Portaal

Biografie
Werken
Over het leven en het werk van Mandel...
Debatten, interviews, ...
Multimedia
Contact
Mailinglist

Nu voor 12 euro!

Dubbele DVD:

Links
Castellano
Deutsch
English
Français

Lenin en het probleem van het proletarisch klassenbewustzijn

Ernest Mandel Afdrukken

1. De actualiteit van Lenins organisatietheorie

Een zinnige discussie over de historische betekenis en actualiteit van Lenins organisatietheorie is slechts mogelijk, wanneer men nauwkeurig bepaalt, welke plaats die theorie in de geschiedenis van het marxisme, of juister: in het historische groei- en ontwikkelingsproces van het marxisme inneemt. Als ieder historisch proces, moet dit ontwikkelingsproces van het marxisme daarbij worden herleid tot zijn innerlijke tegenstellingen — in nauwe wisselwerking tussen de ontwikkeling van de theorie en de ontwikkeling van de proletarische klassenstrijd. Vanuit dit gezichtspunt blijkt Lenins organisatietheorie een dialectische eenheid te zijn van drie elementen:

1. Een theorie van de actualiteit van de revolutie in de achtergebleven landen in het tijdperk van het imperialisme. (Deze wordt later uitgewerkt tot een theorie van de actualiteit van de revolutie in de hele wereld in het tijdperk van de algemene crisis van het kapitalisme);

2. Een theorie van de discontinue en contradictoire ontwikkeling van het proletarisch klassenbewustzijn en zijn belangrijkste niveaus, die theoretisch onderscheiden kunnen worden;

3. En tenslotte een theorie van het wezen van de marxistische theorie en haar specifieke relatie tot de wetenschap enerzijds, tot de proletarische klassenstrijd anderzijds.

Wanneer men het onderwerp nader beschouwt, zal men ontdekken, dat deze drie theorieën als het ware de ‘maatschappelijke onderbouw’ vormen van Lenins organisatieopvatting, zonder welke deze willekeurig, onmaterialistisch en onwetenschappelijk zou zijn. De partijopvatting van Lenin is niet de enig mogelijke partijopvatting, ze is echter de enige opvatting die de partij de historische rol toewijst, de leiding te nemen van een op middellange of lange termijn onvermijdelijke revolutie. Lenins partijopvatting kan men niet los zien van een specifieke analyse van het proletarisch klassenbewustzijn, ze gaat er namelijk van uit dat het politieke klassenbewustzijn niet spontaan of automatisch uit de objectieve ontwikkeling van de proletarische klassenstrijd voortvloeit — zulks in tegenstelling tot het ‘trade-unionistische’, het ‘alleen-maar-vakbonds’-bewustzijn. [1] En tenslotte is zij gebaseerd op een bepaalde autonomie van de wetenschappelijke analyse, d.w.z. van de marxistische theorie, die niet gezien kan worden als een mechanisch product van de klassenstrijd, hoewel zij historisch door de ontplooiing van de proletarische klassenstrijd en de eerste aanzetten tot de proletarische revolutie bepaald is. Zij moet worden gezien als het resultaat van een theoretische praktijk (van een ‘theoretische productie’), die slechts geleidelijk een verbinding aangaat met de klassenstrijd. De geschiedenis van de socialistische wereldrevolutie in de twintigste eeuw is de geschiedenis van dit moeizame proces.

Deze drie analyses betekenen een werkelijke verdieping van het marxisme: hetzij van probleemstellingen die door Marx en Engels slechts aangeduid zijn en niet verder uitgewerkt werden, hetzij van elementen van de marxistische theorie, waaraan in de Marx interpretatie van de periode 1880-1905 nauwelijks aandacht werd besteed als gevolg van de vertraging en onderbreking in de publicatie van de geschriften van Marx [2]. Het gaat dus om een verdere uitwerking van de marxistische theorie, die haar oorzaak vindt in leemtes (en gedeeltelijk ook tegenstellingen) zowel in Marx’ analyse zelf als in de interpretatie daarvan gedurende de eerste 25 jaar na Marx’ dood.

Deze verdieping van de theorie van Marx ontleent haar eigen karakter hieraan, dat zij vanuit verschillende uitgangspunten op één centraal punt uitkomt, namelijk op de bepaling van wat het specifieke van de proletarische of socialistische revolutie is.


[1] Deze opvatting is niet voor het eerst door Lenin ontwikkeld. Ze gaat terug op een traditie die begint bij Engels — en via Kautsky doorloopt tot in de klassieke leer van de internationale sociaal-democratie uit de jaren 1880-1905. In het programma van Hainfeld van de Oostenrijkse sociaal-democratie, dat in 1888/89 opgesteld werd, wordt uitdrukkelijk verklaard: “Het socialistische bewustzijn is iets dat van buiten af in de klassenstrijd wordt gebracht, niet iets dat zich organisch uit deze klassenstrijd ontwikkelt.” In de Neue Zeit publiceerde Kautsky in 1901 een artikel Akademiker und Proletarier (19e jaargang, deel 2, 17 april 1901), waarin dezelfde gedachte wordt uitgewerkt in een vorm (p. 89), die Lenins Wat te doen? direct inspireerde. — Het begrip “actualiteit van de revolutie” bij Lenin is door Georg Lukács gedefinieerd, voor de eerste maal in Geschichte und Klassenbewusztsein, daarna in zijn studie over Lenin.

[2] Dit geldt vooral voor Marx’ beslissende categorie van de revolutionaire praktijk, die in de Deutsche Ideologie werd ontwikkeld, dat destijds onbekend was.

 

Contact webmaster

Avec le soutien de la Formation Leon Lesoil, 20, rue Plantin, 1070 Bruxelles, Belgique