan het zionisme ondanks het feit dat hij al ver gevorderd was in zijn studie van het marxisme en ondertussen had hij ook ernstig de politieke economie ter hand genomen. En alsnog wordt hij een jaar later voorzitter van de Zionistische Federatie van België. Al zijn energie, geheel zijn revolutionair elan stelt hij in dienst van deze zaak. Wanneer er een groep jonge militanten naar Palestina vertrekt, naar een ‘communistische’ kolonie doet hij een enthousiaste oproep om hun voorbeeld te volgen. Maar dan ‘plots’ begrijpt hij het niet langer, begint hij te twijfelen. Naast hem, aan zijn bureau, zitten de vertgenwoordigers van de burgerlijke en kleinburgerlijke organisaties. Voeren hij en zij dan niet dezelfde strijd, hier en nu, is hij dan niet vast van plan hen zonder genade te bestrijden, eenmaal de ‘nationaliteit’ en de ‘mogelijkheid voor een doeltreffende strijd’ zijn verworven, ginds in Palestina ? [1] Als dit maar geen ‘sociaal-patriotisme’ is, zij het in een ietwat speciale gedaante ! Léon kent zijn Lenin als geen ander. Het lange en heldere betoog uit Tegen de stroming verliest hij nimmer meer uit het oog. Hoe het integraal leninimse verzoenen met het zionisme ? Bestaat er wel een gemeenschappelijke basis voor de joodse nationale strijd en het socialistisch internationalisme ?
Op zijn beurt, twee decennia na Borochow ging Léon op zoek naar de ‘marxistische verantwoording’ voor zijn zionistische opvattingen, trad hij in het spoor van deze ‘theoreticus’ van de Hajhomer. Hij stelde alles in vraag, hij ontrafelde systematisch, stap voor stap de samenhang van deze ideeën, hij aanvaardde geen enkel axioma van deze zionistische ideologie. Daarbij baande hij zich een weg doorheen menigvuldige vooroordelen omtrent de geschiedenis van zijn volk, vooroordelen die leefden zowel bij de joden zelf als bij de niet-joden. Een geschiedenis die evenzeer opmerkelijk als uitzonderlijk leek, waarvoor zijn scherpe wetenschappelijke geest een verklaring zocht en dit aan de hand van de marxistische methode. Halverwege zijn speurwerk zond hij meerdere artikels naar het trotskistisch weekblad La lutte ouvrière. Enkele redacteurs van dit tijdschrift namen contact met hem op. Hij was verwonderd hoe deze eenvoudige arbeiders, zoals een Teuninck, beenhouwer van beroep, beschikten over een schat aan historische, economische en politieke kennis. Hij voelde dat de ware voorhoede daar te vinden was. Net als de reiziger die al onbewust zijn reisdoel heeft gekozen, keek hij voor een laatste maal om naar wat achter hem lag : hij wilde ‘in schoonheid’ breken, heel bewust, maar eerst nog zou hij aan zichzelf en aan zijn kameraden de ware reden voor de breuk uitleggen, zou hij al het mogelijke doen om aan zijn vrienden te laten zien wat hem de waarheid leek die hij kwam te ontdekken. Zijn ‘Thesissen over het jodenvraagstuk’ kregen vaste vorm, thesissen waarvan zijn boek La conception matérialiste de la question juive een uitgebreide bewerking zou worden.
Ondertussen raakte over heel het continent de joodse bevolking in paniek en angst. Ze wisten dat de oorlog nakende was en voelden dat er aan de einder een vreselijke catatstrofe opdaagde, ze werden nerveus en bang. De Hajhomer riep zijn wereldcongres bijeen. Reeds hing de dreigende schaduw van Hitler boven Brussel. Gepassioneerd werd er gediscussieerd, de argumenten gingen zowel de ene als de andere richting uit. Sommige afgevaardigden spraken zich uit voor een ‘voorwaardelijke’ steun aan het Brits imperialisme, anderen voor een ‘neutrale’ houding of nog voor de verdediging van Palestina, los van iedereen, zo een ‘fascistisch’ leger het land zou naderen. Léon nu, ondanks het gejauw en het verontwaardigd geschreeuw aan het adres van deze ‘renegaat van Israël’, verdedigde heel moedig het standpunt van het integraal ‘revolutionair defaitisme’, en dit nog voor hij definitief met het zionisme had gebroken. “Wee hen die als gevolg van hun eigen sociaal-patriotisme het chauvinisme van de arbeiders van de ‘vijandelijke landen’ zullen aanwakkeren. Het is tegen hen dat hun ‘wapen’ zich zal keren, keihard ! Wee hen die hopen dat deze oorlog van het Britse imperialisme tegen zijn Duitse concurrent wat dan ook zal wijzigen aan het ellendige lot van de joden uit Oost-Europa. Zij zullen worden geslachtofferd, zij zullen het hardst getroffen worden !”
