Portaal

Biografie
Werken
Over het leven en het werk van Mandel...
Debatten, interviews, ...
Multimedia
Contact
Mailinglist

Nu voor 12 euro!

Dubbele DVD:

Links
Castellano
Deutsch
English
Français

Arbeiderscontrole / Zelfbeheer

Ernest Mandel - Internet-archief
Ernest Mandel – Pier van Gorkum

Afdrukken

PL Brosjure, nr. 3, Internationale Kommunistenbond (Proletaries Links), Nederlandse afdeling van de Vierde Internationale.

Deze brosjure bevat de teksten van een debat tussen Ernest Mandel en Pier van Gorkum. Onderwerp van dit debat was ‘Arbeiderscontrole – Zelfbeheer’. Het werd op 10 mei 1973 door ‘Proletaries Links’ in Amsterdam georganiseerd.

Bij het uittikken van de bandopname hebben we de tekst zoveel mogelijk in de spreektaal laten staan. Een aantal Vlaamse uitdrukkingen van Mandel zijn vernederlandst. De inleidingen van de beide sprekers, zijn praktisch in zijn geheel opgenomen, op enkele herhalingen na. Van de discussie met de zaal zijn slechts gedeelten met Mandel opgenomen. 

PIER VAN GORKUM

Ik zou willen beginnen om uit te gaan van twee hoofdstromingen binnen de internationale vakbeweging, zoals die gestalte hebben gekregen op weg naar een stuk maatschappijhervorming. Die twee hoofdstromingen zijn vanavond vertegenwoordigd in het thema: arbeiderszelfbestuur of arbeiderscontrole. Die twee hoofdstromingen in de internationale vakbeweging manifesteren zich in wat je zou kunnen noemen de Angelsaksisch-Latijnse koers, en de Duits-Nederlands-Scandinavische koers. Deze stromingen binnen de vakbeweging worden wel aangeduid met de begrippen ‘workers self-management’ en ‘workers control’. Touraine spreekt over ‘participation au pouvoir’ en ‘acces au pouvoir’, deelname aan de macht of toegang eisen tot de macht. Wij kennen in Nederland deze begrippen misschien meer als het onderscheid tussen arbeiderszelfbestuur en arbeiderscontrole; deelname aan de macht, of het vormen van een tegenmacht tegen de ondernemers, die in het bedrijfsleven de dienst uitmaken.            

Ik zou willen beginnen om binnen deze twee hoofdstromingen, die voor een belangrijk deel het vakbondsbeleid bepalen, nog een tweetal substromingen aan te brengen, voor alle duidelijkheid ook straks voor de discussie. In de stroming van arbeiderscontrole, de tegenmacht-gedachte, in deze Angelsaksisch-Latijnse stroming, kan men een onderscheid maken tussen de politiek van de Amerikaanse, en de meer Europees gerichte, vakbeweging. De eerste stelt zich ook op het standpunt van het vormen van een sterke tegenmacht. Daarbij vindt men dat de ondernemers binnen het kapitalistische systeem maar aan de macht moeten blijven: ze doen het goed, ze waarborgen welvaart en vrijheid, en daarbij zullen.wij als sterk georganiseerde vakbeweging directe materiële eisen stellen om de belangen van de arbeiders zo goed mogelijk te verdedigen. Verdere doeleinden worden daarbij niet gesteld, men is redelijk tevreden met het functioneren van het kapitalistische stelsel. Daartegenover kan men de meer Europees gerichte stroming stellen, die van tegenmacht.

Die zegt ook dat ze geen deelname moet hebben aan de macht binnen de onderneming, tot het moment, dat het kapitalisme gevallen is. Tot die tijd moeten we zorgen voor een sterk georganiseerde vakbeweging, die eisen stelt tot waarborging en verbetering van de positie van de arbeiders. Deze stroming heeft wel verdergaande doeleinden! De Engelse vakbeweging richt zich daarbij met name op een maatschappijhervorming door stelselmatig op te komen voor nationalisatie van bepaalde bedrijfstakken, met name vervoer, mijnbouw en gezondheidszorg. Er zijn nu plannen - maar Wilson is niet aan de macht - om ook de scheepsbouwsector te nationaliseren, en op die manier, via nationalisatie, geleidelijk aan een stuk maatschappijverandering tot stand te brengen. Er zijn natuurlijk ook kleinere stromingen die denken aan sit-ins en work-ins: bedrijfsbezettingen met het doel om het beheer over de ondernemingen zelf in de hand te nemen. Maar dat zijn duidelijk minderheidsgroepen. Dat aan de ene kant; aan deze kant van tegemacht-gedachte een streven naar een, ik zou willen zeggen, geïsoleerde opstelling in die zin dat men geen deelname wil aan de macht en het bestuur en het beheer van de ondernemingen in het huidige systeem.

Daartegenover kunnen we de andere stroming stellen, die wél uit wil gaan van deelname aan de macht, en wel tot geleidelijke verovering van die macht, geleidelijke overname van het bestuur van de bedrijven en ondernemingen. Ook daarbinnen zou je, dacht ik, voor de goede orde twee stromingen moeten onderscheiden. In de eerste plaats de stroming die nogal dominant geweest is, namelijk die van het stap voor stap veroveren van medezeggenschap in de onderneming, het verwerven van inspraak, het geïnformeerd worden over, en het adviseren bij de uitvoering van het beleid. Daarnaast de tweede stroming die het daarmee oneens is en zegt: dit proces van medezeggenschap is een fopspeen, het kan niet leiden tot echte effectieve invloed, het leidt daarentegen tot inkapseling in het bestaande systeem. Het is daarom volstrekt onjuist en kan alleen maar leiden tot verdeeldheid binnen de arbeidersbeweging. 

Deze meer radicale stroming zegt: wij wijzen medezeggenschap af, we vinden dat deelname aan de macht wel gewenst is, maar daarvoor moet dan wel een minimumeis gesteld worden. Deze minimumeis in de eerste fase van een duidelijk medebeheer door de arbeiders van het bestuur van de onderneming is een paritair (gelijkelijk verdeelde) zeggenschap voor aandeelhouders en werknemers. Die fase van medebeheer, van paritaire zeggenschap, zal kort moeten duren, en snel moeten overgaan in een tweede fase, die van zelfbestuur, van arbeiderszelfbeheer. En als derde fase nà het arbeiderszelfbestuur zal er een coördinatie moeten plaatsvinden van zeggenschap over de productiemiddelen tussen de gemeenschap als geheel en de arbeiders in de bedrijven. Deze meer radicale vleugel van deelname aan de macht stelt dus drie fasen: medebeheer als een vorm om het kapitalisme lam te leggen, in die zin dat de ongeremde beslissingsmacht van de ondernemers gebonden wordt aan het feit dat ze geen beslissingen kunnen nemen zonder de instemming van de arbeidersvertegenwoordigers in de bestuursorganen. Het lamleggen van het kapitalisme in deze eerste fase moet gevolgd worden door een tweede fase van arbeiderszelfbestuur. Dit betekent een val van het kapitalisme, omdat de beschikkingsmacht over de productiemiddelen niet meer ligt in de handen van de particuliere ondernemers, maar in die van de gezamenlijke werknemers in de bedrijven. En de derde fase na de val van het kapitalisme is de opbouw van het socialisme. Dit zal betekenen een coördinatie van de zeggenschap van de werknemers in de bedrijven. Deze coördinatie is noodzakelijk, want tegenover de beslissingen van de ondernemingen zal toch een stuk prioriteit moeten worden gesteld ten aanzien van de investeringsbeslissingen.

Ik wil voor alle duidelijkheid stellen dat ik mijzelf voorstander acht van deze laatste stroming. Ik ben van mening dat dit in fasen zal moeten worden gerealiseerd, waarbij ik vanzelf sprekend een tegenstander ben van medezeggenschap, van inspraak, van participatie, van meepraten, meeberaden, mee-adviseren en welke andere mooie woorden men er allemaal voor gevonden heeft. Ik dacht dat dat een heilloze weg is op de weg naar het beheer over de bedrijven en over de productiemiddelen. Ik vind dat men pas deelname aan de macht op zich mag nemen, - met alle risico's van dien - mits men duidelijk de bevoegdheden, de macht heeft om beslissingen van ondernemerskant tegen te houden; om bedrijfssluitingen tegen te kunnen houden; om fusies, verkoop, aanstelling van directieleden tegen te kunnen houden. Vandaar ook dat ik bij de huidige kabinetsformatie afgehaakt heb op dit kabinet-Den Uyl, want ik heb niet de zekerheid gekregen dat deze allereerste fase van medebeheer door dit kabinet zal worden gerealiseerd. Het staat wel in Keerpunt '72, maar ik heb niet de zekerheid kunnen krijgen dat het door dit kabinet zal worden uitgevoerd. Ik vind dat je er dan ook niet aan mee moet doen.