In die zin moet Léon gesproken hebben. Wat waren de centristen met verstomming geslagen. Ze waren niet in staat geweest om hun redenering tot het einde toe door te trekken, bij elk kruispunt van de geschiedenis moesten ze wel voor een gemakkelijke oplossing kiezen, compromissen voorstellen waarmee ze niks konden aanvangen, oog in oog met de gestrengheid van de geschiedenis, wat moesten hun gedachten wel vastgeroest zijn ! Wat tragisch dat ondertussen de gebeurtenissen die voorspellingen hebben bevestigd !
Terwijl het onweer van de imperialistische oorlog België naderde om in mei 1940 boven het land los te barsten stelde Léon ondertussen zijn ‘Thesissen over het jodenvraagstuk’ op punt, die hij ter discussie aan zijn organisatie zou voorleggen. In zijn poging om het hoe en het waarom van de bijzondere geschiedenis van het joodse volk te vatten was hij gebotst op de theorie van Borochow, een ‘metafysisch materialisme’ zoals hij het noemde. Eerst en vooral probeerde hij dit obstakel uit de weg te ruimen. Borochow had gesteld dat aan de oorsprong van het ‘jodenvraagstuk’ het feit lag dat de joden, vooral de joodse arbeiders, geen enkele rol speelden binnen de vitale sectoren van de economie (zware industrie, metaal, steenkoolmijnen), daarentegen waren ze sterk vertegenwoordigd in die sectoren die aan de ‘rand’ lagen van het economisch leven. Terwijl de sociale samenstelling van de andere volkeren eruit zag als een piramide, met aan de basis honderduizenden mijnwerkers, metaalarbeiders, spoorwegmannen, enz. met vervolgens brede lagen kleine ambachtslieden en aan de top groothandelaars, industriëlen en bankiers, leek de sociale samenstelling van het joodse volk eerder een omgekeerde piramide. Een piramide waarbij brede lagen ambachtslieden werden gestut door een kleine groep arbeiders - en dan nog arbeiders uit de ‘niet-vitale’ sectoren van de industrie - die bovendien het enorme gewicht torsten van een indrukwekkende massa kleine handelaars.
Eenmaal in zijn analyse op dit punt gekomen had Borochow halt gehouden, hij had dit aanvaard als een ‘historisch’ gegeven. Dus om een oplossing te vinden voor dit probleem diende men eerst ‘de omgekeerde piramide om te keren’ zodat er een ‘normale’ joodse gemeenschap werd geschapen, zoals dat bij andere volkeren het geval was. Dan pas kon het joodse proletariaat serieus de revolutionaire strijd ter hand nemen : deze nieuwe gemeenschap kon enkel in Palestina tot stand komen.
Léon begreep meteen wat deze theorie bevatte aan ‘niet dialectisch’, de huidige sociale toestand van de joden mocht niet gezien worden als een ‘feit’ doch als het product van een historische evolutie. Waar kwam deze ongelijke historische evolutie van de joden vandaan ? En zo was Léon begonnen, aanlsuitend bij het gedachtengoed van Borochow, gekoppeld aan enkele vluchtige opmerkingen van Marx die, in één trek, met zijn vertrouwd genie, het ‘mysterie’ van de joodse gemeenschap had samengevat, aan de reconstructie van heel het joodse verleden. De verklaring van de religie van het joodse volk en waarom die was blijven voortbestaan, een heel origineel verschijnsel, diende te worden gezocht in het sociale leven van de joden. Hij nam alle documentatie die er toen bestond ter hand en werkte de theorie uit van ‘volk-klasse’, wonderbaarlijk in al zijn eenvoud, onmisbare sleutel om het verleden en het heden van de joden te begrijpen en dus om een oplossing te vinden voor hun ellende.
Het borochovisme had het niet enkel mis in zijn uitgangspunten, het sloeg de bal ook totaal verkeerd in de besluiten die het trok. Borochow plaatste de ‘oplossing’ van het joodse vraagstuk niet enkel buiten elk historisch kader maar ook nog eens buiten de dagelijkse sociale realiteit. Ook al ‘wilden’ enkele duizenden joodse arbeiders nog zo graag een ‘samenleving als een andere’ tot stand brengen, dan nog wogen ze wel heel licht tegenover de imperialistische reuzen, reuzen die in een periode van verval van imperialisme en kapitalisme, als leeuwen vechten voor elk uithoekje van de wereld, tegenover deze zeer krachtige coalitie van grote mogendheden met gelijke klassebelangen die de arena van de wereld beheersen. Borochow had niet berepen wat de wet van de gecombineerde ontwikkeling betekende in een tijdperk verval van het imperialisme waarbij aan welke natie dan ook elke oplossing ontzegd wordt voor welk probleem dan ook onder het kapitalisme in verval. De tragische eigenaardigheden van de joodse gemeenschap mocht men niet ‘geïsoleerd’ zien van het geheel van een maatschappij in verrotting. Men kon bij de joden de ‘omgekeerde’ piramide niet omkeren, terwijl de ‘normale’ piramide zelf, die van de andere volkeren, aan het ineenstorten was. Enkel de proletarische wereldrevolutie was in staat om het joodse geschiedenisverhaal ‘normaal’ te laten verlopen. Binnen het enge kader van het kapitalisme in verval restte er geen enkele oplossing van het joodse vraagstuk.
En zo rekende Léon tevens af met zijn eigen verleden. Hij stelde niet enkel het zionistische ideaal aan de kaak als utopisch en kleinburgerlijk, hij toonde ook hoe dit ideaal, net zoals iedere ideologie ‘eigen’ aan de kleine burgerij veroordeeld is om een intrument te worden in de handen van het wereldimperialisme. Hij stelde het zionisme aan de kaak als een rem waar ook ter wereld op de activiteiten van de joodse arbeiders, als een rem op de emancipatie van Palestina om uit de klauwen van het Engels imperialisme te ontsnappen, een obstakel op de weg naar de volledige eenheid tussen joodse en Arabische arbeiders. Ronduit, vrij en vrank, keurde hij al zijn activiteiten uit het verleden af. Hij begreep al het determinisme, hij begreep heel goed dat het een etappe was geweest in zijn ontwikkeling. Met zijn geest doordrongen van het dialectisch denken deed Léon niks liever dan elke heldere kennis, elke staat van bewustzijn voor te stellen als het resultaat van een strijd tegen onwaarheid en vergissingen. Hij herhaalde graag : ‘Om te begrijpen moet men beginnen met niet te begrijpen !’ Geen enkele overtuiging is zo diep als wanneer ze de vrucht is van een lange en eerlijke innerlijke strijd. De jaren die hem nog restten zullen aangetoond hebben hoe gegrond deze vaststelling wel was. Nu hij de nationalistische etappe van zijn ontwikkeling had overstegen verwijderde Léon de laatste twijgen van het zionisme uit zijn denken en zijn internationalisme werd zo zuiver als men er maar een zelden ontmoet.