Men wil een vertegenwoordiging van één derde in de raden van commissarissen. Dit is een minderheidspositie, waarbij je wel verantwoordelijkheid draagt, maar waarbij je geen macht hebt om die verantwoordelijkheid werkbaar te maken. Ik ben tegen de stroming die streeft naar arbeiderscontrole, het zuiver houden van de arbeidersbeweging, het zich niet mengen in het bestuur van de onderneming. Ik heb een aantal bezwaren tegen die opstelling, zoals die ook door Mandel wordt gecozen. Ik heb nog even nagekeken wat hij daar vorig jaar toen wij een discussie hadden op de Technische Hogeschool in Eindhoven, over gezegd heeft (het boekje is zojuist verschenen): “Géén illusie van arbeiderszelfbeheer onder het kapitalisme. Arbeiderszelfbeheer, daarover kunnen we spreken na de val van het kapitalisme, wanneer de werkende klasse de baas is, naar onder het kapitalisme mogen de arbeiders geen verantwoordelijkheid nemen.” 

Ik heb de volgende bezwaren tegen deze opstelling. Ik dacht dat het voor de discussie goed was om die zo duidelijk mogelijk en ook zo eerlijk mogelijk naar voren te brengen. Mijn vraag blijft nog overeind. ik dacht dat ik hem ook in Eindhoven gesteld had: wat bedoelt Mandel met de val van het kapitalisme alvorens aan zelfbestuur te willen beginnen? Is hij niet van mening dat arbeiderszelfbestuur op zich de val van het kapitalisme betekent? Dat de strijd voor arbeiderszelfbestuur betekent de strijd voor het bespoedigen van de val van het kapitalisme? Is Mandel niet van mening dat zijn doelstelling - pas na de val van het kapitalisme zullen de arbeiders aan het bestuur in de onderneming moeten deelnemen ; dat dat een  geweldig stuk moedeloosheid en machteloosheid bij de arbeiders ten gevolge heeft, omdat de val van het kapitalisme vaag, ver weg en bijna onbereikbaar lijkt in onze maatschappij?

Is Mandel niet van mening dat als je je op het standpunt van arbeiderscontrole stelt, als tegenmacht, dat je dan verzandt in directe materiële eisen en niet verdere perspectieven opent, omdat die van van het kapitalisme zo ver weg is. Is ook niet de praktijk, dat men óf helemaal afziet van verder liggende doeleinden, óf dat men in directe materiële eisen blijft stoken ? Ik zou als derde vraag aan Mandel willen stellen: als je je stelt op het standpunt van de arbeiderscontrole, ben je dan niet van mening dat je onvoldoende invloed hebt op de beslissingen die de onderneners in deze maatschappij nemen?

Kun je bedrijfssluitingen en bedrijfsverplaatsingen binnen en buiten de grenzen tegenhouden met arbeiderscontrole? Is het niet zo dat de huidige geconcentreerde macht van grote multinationale ondernemingen met zich meebrengt dat er lange-termijn-planning plaatsvindt, en dat die lange-ternijn-planning betekent, dat als er beslissingen van ondernemers naar buiten komen, dat die beslissingen dan niet neer teruggedraaid kunnen worden, ondat er al zoveel aan vooraf is gegaan aan de totstandkoming van die beslissingen. Ben je dan niet van mening dat arbeiders die beslissingen dan niet neer kunnen terugdraaien, gewoon ondat dat technisch onmogelijk is, omdat het te laat is, omdat men niet begint bij de bron waar jaren terug al de principebeslissingen genomen zijn. Ik zou vervolgens willen vragen: is niet het gevaar aanwezig bij arbeiderscontrole, dus het niet deelnemen aan de macht, dat je de arbeiders niet de gelegenheid biedt, niet de training biedt, om op het moment dat de val van het kapitalisne dan nabij schijnt te zijn, ook werkelijk de macht te kunnen overnemen ? Is niet de tragische les van de Franse meibeweging dat toen men nassaal de straat op ging, dat men toen niet wist hoe door te stoten naar overnane van de macht in de bedrijven. En dat de vakbeweging de neiging had om de eisen van de studenten en de arbeiders te vertalen en om te zetten in directe materiële eisen? Als men de arbeiders altijd in de geest van arbeiderscontrole heeft geschoold en gevormd, staan ze dan niet, als het moment voor overname van de macht aan de orde is, met een tecort aan ervaring, kennis en mentaliteit om die macht dan ook inderdaad direct over te nemen? En als je zegt, ik wacht op de val van het kapitalisne met het streven naar arbeiderszelfbestuur een het overnemen van de macht, welk kapitalisme bedoel je dan ? Is dat het kapitalisme in eigen land, of is dan ook een vereiste, vanwege de internationele verbindingen en vervlechtingen, dat het dan moet zijn: de val van het internationale kapitalisme?

Wat zegt Mandel over Chili, terwijl hij natuurlijk ook wel weet dat het een godsonmogelijk avontuur is om de Amerikaanse grootmachten in Chili - de Kennecott mijnen,  de Anaconda mijnen, de I.T.T. en andere - de voet dwars te zetten. Maar dat zijn ontwikkelingen die overal plaatsvinden. Is hij van mening dat men moet wachten tot de val van het internationaal kapitalisme om een kans to maken werkelijk de macht, het bestuur over de bedrijven over te nemen ? En tot slot zou ik nog een laatste argument willen noemen, dat niet van principiële aard is, maar misschien meer van tactische of strategische aard. Bij het zoeken naar mogelijkheden  om de arbeiders in de bedrijven zeggenschap te geven, kijk ik ook vaak naar de manier waarop de werkgevers, de ondernemers, werkgeversorganisaties, reageren op die tactiek en strategie. En dan zie ik dat die werkgeversorganisaties in het algemeen in alle westerse landen juist propagandisten zijn van arbeiderscontrole. Zij vinden namelijk dat er duidelijk gescheiden machten moeten zijn tussen werkgevers en vakbonden, waarbij de vakbonden het recht hebben om eisen te stellen, en waarbij zij het recht hebben om ondernemingen te besturen, en dat in die verhouding de zaken altijd het best zijn gelopen, zowel wat betreft onze welvaart, als wat betreft wat men dan noemt het waarborgen van democratische grondrechten; dat zeggen die werkgevers dan. Ik zou deze punten, ik zie dat ik al over de 20 minuten heen ben, in willen brengen in de discussie. Ik zou nog een laatste opmerking willen maken. De theorie van de hinkstapsprong, die ik zelf aanhang: medebeheer-zelfbeheer-opbouw van het socialisme, ik zie ook wel dat daar bezwaren aan zijn. Dat is duidelijk.

Vooral die tussenfase van het medebeheer is ontzettend moeilijk. De zittende machthebbers treden op vanuit hun ervaring, vanuit de situatie dat ze de macht totnogtoe in handen hebben. De arbeiders, ook al hebben ze paritaire beslissingsbevoegdheden, ook al kunnen ze beslissingen tegenhouden, lopen de kans in een minderheidspositie te zitten, er is het gevaar van inkapseling, en het gevaar van een mogelijk conflict tussen de werknemerscommissarissen en de vakbeweging. Al deze gevaren lijken me heel reëel, en je zult ze zeker moeten erkennen, als je in die richting een strategie wilt uitzetten. Ik dacht ook dat de beste oplossing daarvoor is, dat er een combinatie komt van medebeheer en arbeiderscontrole in de fase van de overgang naar arbeiderszelfbestuur. Ik ben er dus sterk voor dat het bedrijvenwerk van de vakbeweging in de ondernemingen, in de bedrijven, sterk wordt gepropageerd; dat de bedrijfsledengroepen in de ondernemingen zich goed organiseren en een duidelijke controlemacht zijn in die tussenfase van medebeheer, om hun vertegenwoordigers in de bestuursorganen van de onderneming te controleren, te activeren, en bij conflicten ook het stakingswapen te hanteren om deze positie te verwezenlijken. Ik ben dus sterk voorstander van de combinatie van bedrijvenwerk en medebeheer op weg naar arbeiderszelfbestuur. En ik dacht dat de vakbeweging er goed aan zou doen, dat bedrijvenwerk krachtig te bevorderen, van de grond te brengen. Het gaat er daarbij niet alleen om, medebeheer reële inhoud te geven; alvorens men medebeheer, paritaire machtsverdeling in de ondernemingen verwezenlijkt heeft, zal er nog een harde strijd met de werkgevers gevoerd moeten worden, want ze zullen die macht niet zo maar uit handen geven. We hebben daar ook in Nederland de afgelopen 10-15 jaar ervaring mee opgedaan, toen pogingen in het werk zijn gesteld, om dat medebeheer te verwezenlijken. Ik mag verwijzen naar de Duitse situatie. In Duitsland heeft men in de metaalindustrie die paritaire zeggenschap verwezenlijkt, maar in de overige bedrijfstakken, industrietakken, heeft men met één derde genoegen genomen. De Duitse vakbeweging is nu ook tot de conclusie gecomen dat zij daarmee op de verkeerde weg is geweest, dat zij minimaal een paritaire zeggenschap moet eisen om reëel een stap in de richting van zelfbestuur te kunnen maken. Maar ze heeft ook ervaren dat in Duitsland de vakbeweging en de SPD, door concessies aan de FDP, dat nog niet hebben verwezenlijkt en dat de ondernemers bereid zijn elke uitputtingsslag tegen de vakbeweging te organiseren om te voorkomen dat zij aan handen en voeten door medebeheer zouden worden gebonden.

Ik zou het hier voorlopig even bij willen laten. 

ERNEST MANDEL 

Waar het om gaat is het verbinden, van wat we zouden kunnen noemen het einddoel van de arbeidersbeweging, van de moderne socialistische arbeidersbeweging - dat wil zeggen de radicale omvorming van de maatschappij, het vervangen van een kapitalistische door een socialistische maatschappij - het verbinden van dat einddoel met de dagelijkse strijd van de werkende klasse. Dat is het grote strategische probleem, waar de westerse arbeidersbeweging sinds 70 jaar voor staat, en dat tenminste in het westen nog niet is opgelost. We hebben talloze, talloze stakingen, algemene werkstakingen, grote massabewegingen, parlementaire en buitenparlementaire bewegingen gehad, bewegingen voor onmiddellijke doeleinden van de klassenstrijd, voor loonsverhogingen, voor kortere werkduur, voor algemeen stemrecht, voor maatschappelijke zekerheid, soms ook voor belangrijke politieke doeleinden.. Maar als we de balans opmaken, dan moeten we constateren, dat ondanks die tientallen miljoenen stakers, betogers, kiezers en hoe ge ze ook wilt noemen, het kapitalisme als stelsel nog altijd bestaat. Ik zou er bijna aan toevoegen - hoewel dat een paradox lijkt, en dat een andere discussie zou veroorzaken - steviger en machtiger dan ooit tevoren, tenminste in de imperialistische landen van het westen. 

Dat is dus de taak: hoe kunnen wij verhinderen dat in de toecomst de zaken evenzo mislopen als zij in het verleden zijn misgelopen. Grote krachtsinspanningen van de werkende klassen blijven onvermijdelijk, dat zullen wij hier ook vaststellen; grote stakingen zullen in de toecomst nog plaatsvinden, grote massabewegingen zullen plaatsvinden, want dat zijn producten van de tegenstellingen van het kapitalisme, van de immanente, uit het systeem zelf voortkomende, tegenstellingen, die kan geen mens verhinderen. Maar wat wij wel moeten proberen te verhinderen, is dat die grote bewegingen in de toecomst geen beter resultaat hebben, wat betreft verandering, fundamentele verandering van de maatschappij, dan de bewegingen in het verleden. En we moeten ons dus de vraag stellen: wat vormt de macht van het kapitaal? Wat is de basis van de heerschappij van het kapitaal, wat geeft de continuïteit aan die macht ? Ik zou in dat verband drie momenten willen optellen: een economisch, een politiek, en een ideologisch of moreel of hoe ge dat ook wilt noemen.

Een economisch moment is de inwendige logica van de markteconomie, de autonome reproductie van de verhouding kapitaal-loonarbeid, ten gevolge van de markteconomische verhoudingen. In andere woorden het structuurkarakter van de kapitalistische productieverhoudingen. We moeten daarbij vaststellen dat er daarbij niet zoiets bestaat tussen die kapitalistische productieverhoudingen en niet-kapitalistische, dus zogezegd half-kapitalistische productieverhoudingen, wat dat ook moge betekenen. Met andere woorden, men kan bedrijven doen functioneren naar het principe van de behoeftendekking, maar ge kunt géén economie doen functioneren tegelijkertijd naar het winstprincipe voor sommigen en naar het principe van de behoeftendekking voor anderen. Dat is onmogelijk! Alle socialistische regeringen, alle regeringen die zich socialistisch noemen, sociaal-democratische regeringen of linkse coalitieregeringen, en alle vakbewegingen die algemene werkstakingen organiseerden, zijn in de loop van de jongste zestig jaar voortdurend met die centrale problematiek geconfronteerd geweest. Zij hebben eisen gesteld, en zolang als die eisen verenigbaar waren met het kapitalistische winstmotief levert dat geen problemen op. En materiele eisen, hoe radicaal ze ook mogen wezen, zijn altijd in laatste instantie verenigbaar met het kapitalistische winstbegrip, omdat het kapitaal over de wapens beschikt om prijsverhogingen, verhogingen van belastingen, inflatie, werkloosheid, zodanig te manipuleren dat eenmaal gedane concessies weer gedeeltelijk teruggenomen kunnen worden. Maar zodra ofwel de sociaal-democratische regering, ofwel radicale stakingen, een zodanig soort eisen doorzetten, die met dat winstbeginsel in conflict raken, zijn er maar twee situaties mogelijk.

Ofwel blijft ge staan op dat punt en dan houdt de economie op te functioneren; want er is géén vakbeweging van de wereld, en er is géén regering van de wereld die kapitalisten kan dwingen te investeren met verlies, er bestaat géén drukmiddel dat gij op het kapitaal kunt uitoefenen en het dwingen de economie te doen functioneren tegen zijn belang. En wanneer gij Chili noemt, dan is dat een prachtig tiende, vijftiende bewijs van de juistheid van die stelling. Want wanneer de economie niet meer de winsten van de kapitalistische bedrijven waarborgt, vertikken de kapitalisten het om verder te produceren, vertikken ze het om te investeren, vertikken ze het om de economie normaal te laten lopen, en dan hebt ge de groeiende chaos, dan hebt ge groeiende ontbinding, teruggang van de productie, zwarte markt, galopperende inflatie, dan werkt niks meer. Ofwel ge legt u daarbij neer, en als gij u daarbij neerlegt, loopt het naar een zware en daarbij onoplosbare, politiek en maatschappelijk onoplosbare, crisis en gaat ge terugkrabbelen zoals alle sociaal-democratische regeringen sinds 1918 zijn teruggekrabbeld. Ze zijn teruggekrabbeld tegenover een dergelijke weigering van het kapitaal om te functioneren, want ge kunt op den duur in een modern industrieland niet miljoenen werklozen hebben, niet een volledige ontreddering van het economisch leven, niet een achteruitgang van de bevoorrading, niet een zwarte markt, niet langer rijen van mensen voor de winkels om brcod en eten te krijgen, dat is op den duur niet houdbaar, ge kunt dat één jaar, twee jaar, drie jaar hebben, maar op den duur kunt gij niet zo voortbesturen. Wat de meeste sociaal-democratische en ook syndicale bewegingen dan ook hebben gedaan is terugkrabbelen. Ze hebben gezegd okee, wij zullen dan weer omstandigheden invoeren die het aan het kapitaal mogelijk maken om opnieuw met winst te investeren, wij zullen onze eisen beperken, tot het punt waar zij het winstbelang, en het rentabiliteitsbelang van het kapitaal niet in gevaar brengen. Gij hebt ook een andere uitweg: dat is dat kapitaal opzij te schuiven, en te zeggen, mijne heren, daar gij niet kunt functioneren, goedendag en de kost, zoals men in Vlaanderen zegt, ga maar weg, wij gaan op uw plaats, wij gaan de bedrijven overnemen, wij gaan dat bedrijfsleven herorganiseren op socialistische basis, wij hebben u niet nodig, wij kunnen bedrijven laten functioneren, produceren, en wij kunnen goederen verdelen zonder de tussenkomst van het privé-kapitaal, zonder de tussenkomst of functioneren van kapitalistische productieverhoudingen. Dat is ook een oplossing, dat is vanzelfsprekend de oplossing die ik voorsta. Maar tussen die twee bestaat er géén mogelijkheid van verbinding of van tussenoplossing. Men kan geen economie laten functioneren op kapitalistische basis, dat wil zeggen op basis van bedrijfsrentabiliteit, wanneer ge tegelijk eisen stelt die het niet meer mogelijk zouden maken aan die kapitalistische bedrijven om winst te verwezenlijken, dat is onmogelijk. Ofwel ge hebt kapitalistische productie op basis van winstprioriteit, ofwel hebt ge gesocialiseerde productie op basis van andere prioriteiten. 