Nu hij niet langer tussen twee verschillende richtingen heen en weer werd geslingerd, niet langer in een dramatisch innerlijk debat was verwikkeld kon hij met al zijn energie en kracht hem eigen, zich storten op dit enkel en enig doel : de Vierde Internationale. Léon verliet, samen met een twintigtal kameraden de Hajhomer en vormde een studiekring vastbesloten om zijn aanhangers voor het trotskisme te winnen. Niks spreekt meer voor zich als het tijdstip waarop de ‘bekering’ plaatsvindt. Want, toen Léon een internationale communist werd leek in België de arbeidersbeweging wel morsdood. Hendrik de Man, geëvolueerd van een verwoed anti-militarist, was vervolgens sociaal patriot geworden, theoreticus van een smakeloze ‘revisie’ van het marxisme, minister van de koning en kwakzalver van het kapitalisme had zopas de cyclus van zijn ‘socialistisch’ leven afgesloten. Hij ontbond de partij waarvan hij voorzitter was en riep zijn kameraden op om met Hitler te collaboreren, om in Europa een nieuwe orde te stichten. De communistische partij van haar kant was geïsoleerd, buiten bewustzijn geslagen door de gebeurtenissen van mei - juni en volgde de richtlijnen van Moskou. Voorzichtig en afwachtend riskeerde het zelfs om zijn Vlaams weekblad te laten verschijnen en dit hernam naast het Kyrië van het land van ‘plezier en geluk’ de anti Britse litanieën van Goebels. Walter Dauge, de vroegere trotskistische leider wiens intellectuele bagage te licht was gebleken voor dit lange noodweer, was gedemoraliseeerd. Hij verliet zijn partij en ruilde die voor de dood. De zeldzame trotskistische kaders die nog overbleven waren verstrooid over heel het land en hadden nauwelijks nog contact met elkaar. De toestand leek dan ook enkel berusting en afwachten te rechtvaardigen. Elke andere houding leek een hopeloze revolte zonder impact.
Het ontbrak hen in eerste instantie niet zozeer aan moed om tot daden over te gaan dan wel aan de wil om na te denken en correct inzicht te verwerven. De marxistische analyse moest doordringen tot onder de zware vloersteen van het totalitarisme dat Europa in zijn greep had en daar de nog levendige krachten ontwarren die uiteindelijk de vloersteen zouden openbreken. Léon wees heel nadrukkelijk op de redenen die er waren om hoop te koesteren, voor hem was de Europese arbeidersbewegeing in haar val nu op het laagste punt beland, heropleving werd mogelijk, we mochten niet passief afwachten, we moesten de heropleving voorbereiden, de kaders politiek wapenen en zo mogelijk ook de massa’s ; zo konden we, zelfs in de donkerste dagen van de geschiedenis, een partij smeden die later leiding zou kunnen geven. Achter iedere reden om te wanhopen diende een reden gezocht om te hopen. Deze drijvende gedachte was voor Léon meer dan een symbool, het was de aanleiding om tot de actie over te gaan. Op ditzelfde ogenblik, op 29 augustus 1940, toen het nieuws van de moord op L.D. Trotski ons met verbijstering sloeg, schreef Léon op staande voet het eerste tract van de illegale trotskistische beweging in België. Hij nam contact op met meerdere plaatselijke leiders van de partij in Brussel, een eerste leiding zag het daglicht. De clandestiene trotskistische organisatie in België werd geboren op het ogenblik van de dood van haar geestelijke vader. De onverwoestbare vitaliteit van de ideeën van de Vierde Internationale, die enkel de bewuste uitdrukking zijn van de historische realiteit, zocht enkel nog de gelegenheid en de mensen om bij zulk een zwenking van de geschiedenis te worden getoetst. Zopas had ze het ene en het andere ontdekt.
Toen brak de periode aan van een niet aflatende activiteit, koppig, onvermoeibaar, met tegenover zich almaar opnieuw opduikende problemen die telkenmale onoverkomelijk leken. Het is geen gemeenplaats, maar de harde waarheid dat de persoonlijke geschiedenis van Léon vanaf dit ogenblik onverbrekelijk verbonden werd met de trotskistische beweging van België. Voornaamste animator van de partij werd hij politiek secretaris toen het eerste uitvoerend comité werd samengesteld. Journalist met een scherpe pen, met een levendig en helder taalgebruik, voelden zijn lezers dat hij ieder probleem dat hij aansneed onder de knie had, en grondig onder de knie. De clandestiene redactie van La voix de Lénine stond onder zijn leidng en in de eerste nummers verscheen van zijn hand de magistrale studie over de structuur en de toekomst van de verscheidene imperialistische mogendheden, hij schetste in grote lijnen hoe het met de oorlog zou aflopen en hoe dit in zijn werk zou gaan. Vooorbeeldig organisator en opvoeder, animeerde hij de cellen, probeerde een illegaal apparaat op de been te brengen, beet zich vast, met een eindeloos geduld, om het vertrouwen te winnen van de arbeiderskringen van de partij, om op basis van dit vertrouwen een nationale leiding op te bouwen, door iedereen erkend en met zin voor verantwoordelijkheid. Tijdens de maand juli van 1941 zag ik de eerste keerde kans om hem te spreken, het was op de allereerste vergadering van het Centraal Comité van een partij die hij met niet aflatende inspanningen opnieuw had opgericht.