Een tussenoplossing tussen die twee bestaat er niet. Dat is het gevolg van wat men in marxistisch jargon noemt, het structuurkarakter van de kapitalistische productieverhoudingen, die - zoals alle kwalitatieve verhoudingen - niet gedeeltelijk kunnen worden opgeheven. Om het zo dikwijls genoemde, afgezaagde voorbeeld nogmaals te geven: een vrouw kan zwanger zijn of ze kan niet zwanger zijn, maar ze kan niet half-zwanger zijn, dat bestaat niet. Op dezelfde wijze kan een economie niet half-kapitalistisch of half-gesocialiseerd zijn. Structuurverhoudingen kunt ge niet half opheffen. En nu is de hele zaak betreffende arbeiderszelfbeheer binnen het raam van de kapitalistische economie deze, dat wanneer ge begint in het kapitalisme, zonder opheffing van die markteconomie, zonder opheffing van het privé-eigendom van de productiemiddelen, zonder opheffing van de kapitalistische productieverhoudingen, om bepaalde bedrijven, een bepaald aantal, vijftien, twintig, vijftig, door arbeiders te laten beheren, gij die arbeiders dan dwingt zich aan diezelfde rentabiliteitsregels van die kapitalistische economie te onderwerpen. Dit op straffe van werkloosheid, op straffe van loonverlies en van geen mogelijkneid meer om een minimum aan loon aan die arbeiders uit te betalen. Ik geef onmiddellijk een voorbeeld, dat van de jongste maanden/jaren komt en dat in zekere zin een test is geweest van die ervaring. Dat is het beroemde geval van de Upper Clyde scheepswerven in Glasgow. Die werden door de arbeiders niet alleen bezet - daar ben ik 100 % voor - maar die door de arbeidere als het ware in eigen regie terug zijn opgenomen. Aan het werk gebracht, in productie gebracht, om te protesteren tegen een plan van de ondernemers om door rationalisering, ontslagen, hardere arbeid, dat bedrijf opnieuw rendabel te maken; wat dit betreft kan je zeggen, dat is zeer goed, de arbeiders hebben daar een goede demonstratie gemaakt, ze hebben daar een symbolisch bewijs gegeven dat zij in staat zijn fabrieken te beheren, dat is zeer positief, zij hebben zelfs willen bewijzen dat zij fabrieken beter kunnen beheren dan de kapitalisten. Dit ging goed zolang als zij een bepaalde opdracht, een bepaalde order, die er was in dat bedrijf, nog konden uitvoeren. Zij hebben geprobeerd dat zo snel mogelijk te doen, eigenlijk niet zeer verstandig,  want zij hebben zich daardoor zo snel mogelijk zonder werk gezet en zodra de order afgewerkt was, wel dan kwam het probleem, hoe kan ik nog aan loon, aan nieuwe opdrachten komen, nu moet ik dus opdrachten gaan krijgen op de kapitalistische markt, nu moet ik dus kostprijzen gaan berekenen en die gaan voorleggen aan potentiële klanten, die die gaan vergelijken met de kostprijzen van andere scheepswerven, dat wil zeggen nu kom ik in het raderwerk van de kapitalistische concurrentie. En na korte tijd, het heeft niet eens een jaar geduurd, na 6, 7 maanden hebben die arbeiders zelf op basis van hun eigen ervaring aanvaard, wat zij een jaar geleden hadden geweigerd. Zij hebben aanvaard dat de werkgelegenheid wordt verminderd, zij hebben aanvaard dat er gerationaliseerd wordt, omdat ze tot de conclusie zijn gekomen dat ge de bedrijfsrentabiliteit anders niet overeind kunt houden onder de verhoudingen van concurrentie van een kapitalistische markt, dan door die rationaliseringsmaatregelen. En dat is in een notedop het gevaar van arbeiderszelfbeheer binnen het raam van een kapitalistische economie. Of laat ik mij duidelijker uitdrukken om geen misverstand te verwekken, het is het gevaar van geïsoleerd arbeiderszelfbeheer buiten een revolutionaire periode, van geïsoleerd in een paar bedrijven of in enkele geïsoleerde bedrijfstakken buiten een revolutionaire periode. En dat is in feite niets nieuws, de geschiedenis van de arbeidersbeweging telt, of sleurt in haar stroom mee, ontelbare wrakken van dergelijke experimenten, alle productiecoöperaties behoren tot dezelfde categorie. Dat zijn pogingen geweest door arbeiders zelf bedrijven op te richten en te leiden, die vervolgens gaan concurreren met de kapitalisten voor de kapitalistische markt. En de balans in het algemeen - dat is al meer dan 140 jaar aan de gang sinds het eerste experiment van Robert Owen - de balans in het algemeen is negatief, niet vanuit het standpunt van het bewustzijn, van het zelfbewustzijn, maar gemeten naar het economisch resultaat, vooral van het politieke resultaat. En als we de geschiedenis van de jongste 40, 50 jaar bekijken, dan zullen we zien dat er zeer vele, meestal - en niet bij toeval natuurlijk - slecht-werkende bedrijven door de ondernemers ofwel aan de arbeiders zijn overgenomen voor zelfbeheer, en dat in het algemeen het resultaat hetzelfde is gebleven.

Dus de eerste voorwaarde voor een succesvolle verbinding van de dagelijkse strijd van de werkende klasse met het einddoel is het juist erkennen van het structuurkarakter van de kapitalistische.productieverhoudingen, het begrip, het juiste begrijpen van wat markteconomie betekent, van wat concurrentie op een markteconomie betekent en wat voor dwang dat inhoudt, en het opgeven, als ik dat zo mag uitdrukken, van elke illusie dat op die basis en in dat kader de arbeidersklasse essentieel haar lot kan verbeteren of de maatschappij kan veranderen.

Ik kom naar het tweede punt: het tweede punt is de politieke voorwaarde voor een radicale omvorming van de maatschappij, het vervangen van de kapitalistische door een socialistische maatschappij.

Wat is die voorwaarde ? Wel, zij is het breken van de staatsmacht van de burgerij. Naast de economische macht is een tweede grote steunpilaar die de continuïteit van de burgerlijke orde, de kapitalistische productiewijze, verzekert, de politieke macht van de burgerij, het burgerlijke staatsapparaat, of hoe dat ge dat ook wilt uitdrukken. (Ik kom hier niet toe aan de details, daarvoor ontbreekt de tijd) En hier moeten we net zo iets vaststellen: dat is een structuur die ge niet kunt afbrokkelen of hervormen. Ge kunt een leger niet afschaffen bataljon voor bataljon, ge kunt de klassenstructuur van een generale staf niet veranderen door een luitenant, vervolgens een kapitein, en dan een kolonel te vervangen door een goede socialist. Ge kunt het klassenkarakter van de politie niet veranderen door een aantal goede sociaal-democraten bij de politie te benoemen. We hebben daar enkele klassieke historische voorbeelden van, onder andere het voorbeeld van die beroemde Pruisische politie tussen 1918 en 1952. Die was ononderbroken geleid door een sociaal-democratisch minister van binnenlandse zaken, Severing, die er prat op ging dat hij daar een echte sociaal-democratische politie van heeft gemaakt. En toen Von Papen zijn staatsgreep tegen de sociaal-democratische regering in Pruisen heeft doorgevoerd, was één luitenant en tien soldaten voldoende om die sociaal-democratische regering te veranderen in een regering die de sociaal-democraten eerst verjoeg, en daarna in een concentratiekamp bracht. Dus die illusies van graduele verandering van de staatsmacht, van het wezen van de staatsmacht, moeten we eveneens erkennen. En daar komt een zeer belangrijke conclusie uit te voorschijn, namelijk dat een radicale verandering van de maatschappij enkel maar mogelijk is op die ogenblikken van de historische ontwikkeling, wanneer er grote massastrijd is, buitenparlementaire massastrijd, wanneer de massa van de arbeidersklasse in beweging komt, en wanneer ze tenminste in staat is dat hele staatsapparaat, die hele staatsmacht van de burgerij, opzij te schuiven. En wanneer ze in staat is die staatsmacht door haar eigen nieuwe macht te vervangen, een macht gesteund op arbeidersraden, de raden van de werkende klasse, wanneer wij dat willen verbreden en ons niet alleen tot industriearbeiders willen beperken. En nogmaals, wanneer wij dus de illusie hebben dat wij het kapitalisme kunnen afbreken door in één bedrijf, en dan nog een bedrijf, en zo verder, zelfbeheer in te voeren, dan zullen wij die grote kans missen, wij zullen ze vooral missen omdat wij de energie, als we dat zo mogen noemen, van de arbeiders in een verkeerde richting opduwen. Wij zouden dan die energie opduwen in een productieve richting, wij zouden proberen het kapitalisme klein te krijgen op dat gebied waar het juist een geweldige voorsprong heeft tegenover de werkende klasse, dat wil zeggen op het gebied van de concurrentie en van het verkopen van koopwaren op de markt. En wij voeren dan die energie niet in de richting die de meest belangrijke is, namelijk de richting van klassesolidariteit, ja de uitbreiding van de stakingen en van de contestatie-beweging naar meer en meer bedrijven, meer en meer bedrijfstakken, meer en meer gebieden van het maatschappelijk leven. Wanneer men mij dus concreet de vraag stelt, wat hadden de arbeiders van de Upper Clyde scheepswerven moeten doen, in plaats van zelf schepen onder eigen regie te gaan bouwen, dan is mijn antwoord vanzelfsprekend: ze hadden de staking met fabrieksbezetting moeten uitbreiden, ze hadden de staking moeten uitbreiden over alle scheepswerven, over heel Glasgow, over heel Schotland. Zij hadden, met andere woorden, de klassenstrijd van de werkende klasse tegen het kapitaal en tegen de burgerlijke staat moeten veralgemenen, en niet proberen op hun eigen houtje tegen het kapitaal to concurreren en het kapitaal op de markt klein te krijgen, onder de ongunstigste omstandigheden voor de werkende klasse. De regel moet dus zijn: zolang er kapitalistische verhoudingen bestaan, is de hoofdlijn voor de arbeidersklasse klassesolidaritoit, en niet bedrijfsrentabiliteit. Geen criteria van bedrijfsrentabiliteit aanvaarden. Wanneer gij u onderwerpt aan criteria van bedrijfsrentabiliteit, onderwerpt ge u aan kapitalistische spelregels, onderwerpt ge u aan kapitalistische wetten en dreigt ge de solidariteit, niet alleen van arbeiders van verschillende bedrijven maar zelfs de solidariteit van arbeiders in eenzelfde bedrijf, te breken. Dan bent gij gedwongen als zogenaamde zelfbeheerders of medebeheerders om zelf personeel te ontslaan, omdat de wetten van die rentabiliteit dit op een gegeven moment voorschrijven. Om het nog anders uit te drukken, het gaat niet om een beslissingsmacht, het gaat er niet om dat de kapitalisten domme, idiote beslissingen nemen en dat de arbeiders die naast hen komen te staan hen verbeteren, en in de goede richting sturen. Kapitalisten treffen onder kapitalistische verhoudingen de enige beslissingen die zij onder die omstandigheden kunnen treffen, namelijk de verdediging van het rentabiliteitsprincipe, van hun concurrentiemacht, en al wilt gij niet in die beslissingen meedelen, dan wordt gij toch in dezelfde richting opgestuwd. Er is geen andere mogelijkheid binnen een concurrentie-economie, binnen een economie die gebaseerd op individuele bedrijfsrentabiliteit, dan juist dat soort beslissingen te nemen. 