Hoewel hij meer dan totaal werd opgeslorpt door immense dagelijkse taken zowel organisatorisch als politiek, stopte Léon geen ogenblik met het ideologisch werk, het meest kostbare dat hij ons heeft nagelaten. Er was eerst het boek over het jodenvraagstuk dat hij geleidelijk tot een goed einde bracht. Zonder ophouden stelde hij hierbij details in vraag, gedurende weken dacht hij na over een bijzonder aspect, hij verslond de hele documentatie die hieromtrent voor handen was, maar eenmaal dat hij een mening had gevormd verdedigde hij die tot het uiterste. Op die manier kwam dit boek tot stand, een boek dat niet enkel een voorbeeld blijft voor hoe men de marxistische methode toepast op een welbepaald historisch vraagstuk, dat niet enkel het jodenvraagstuk ‘uitschakelt’ als problematisch vanuit het standpunt van het historisch materialisme, maar dat tevens een rijkdom aan opmerkingen en formuleringen bevat betreffende meerdere problemen uit de politieke economie. Na dit boek legde hij zich volledig toe op de uitwerking van een strikt leninistisch concept, het vraagstuk dat in die tijd alle revolutionaire militanten van de bezette gebieden in haar greep hield ; het nationale vraagstuk en hoe dit in overeenstemming te brengen met de strategie van de Vierde Internationale. Moge diegene die zich heeft laten vangen aan een gemakkelijke kritiek op de politiek van de trotskisten betreffende het nationale vraagstuk dan eerst de documenten lezen en bestuderen die Léon gedurende deze periode heeft opgesteld. Moge hij zich daarbij rekenschap geven van wat de eerste bekommmernis was van Léon, alsook van deze van heel de leiding van de partij : we wilden enerzijds het historisch programma behoeden voor het chauvinistisch virus en anderzijds de leninistische tactiek verdedigen tegenover de kortzichtige sectarieërs. En ze zullen zien hoe belachelijk de beschuldigingen zijn als zouden wij het nationale vraagstuk hebben ‘onderschat’. Wat hij nu op punt had gesteld op het gebied van de theorie probeerde hij vervolgens in praktijk te brengen. Onze militanten waren gering in aantal, en zo was het onmogelijk om aanhoudend fractioneel te ageren onder de werkweigeraars. Maar telkens er iets wezenlijks in beweging kwam, ware het ter gelegenheid van de sluiting van de Brusselse universiteit, ware het tijdens de eerste grote staking in Luik, of bij de deportatie of acties tegen de joden, telkenmale zei de partij duidelijk haar mening. En iedere keer bracht de partij haar politieke lijn in de praktijk : ‘de massabeweging gericht tegen de imperialistische bezetter ondersteunen en stuwen om die om te vormen tot een revolutionaire beweging van arbeiders.’ En het was terecht met fierheid dat Léon op het illegale congres van juli 1943 vaststelde dat er sinds 1941 in België geen enkele belangrijke gebeurtenis had plaatsgevonden waar de partij afwezig was gebleven.
Nu de heropbouw van de partij zo goed als voltooid was ging Léon zich bekommeren om de internationale contacten. Internationalist in hart en nieren kon hij zich moeilijk neerleggen bij de gedachte dat de Belgische organisatie geïsoleerd zou blijven, zonder banden met haar zusterorganisaties in Europa en in de wereld. De contacten met de andere secties van de Vierde Internationale waren er niet enkel nodig omdat hij de politieke lijn van de Belgische partij wilde toetsen aan die van haar zusterpartijen, maar hij besefte ook heel goed dat in de toekomst de grote militaire schokken onvermijdelijk continentaal zouden zijn. Een politieke leiding kon niet langer functioneren op nationale schaal. Een contactname met Holland mislukte. In Frankrijk hadden we meer succes. Zo bereikten ons via Marseille en Parijs de laatste geschriften van L.D. Trotski. Vooral het kostbare manifest van de Alarmconferentie van 1940 die onze partij uitgaf onder de vorm van een gedrukte brochure. Vervolgens had in een klein Ardeens dorp de eerste conferentie plaats met vertegenwoordigers van de Belgische en Franse leiding. Léon en Hic waren er de grote animatoren. Zo legden ze de basis voor het toekomstige Europees secretariaat dat op zijn beurt, totaal clandestien, een internationale leiding in Europa zou heropbouwen.