Nu kom ik tot het derde en laatste punt, laatste voorwaarde, voor het gelukken, als we dat zo mogen zeggen, van de verbinding van de dagelijkse strijd met de strijd voor het einddoel. De derde hinderpaal die opzij geschoven, overwonnen moet worden, is die van ideologische, morele aard, en slaat dus op het bewustzijn, op het onvoldoende klassebewustzijn. Dat betekent ongetwijfeld ook een onvoldoende leiding. Dit is een buitengewone grote hinderpaal, geweest op de weg naar een overwinning van een socialistische revolutie. Hoe kunnen wij die hinderpaal opzij schuiven? Hoe kunnen wij er dus aan meewerken, om niet te zeggen voor zorgen, dat gedurende de lopende dagelijkse klassenstrijd het klassenbewustzijn van de werkende klasse voldoende wordt opgeheven, er een voldoende sterke voorhoedeklasse voldoende wordt opgeheven, er een voldoende sterke voorhoedelaag van arbeiders en een sterke voorhoede-organisatie, revolutionaire organisatie, komt, die voortgang, de continuïteit van dat klassenbewustzijn in haar hoogste vorm waarborgt, en die op die manier mogelijk maakt, dat in dagen zoals in de mei-dagen '68 in Frankrijk inderdaad in de bedrijven de arbeiders weten wat te doen, en die bedrijven dan niet alleen bezetten, maar ongetwitfeld de kapitalisten daaruit verjagen, arbeidersraden oprichten en het veralgemeend gepland zelfbeheer beginnen. Dat wil zeggen een socialistische revolutie doorvoeren. En daar ben ik het met Van Gorkum natuurlijk volledig eens, de inhoud van een socialistische revolutie kan niet bestaan in arbeiderscontrole, maar bestaat in het in de hand nemen van de productie-middelen van de geassocieerde producenten en in hun collectief gepland beheer, dus zelfbeheer door de massa van die producenten. Hoe kunnen wij zo'n toestand bereiken? Wij kunnen zo'n toestand bereiken wanneer we, in de lopende arbeidersstrijd, die elementen naar voren schuiven en verbinden met de rechtstreekse materiële eisen, die elementen van contestatie (betwisting van de macht) zijn, en van tegenmcht. Dit begrip tegenmacht gebruik ik hier niet in de zin zoals Van Gorkum dat hier heeft gedaan, hier ligt volgens mij een echte begripsverwarring voor de hand. Hij kan het begrip arbeiderscontrole niet vereenzelvigen met dat beruchte reformistische begrip van tegemacht in de zin van ‘countervailing power’ van de reformistische Angelsaksische vakbeweging. Wat die heren menen, of die burgers, of die gezellen menen, wanneer zij het hebben over ‘countervailing power’ dat is absoluut geen arbeiderscontrole zoals wat wij daaronder verstaan in de revolutionair-marxistische of communistische traditie. Dat is simpel een macht voor het veroveren van materiële voordelen, dat is ‘Countervailing power’ op het gebied van de verdeling van het nationaal inkomen en niets meer. Wanneer wij spreken over arbeiderscontrole, dan bedoelen wij natuurlijk veel meer dan dat, dan bedoelen wij vetomacht. Ik zeg hier niet vetorecht, want het woord vetorecht houdt al een tegenstelling in zichzelf in, wanneer ge aan het structuurkarakter van de kapitalistische productieverhoudingen denkt. Zulk een recht kan nooit door het kapitaal worden erkend en toegestaan, dat is een absolute utopie, maar zulk een macht kan worden ontrukt aan het kapitaal voor een korte tijd door een zeer brede en radicale arbeidersstrijd. Die vetomacht slaat natuurlijk niet, of niet in de eerste plaats, uitsluitend op onmiddellijke materiële voordelen. Ik ben het met Van Gorkum volledig eens, dat een essentieel aspect bij de huidige ontwikkeling van de klassenstrijd in het westen, een essentieel aspect dat ons een richting geeft om die tegenstrijdigheid tussen dagelijkse strijd en einddoel te overwinnen, het spontane optreden is van de werkende klasse; dit tenminste in enkele West-Europese landen. En dat zal zich uitbreiden en veralgemenen, daar ben ik van overtuigd, de spontane neiging van de werkende klasse om beslissingsmacht van het kapitaal in de praktijk te contesteren, om te zeggen met andere woorden: wij verbieden u fabrieken te sluiten; niet: wij nemen gedeeltelijke verantwoordelijkheid voor het sluiten van fabrieken, maar: wij verbieden u fabrieken te sluiten; wij verbieden u personeel te ontslaan, wij verbieden u machines van het ene gewest naar het andere te sturen, wij verbieden u de snelheid van de lopende band te verhogen, wij verbieden u de arbeidersorganisatie te veranderen. En verbieden in de zeer concrete zin: wij heffen uw besluit op; gij versnelt de lopende band, en wij verlagen hem opnieuw; gij sluit de fabrieken en wij bezetten ze; gij verstuurt de machines en wij sturen ze terug of laten de vrachtwagens niet door. Dat is tegenmacht, dat is vetomacht.

Is dat medebeheer? Medebeheer veronderstelt een normaal functionerende kapitalistische economie en veronderstelt dus concurrentie, rentabiliteit, winstvoet, enz., enz. Wat ik zojuist heb geschilderd is een toestand van crisis, van zware revolutionaire crisis. Als de arbeiders zulk een vetomacht beginnen uit te oefenen, in enkele, in meer en meer, zo niet in alle bedrijven, dan stellen zij in de praktijk het kapitaal buiten werking, dan staan zij de kapitalistische ondernemers niet meer toe te functioneren, en dan scheppen zij de revolutionaire crisis waar ik het in het begin over heb gehad. En dan zijn er twee mogelijke resultaten: ofwel, ze krabbelen daarna terug, ofwel, zij maken daarna de stap vooruit naar een overname van die productie. En hoe meer zich die arbeiderscontrole veralgemeent, des te meer wordt die overname van de productie, en wordt dat zelfbeheer actueel. Maar de omvang van die revolutionaire crisis, dat is het beslissende. Dus de lijn die ik zou willen trekken, zou niet zijn paritaire medezeggenschap - arbeiderszelfbeheer - socialistische planning of coördinatie; maar ze is: arbeiderscontrole; arbeiderszelfbeheer - socialistische planning. Waarom speelt die ervaring van arbeiderscontrole zulk een belangrijke rol? Omdat volgens mij, en daamee wil ik eindigen, de voorstanders van het gebruik van de leuze van onmiddellijk arbeiderszelfbeheer, de psychologische weerstanden, de weerstanden op het gebied van het bewustzijn van de arbeidersklasse, geweldig onderschatten. Ik zal herhalen wat alle burgers en alle reformisten sinds jaar en dag zeggen, maar wat helaas waar is: ondervraag de arbeiders vandaag, ondervraag de gewone Nederlandse, de gewone Belgische, de gewone West-Duitse of Engelse arbeiders en vraag hen: wilt gij onmiddellijk de verantwoordelijkheid voor het beheer van de bedrijven op u nemen?, en 80, 85, 90, zo niet 95 % zal antwoorden: nee. En volgens mij hebben ze gelijk, maar daarover kan men twisten. Van Gorkum meent misschien dat zij ongelijk hebben, maar het feit dat zij dat menen, het feit dat dat hun bewustzijnstoestand is, dat feit kan men niet betwisten. Iedereen die een beetje ervaring heeft met het concrete denken van de arbeidersklasse op dat gebied, weet, dat wat ik hier heb gezegd, aan de werkelijkheid beantwoordt; zelfs als men het betreurt. Dat is het product van 150 jaar kapitalisme, met al wat daaraan verbonden is, dat is het product van een klassenscheiding die gebaseerd is op de stelling dat de enen er zijn om te produceren en de anderen er zijn om te beheren, dat is door de gehele geschiedenis van de burgerlijke maatschappij de arbeiders diep ingeprent, en zij hebben een diep wantrouwen tegen het door elkaar halen van die twee functies. Nu is het onze stelling, de stelling van alle revolutionaire marxisten die voorstanders zijn van arbeiderscontrole, dat een concrete ervaring met arbeiderscontrole dat bewustzijn kan veranderen, dat die ervaring absoluut noodzakelijk is om dat gebrek aan zelfvertrouwen te breken. Want dat gebrek aan collectief zelfvertrouwen van de werkende klasse is een buitengewoon grote hinderpaal op de weg naar een zegevierende socialistische revolutie. Wanneer gij aan de arbeiders gaat zeggen, begint uw bedrijven zelf te beheren, zullen zij u niet volgen. Zij zullen in het beste geval geloven dat wat gij hen in werkelijkheid voorstelt, dat is wat in Duitsland gebeurd is, dat wil zeggen dat een paar vakbondsfunctionarissen in een beheerraad gaan zitten, en dat de gevolgen daarvan voor de lopende, dagelijkse strijd van de arbeiders eerder negatief is dan positief; en zij zullen zeer, zeer wantrouwig zijn en in werkelijkheid vijandig staan tegenover een dergelijk experiment. Men kan beter zeggen: wij gaan niet aanvaarden dat onze 500 werkmakkers worden ontslagen, wij zullen dat niet aanvaarden, wij zullen dat verhinderen door het opdringen van een controle aan de ondernemers. Wij zullen zeggen: wel, hoe gij aan uw winst komt, dat is uw zaak, maar hier wordt geen arbeider ontslagen, want zodra één arbeider ontslagen wordt, bezetten wij allemaal dat bedrijf, totdat gij de laatste man die gij hebt afgedankt opnieuw werk hebt gegeven. Wanneer dat één keer, twee keer, drie keer gelukt in één, twee, drie, vier, vijf bedrijven - en de lijst van bedrijven in West-Europa waar dat concreet in de laatste 3, 4 jaar zo is gebeurd, die lijst wordt langer, praktische elke maand langer - wel elke keer dat gij zulk een ervaring hebt doorgemaakt kunt gij dat zelfvertrouwen van die arbeiders verhogen en kunt gij heel die zaak een veel concretere inhoud geven dan dat het nu heeft, nu het een inhoud heeft die zich in werkelijkheid tot bureaucratische structuren beperkt. En daarom sluit ik met een zin af die ik al in Eindhoven in het debat met mijnheer Van Gorkum heb gebruikt: daarom is de eerste opgave op de weg naar arbeiderszelfbeheer, dat wil zeggen naar arbeiderscontrole want dat is een onvcmijdelijke tussenfase naar dat arbeiderszelfbeheer: het afdwingen van de controle van de arbeiders over hun eigen strijd en hun eigen organisatie. Wanneer de arbeiders het weer zullen leren om stakingscomités te kiezen en zelf de leiding van hun strijd in handen te nemen; wanneer zij het weer zullen leren democratische syndicale structuren te hebben van vakbondsbestuurders die onder controle staan van de leden, vakbondsbestuurders die kunnen worden afgezet door een democratisch besluit van de leden, dan zullen zij dat zelfvertrouwen dat zij nodig hebben om arbeiderscontrole en arbeiderszelfbeheer door te voeren ook veel, veel sterker opnieuw krijgen, en dan zullen de organen die daarvoor moeten dienen, die democratisch gekozen stakingscomités, die democratisch verkozen vakbondsafgevaardigden, ook de nornale kiemvormen zijn van de arbeidersraden die eerst arbeiderscontrole en daarna arbeidorszelfbeheer zullen verwezenlijken.

PIER VAN GORKUM 

Het is wel moeilijk een kort weerwoord te geven na dit verhaal, want ik zou er graag nog een heleboel over zeggen. Maar ik dacht dat in eerste instantie onze uitgangspunten duidelijk zijn, al had ik graag van Mandel op een aantal door mij gestelde vragen nog wat concreter antwoord gehad. Ik ben blij dat hij gezegd heeft dat zelfbestuur pas na de val van het kapitalisme mogelijk is, of beter, hij heeft gezegd: arbeiderszelfbestuur is buiten een revolutionaire periode niet denkbaar. Dan heb ik het gevoel dat we toch wat dichter bij elkaar komen dan in mijn eerste uitspraak, en ik ben blij met deze toevoeging, want ik geloof ook dat een revolutionaire periode noodzakelijk is om die veranderingen tot stand te brengen, via medebeheer naar zelfbestuur; en dat dat niet een zaak is die men van bovenaf of van buitenaf kan opleggen, dan lukt het niet. Maar ik ben van mening dat die revolutionaire periode niet ontstaat door tegen de arbeiders te zeggen: er kan pas wat gebeuren na de val van het kapitalisme of op weg naar de val van het kapitalisme; op zo'n manier krijg je geen arbeider de straat meer op. 