Deze maanden in de illegaliteit, in de meest gevaarlijke omstandigheden, waar telkens tegen beter weten in, ons hart ineenkromp als er aan de deur werd gebeld of wanneer een auto vertraagde langs het voetpad, waren eveneens maanden van opperste opwinding. We wachtten, wachtten voortdurend op de uitbarsting die eindelijk de tralies zou verbrijzelen van die immense gevangenis die Europa geworden was. Wij verwachtten deze donderslag binnen de gevangenis zelf, we vertrouwden op de reserve aan revolutionaire energie die was opgehoopt gedurende die lange jaren dat het Europees proletariaat zoveel leed had doorstaan. Maar ondanks ons grote zelfvertrouwen leek die dag nog ver weg. Léon nu, of hij zelf de leiding in handen nam van het bescheiden werk naar de soldaten-arbeiders van de Wehrmacht of wanneer hij aanwezig was op de vergaderingen van de clandestiene bedrijfscomités die we zopas in de Luikse metaalindustrie hadden opgericht, telkens gaf hij aan die uiteenlopende actviteiten een betekenis die het onmiddellijke oversteeg. Hij wilde dat er werd gezaaid opdat de partij op het beslissende ogenblik zou kunnen oogsten. Hij kon toen nog niet weten dat de partij juist hemzelf zou moeten missen tijdens de beslissende dagen van de ‘Bevrijding’. Dat juist door het ontbreken van een bekwame leiding de partij er niet zou in slagen om te profiteren van de ongeziene mogelijkheden die zich toen voordeden.
En toen kwam de val van Mussolini. We voelden dat de orkaan van de revolutie in aantocht was. Onze activiteiten werden opgedreven, werden koortsiger. Elk van ons gaf zich volledig, we voelden immers dat het beslissende ogenblik nakend was. We ondernamen een reeks clandestiene reizen naar Frankrijk waar Léon actief deelnam aan de werkzaamheden van de Europese Conferentie van de Vierde Internationale van februari 1944. Toen besloten we dat het niet langer volstond om onszelf ‘voor te bereiden’, we moesten actief tussenkomen in de arbeidersstrijd die overal losbarstte. In de streek van Charleroi lag de trotskistische organisatie aan de basis van een illegale beweging die bestond uit afgevaardigden uit de steenkoolmijnen. Ze waren al vlug in een vijftiental bekkens ingeplant en in volle illegaliteit begonnen de ideeën van de partij vaste voet te krijgen binnen de massa’s. Léon begreep tenvolle het belang van deze beweging en wilde de zaak op de voet volgen. Hij besloot in Charleroi te gaan wonen zodat hij dagelijks in contact stond met de revolutionaire arbeiders uit de streek. Het nieuws van de landing (in Normandië) en de vrees dat de verbindingen tussen de verschillende streken van het land zouden verbroken worden versnelden de toebereidselen voor zijn overplaatsing. Hij leefde al drie jaar in de clandestiniteit en ging zich nu samen met zijn vriendin in Charleroi vestigen. De eerste avond al na zijn aankomst viel de Duitse feldgendarmerie het huis binnen waar hij vertoefde. Hij werd aangehouden en naar de gevangenis afgevoerd.
Nu volgen er lange dagen van geestelijke en fysische marteling. De Gestapo probeert met alle middelen hem te doen spreken. De zorg voor de partij knaagt aan hem, een partij die gedurende de laatste twee jaren vijf van haar belangrijkste leiders had verloren. Hij won echter het vertrouwen van een van de soldaten die instond voor de bewaking. Het contact met de partij was hersteld. Hij stuurde brieven waaruit afdoende blijkt hoe in de moeilijke uren van zijn leven al zijn gedachten naar de organisatie gingen, naar wat te doen stond, nu en in de toekomst. Hij had graag het werk aan de zijde van zijn kameraden verder gezet. Het lot heeft er anders over beslist. Zijn snelle transport doorkruiste alle voorbereidselen die de partij had getroffen om hem te laten ontsnappen en gooide hem in deze hel waar 5 miljoen menselijke wezens zouden omkomen : Auschwitz.