Als je de arbeiders werkelijk in een revolutionair proces wil brengen, dan zul je niet-materiële eisen moeten stellen; en dit vooral wanneer het erom gaat dat arbeiders op straat gezet worden omdat er een bedrijf gesloten wordt, als er weer een bedrijf verkocht wordt of het bedrijf fuseert; men heeft dan een geweldig gevoel van onmacht. Als je arbeiders in een revolutionaire periode wil brengen dan zul je niet-materiële eisen moeten stellen, niet-materiële eisen die een aanval zijn op de machtspositie van de ondernemers. Het is heel duidelijk dat op het moment dat niet-materiële eisen aan de orde komen, zoals inkomensnivellering, en nivellering van de machtsverhoudingen, dat op dat moment de ondernemers zich geweldig bedreigd voelen en dat op dat moment een uitputtingsslag - we hebben daar recente voorbeelden van - een uitputtingsslag tegen de vakbeweging op zullen zetten. En dan krijg je onder de arbeiders heel duidelijk een geweldig stuk onbehagen over de resultaten die dan bereikt worden, want dan blijkt dat de vakbeweging helemaal niet voorbereid is op die strijd, dat de vakbeweging via zijn leden die strijdhouding nog zal moeten krijgen. Maar naar mijn gevoel krijg je die pas als je niet-materiële eisen stelt, en als je de arbeiders ook op redelijke terijn die niet-materiële eisen laat verwezenlijken, want er is geen enkele strategie succesvol als het niet gaat langs de weg van te boeken successen. En ik ben bang dat dat revolutionair proces niet op gang komt als je niet heel duidelijk en concreet aanvallen op de macht van de ondernemers richt. Zowel van binnenuit als van buitenaf. En dat je door het stellen van concrete eisen het revolutionair proces op gang brengt. Concrete eisen zoals: wij willen dat in de bedrijven geen beslissingen worden genomen door de ondernemers en wij willen de macht om die beslissingen door te voeren inzake verkoop, koop, fusie, inkomensverdeling in de onderneming, investeringsbeslissingen, daar willen wij een vetorecht op hebben in de zin van het blokkeren van beslissingen daarover. Als je zulke eisen stelt dan krijg je het revolutionair proces op gang, omdat de werkgevers zich daar met hand en tand tegen zullen verzetten, en dan is er een direct concreet doel, op grond waarvan de situatie in beweging komt. Als Mandel zegt, de Upper Clyde in Schotland is fout geweest, ze hebben het bedrijf bezet maar ze hadden meteen op moeten houden en niet dat bedrijf in beheer moeten nemen, dan zeg ik dan ben ik het niet met hem eens. Want door die bezetting in de Upper Clyde zijn er in tal van andere bedrijven werk-ins tot stand gekomen, sit-ins tot stand gekomen, is men zich bewust geworden van de mogelijkheid dat men niet alles hoeft te nemen. Is men zich bewust geworden, dat men zich kan verzetten. Wij hebben in Nederland op het ogenblik ook voorbeelden dat, laten we zeggen bij Van Thiel United, wat nog niet eerder denkbaar is geweest, dat de arbeiders bij Van Thiel United tegen de directic zeggen: en nou blijven jullie buiten de poort. Wij gaan het beheer over die bedrijven overnemen, want jullie hebben het 9 jaar gedaan, en jullie hebben het bedrijf naar de bliksem geholpen. Dat bewustwordingsproces bij arbeiders ontstaat omdat men voorbeelden ziet, dat dat kan. En als je dan tegen die arbeiders zegt, jongens doe het niet, want het haalt toch niets uit binnen het kapitalistisch stelsel, dan blokkeer je dit revolutionaire proces. Door deze eisen te stellen en door hiermee door te gaan, door voorbeelden te stellen, krijg je een bewustwordingsproces bij de arbeiders, dat zij het niet allemaal hoeven te nemen. En dat ze daar tegenaan kunnen gaan. Maar dat krijg je niet als je zegt, het heeft allemaal geen zin, kijk maar naar Chili en de Upper Clyde en doe het maar niet, want alleen de val van het kapitalisme biedt de mogelijkheid om jullie bedrijven zelf te besturen. Dat zeg ik niet tegen de arbeiders, ik zal wel gek zijn. Dan neem ik bij ze weg datgene waardoor ze nu doen wat ze doen, waardoor een proces op gang komt dat zich als een olievlek gaat uitbreiden. En dan ben ik van mening dat je heel concreet die niet-materiële eisen moet stellen en dat je daarmee alleen een proces op gang brengt en dat ook blijken zal dat degenen die nu de macht hebben niet bereid zijn zonder slag of stoot die macht uit handen te geven. 

Ja, Mandel heeft het over ‘countervailing power’, ik heb dat woord met opzet niet genoemd. Maar inderdaad, de Amerikaanse vakbeweging is één van die substromingen binnen dat denken over tegenmacht en arbeiderscontrole, die zich baseert op ‘countervailing power’, en die wil niet verder, die wil alleen directe eisen vanuit de vakbeweging stellen. Maar dat is natuurlijk iets dat wij niet voor ogen hebben. Arbeiderscontrole is, zegt Mandel, vetomacht, waarbij de arbeiders zeggen wij verbieden u dat product te maken, wij verbieden u die machines te ontmantelen of te transporteren, enz. Maar op die manier kunnen de arbeiders misschien één keer een eis doorvoeren, maar op hetzelfde moment worden er in de raden van bestuur, beslissingen genomen over productieactiviteiten in andere delen van het land, in het buitenland, in andere delen van de wereld. En men kan dan op één puntje als arbeiders mogelijk iets bereiken door een gezamenlijke actie, maar ik ben van mening dat dat allemaal incidenteel blijft, dat men niet de greep heeft op het beleid dat gevoerd wordt, en ook niet de informatie naar buiten krijgt op grond waarvan dat bewustwordingsproces tot stand komt. Men moet doordringen in de kern van het kapitalisme, in het bestuur van de ondernemingen, men moet de aanval van binnenuit en van buitenaf naar mijn gevoel opzetten, wil men niet in een fraai theoretisch, maar toch steriele situatie terecht komen, waardoor men moedeloosheid en machteloosheid tot stand brengt; en niet dat proces, dat revolutionaire proces, dat wij beiden op gang willen brengen teneinde te komen tot die wezenlijke veranderingen van de maatschappij. Ik zou het hierbij even willen laten.

ERNEST MANDEL 

Inderdaad, de meningsverschillen zijn minder talrijk dan zij op het eerste gezicht leken en het zal niet gemakkelijk zijn om de voorbeelden te vinden, waarmee men zeer duidelijk de tegenstellingen tegenover elkaar kan plaatsen. Ik neem het laatste punt, omdat ik geloof dat dat misschien een verduidelijking van de meningsverschillen aangeeft. Dit is de kwestie van de informatie. Eén van de hoofdeisen van de strategie van arbeiderscontrole is het openen van de boekhouding van de ondernemers. En mijnheer Van Gorkum zal zeker zeggen en de Duitse linkse vakbondsmilitanten zeggen dat ook, jamaar dat is ook de eis van paritaire medezeggenschap. Paritaire medezeggenschap laat aan de arbeidersvertegenwoordigers toe, de boekhouding van de ondernemers te openen. Waar ligt nu het verschil? Ik zie het verschil zo: een wet betreffende paritaire medezeggenschap, binnen het kapitalistisch systeem zult gij nooit krijgen, daar maak ik elke weddenschap met mijnheer Van Gorkum over, nóóit krijgen, wanneer diezelfde wet niet stelt, wat men in het Duits noemt, ‘Die Schweigepflicht’, dat wil zeggen, de plicht van de vakbondsafgevaardigden in de beheerraad, om bepaalde informatie die zij verkrijgen te verzwijgen voor hun arbeidscollega’s. Waarom? Als gij die zwijgplicht uitschakelt, schakelt gij het privé-eigendom uit, schakelt gij de concurrentie uit, en schakelt gij in werkelijkheid het kapitalisme uit. Nee, als elke afgevaardigde die in een beheerraad kont te zitten, al wat hij daar ervaart, en in de eerste plaats de berekening van de kostprijzen, in de kranten mag publiceren en alle concurrenten van dat bedrijf weten dat en de banken weten dat en vooral de vakbonden weten dat, en wanneer zij dan weer actie voeren en eisen stellen, actie voor materiële eisen in dat geval, mijnheer Van Gorkum, dan gaat heel dat spel niet meer op. Wel, ik vraag aan mijnheer Van Gorkum, is hij bereid te aanvaarden dat de informatiemacht, ik zeg wederom niet recht, omdat dat recht nooit in een wet zal komen te staan, maar dat de informatiemacht waarvoor wij moeten strijden om het informatiemonopolie van de ondernemers te breken, een informatiemacht moet beperkt zijn tot 12 of 16 vakbondsbestuurders, die dan in een beheerraad gaan zitten...

Van Gorkum: geen vakbondsbestuurders... 

Mandel: voormalige vakbondsbestuurders, bijna allemaal mijnheer Van Gorkum, bijna allemaal zijn het voormalige vakbondsbestuurders, maar goed, de vertegenwoordigers van het personeel of hoe dat ge het ook wilt noemen, zullen het bankgeheim en het commercieel geheim niet aantasten. En dat terwijl het gaat om het recht, de macht beter gezegd, van de vakbondsafgevaardigden om alle informatie die zij verkrijgen over de boekhouding van de ondernemers in algemene vergaderingen aan alle arbeiders en alle kantoorbedienden mee te delen. Geeft gij dat op, dan wordt uw medebeheer een element van scheuring in de arbeidersklasse, dan verliest de arbeider het vertrouwen in de personen die daar zitten. De gebeurtenissen zullen dan trouwens bewijzen dat zijn wantrouwen niet ongefundeerd is. Eist gij, en verkrijgt gij de opheffing van dat geheim voor de hele arbeidersklasse, dan treedt gij in werkelijkheid buiten het raam van medebeheer, dan zijt gij in een crisis van dubbele macht geraakt, dan hebt gij niet een beheer bereikt over bedrijven die overigens kapitalistisch blijven, maar dan hebt gij de kapitalistische economie en het functioneren van die kapitalistische economie gecontesteerd en op losse schroeven gezet. En dat geeft ons ook de mogelijkheid een revolutionaire crisis nader te omschrijven. 