Léon was dat soort mens dat het minst bestand leek tegen het regime van de nazikampen. Voor alles straalde hij een verheven notie van menselijke waardigheid uit die het contact niet kon dulden met de wreedheid en degradatie die het normaal menselijk gedrag waren geworden in de kampen. De adel van zijn karakter moest stuk lopen op deze meedogenloze bestialiteit van een wanhopig egoïsme. Ook werd zijn lichaam gebroken door fysische inspanningen, hij die dit soort werk niet gewoon was, en dan werd hij verraderlijk ziek. Na enkele weken hard labeur in een commando ingedeeld bij de aanleg van wegen, werd hij, ziek zijnde, naar het lazaret gestuurd. Daar trof hij de ‘combines’, moest hij de rug plooien voor de sadistische meester, moest hij sjacheren, stelen om te overleven. Hij wist zeker dat zijn einde naderde. Dan passeerde de laatste ‘medische’ inspectie. Men selecteerde de zieken voor de gaskamer. Léon was onder de geselecteerden. Moedig vertrok hij.
Het is moeilijk, zo niet onmogelijk, dit revolutionaire genie, dat slechts 26 jaar heeft geleefd, naar waarde te schatten. Ondanks zijn nooit aflatende arbeid zijn de werken die hij ons heeft nagelaten weinig talrijk. Hij schreef niet veel, hij verkoos grondig na te denken voor hij zijn ideeën op papier zette. Nochtans, wat hij ons liet, zijn boek en een dun bundeltje artikels, zou moeten volstaan om hem te zien, samen met Marcel Hic, als een heel uitzonderlijk talent, als het meest beloftevol iemand dat de Vierde Internationale op het continent in haar rangen telde. Door zijn karakter, door zijn rijp politiek inzicht, was hij voorbestemd om onze beweging te leiden van het ene gevecht naar de andere strijd tot aan de overwinning. De leegte die hij achterliet zal nog niet zo vlug door een figuur van zijn formaat worden opgevuld.
Voor allen die hem hebben gekend blijft A. Léon een voorbeeld om na te volgen en een voortdurende bron van inspiratie. Zij die nu zijn boek zullen lezen gaan zijn heldere en accurate manier van redeneren bewonderen en zullen versteld staan hoe ontwikkeld zijn geest wel was en dit op een leeftijd van 24 jaar. Zij die zijn levensloop leren kennen gaan zich misschien afvragen waarom een man met zulke uitzonderlijke kwaliteiten zijn lot heeft verbonden aan dat van een kleine revolutionaire organisatie, ze zullen zijn oprechtheid prijzen evenals zijn totale ideologische eerlijkheid waarmee hij in complete overeenstemming leefde met zijn opvattingen, maar ze zullen zich afvragen waarom een Marcel Hic, een Wendelin, een A. Léon, die behoorden tot de meest begunstigden onder de Europese ‘intellectuelen’ kozen om te strijden aan de zijde van een beweging die van hen offers vereiste, een lange en ondankbare karwei, meestal pijnlijk geïsoleerd van dit proletariaat aan wie ze alles wilden geven. En waar ze aan deze jonge revolutionairen naast hun intellectuele ook uitzonderlijke morele kwaliteiten zullen toekennen dan gaan ze toch moeten erkennen dat een beweging die enkel en alleen door de kracht van haar ideeën en haar zuiver ideaal zulke mensen kan aantrekken, en deze rationele dialectici kan brengen tot op mysterieuse hoogten van zelfsverloochening en toewijding, dat een dergelijke beweging niet kan sterven, want in haar leeft wat het meest nobele is aan de mens.
Voetnoten
- De ‘Hajhomer Hatzaïr’ verdedigde de opvatting dat de joodse arbeiders en revolutionaire socialisten enkel in Palestina efficiënt strijd konden leveren voor de proletarische revolutie.