Wanneer mijnheer Van Gorkum zegt een revolutionaire crisis ontstaat niet rond materiële eisen, wel dan is het moeilijk om daarop in het algemeen te antwoorden. In elk geval zijn er talrijke voorbeelden in de geschiedenis, die zulk een stelling tenminste relativeren. Ik zou zeggen, een revolutionaire periode wordt niet gekenmerkt door de invloed van de eisen die in het begin worden gesteld, maar zij wordt gekenmerkt door de omvang van de arbeidersstrijd, door de omvang van de stakingen, door de omvang van de demonstraties, door de actie van de arbeidersklasse voor die eisen. En ik ben het met mijnheer Van Gorkum in één punt zeker eens, dat een arbeidersklasse waarvan het bewustzijn beperkt is tot zuivere materiële eisen, moeilijk een beweging van zulk een omvang en van zulk een duur zal organiseren, die tot een contestatie van het kapitalisme leidt. Maar een algemene werkstaking, die kan zeker beginnen.met een zeer onmiddellijke materiële eis, een loonkwestie of een belastingkwestie of iets van politieke aard. De grote algemene werkstaking in mei '68 in Frankrijk is formeel begonnen om een kwestie van vrijlating van 10 gevangen genomen studenten, studentenleiders die in de gevangenis zaten, dat was het uitgangspunt. En wanneer we in de geschiedenis van Rusland en van andere landen, andere uitgangspunten willen bekijken, dan zullen we zien dat algemene werkstakingen de meest verschillende directe uitgangspunten hebben gehad. Ik zal mij daar dus niet vastleggen op zulk een algemene formule. Wat belangrijk is, is de vorm van bewustzijn en van strijdorganisatie, die die arbeiders bereid zijn op dat ogenblik te beginnen, en wanneer ge ze in een laten we zeggen legalistische zin hebt opgevoed, wanneer ge hen hebt opgevoed in die zin, dat het erom zou gaan een wet voor medebeheer te bereiken, om wettelijke regelingen te bereiken voor deze of gene eisen; wanneer ge ze hebt opgevoed met andere woorden in een richting die gaat in wat volgens mij de negatieve kant van de jongste 70 jaar is, namelijk om niet te vertrouwen in eigen actie, maar te vertrouwen in parlementaire en wettelijke regelingen, dan hebt ge hen niet die sprong vergemakkelijkt, om - uitgaande van een algemene werkstaking voor loonkwesties, of politieke kwesties, of arbeidstijdverkorting of onverschillig wat - die actievormen te kiezen van arbeidersraden, bezetting van fabrieken, enz., op een veralgemeende schaal die een werkelijke revolutionaire crisis mogelijk maakt. 

Met de strijd voor arbeiderscontrole kan de hiervoor nodige ervaring worden opgedaan. Daarbij moeten successen worden bereikt, akkoord, maar die successen zijn er al, mijnheer Van Gorkum, terwijl de successen van zelfbeheer van kapitalistische bedrijven door de arbeiders, daar wacht ik nog op. De arbeiders van de Upper Clyde scheepswerven zijn gedemoraliseerd, ze zijn absoluut niet zelfverzekerder geworden, ze zijn gedemoraliseerd, want ze zeggen, waarvoor hebben we gevochten? Hebben wij het beheer van dat bedrijf overgenomen opdat 3 tot 4 duizend van onze werkmakkers tenslotte tóch zouden worden afgedankt? Wat positief was, was de fabrieksbezetting. Wat zich heeft uitgebreid als een olievlek, was het wapen van de fabrieksbezetting, dat is absoluut positief. Maar het wapen van dat beheer, met de resultaten die het heeft opgeleverd, die zijn maar zeer magertjes. Men heeft het behoud van werkgelegenheid voor ten hoogste twee derde van de arbeiders bereikt, dat hadden ze van te voren al kunnen hebben als ze het op een akkoordje met de ondernemers hadden gegooid. Twee derde van de arbeiders heeft baar werk behouden en een derde heeft het verloren, ik geloof niet dat dat zeer bewustzijnsvormend en zeer inspirerend tot meer zelfvertrouwen is geweest. Dus: successen die gij veel gemakkelijker en veel rationeler kunt krijgen door arbeiderscontrole, moeten dat zelfbewustzijn versterken. Propaganda voor het socialistisch model, gesteund op arbeiderszelfbeheer, dat moet ongetwijfeld plaatsvinden. En wanneer de zaak concreet wordt, wanneer men u vraagt: wat is dat? Dan kunt ge zeggen: dat is beginnen zoals wij nu aan het doen zijn, met onze stakingen, met onze stakingscomités, met onze strijd om concreet de macht van het kapitaal te contesteren, en ons op die weg voor te bereiden op het overnemen van die fabrieken door de arbeidersklasse. Dat kan wanneer de burgerlijke klasse en de burgerlijke staat in zijn geheel zal worden gecontesteerd. Dus niet afwachten, absoluut niet afwachten op het uur x, integendeel; verbinden, ook de materiële strijd, ook de materiële eisen, verbinden met organisatievormen en doeleinden, zodat langs de weg van arbeiderscontrole dat bewustzijn bij de arbeidersklasse zal uitbreiden. 

GEDEELTEN VAN DE DISCUSSIE MET DE ZAAL 

Over de Enka-bezetting: 

… maar dat was niet om een verandering van het systeem te bewerkstelligen, het was juist een verwijt  dat het kapitalistisch systeem niet optimaal functioneerde. Dus men kon de werkgelegenheid niet behouden. Men verweet de werkgever niet zijn systeen, maar zijn domheid; men liet de fabriek doorfunctioneren en zei: nu ziet u maar, u heeft zich vereist in het marktmechanisme, er is wel een afzetgebied voor die kunstvezels, dus u bent gewoon een domme werkgever geweest, niet een kapitalist, maar een domme werkgever. Dus ik bestrijd het dat die acties voor het revolutionaire bewustzijn van de arbeiders inspirerend zijn geweest. 

Mandel: Wij hebben een verschillende opvatting - en dat is waarschijnlijk een van de kernpunten van het debat van vanavond - wij hebben een verschillende opvatting over hoe klassenbewustzijn zich ontwikkelt.

Heel die redenering die u hier houdt, ik kan u verzekeren - ik ken de arbeiders van ENKA niet, maar ik ken veel arbeiders en ik werk sinds tientallen jaren met arbeiders samen - ik kan u verzekeren dat u niet één arbeider op de duizend zult vinden bij de ENKA die zo'n redenering houdt die u daar zojuist hebt gehouden. Die arbeiders houden een zeer simpele, doorzichtige en juiste redenering aan. Zij zeggen: een ondernemer wilde 5.000 van onze werkmakkers ontslaan; normaal heeft hij de macht om dat te doen, normaal helpt hem de organisatie van de kapitalistische economie en van de staat om te ontslaan wie hij wil, want normaal is hij de baas in de fabriek. Het feit dat wij hem verhinderd hebben tot ontslagen over te gaan, dat bewijst dat wij sterker zijn geworden, dat hij minder sterk is dan hij vroeger was, dat heeft ons bewustzijn in onze eigen macht versterkt. En dat is een verhoging van het klassenbewustzijn.

Zij, de kapitalisten, verliezen wat in werkelijkheid 99 % van de macht van het kapitaal is, te weten de illusie dat de econonie niet anders kan functioneren dan zoals ze functioneert; met degenen die boven zitten en die bevelen, en met degenen die beneden zitten die de bevelen uitvoeren. Dat is nog geen revolutie, zeker niet, maar dat is de weg naar de verhoging van het klassenbewustzijn. En als ge hetzelfde zult hebben niet in één, twee of drie bedrijven, maar in 50, 100 en 500 bedrijven, dan kan ik u verzekeren, dan hebt ge een revolutionaire crisis.

Want kapitalistische productie zonder dat de arbeiders de bevelen van het kapitaal uitvoeren, is onmogelijk want dat is de eerste bepaling, het eerste kenmerk, van kapitalisme, dat is het beschikkingsrecht van het kapitaal over de arbeidskracht, en wanneer dat beschikkingsrecht niet neer functioneert, dan hebt ge de zwaarste crisis die ge kunt hebben onder kapitalistische verhoudingen. 

Maar waarom is die contestatie er dan niet als dat kapitalistische bedrijf floreert, dus de werkgelegenheid behouden wordt. Als dat verzet er alleen is als dat bedrijf in een crisissituatie verkeert, dan is het geen verzet tegen het systeem, maar gewoon tegen een toevallige crisissituatie bij dat bedrijf. 

Mandel: Beste vriend, ge begrijpt niet hoe zich bewustzijn kan ontwikkelen. Gij stelt een ultimatun aan de werkende klasse. Ge stelt een revolver aan het hoofd van de arbeiders en ge zegt hen: arbeiders, zolang gij niet alle details van de kapitalistische uitbuiting hebt begrepen, zolang ge niet meester zijt in alle details van de analyse van het kapitaal, zijt ge niet bekwaam het kapitalisme in de praktijk te contesteren. Terwijl ik de zaak omdraai en ik zeg: zodra de arbeider in de praktijk dat systeem begint te contesteren, krijgt hij meer bewustzijn en meer inzicht in het wezen van het kapitaal. Ge kunt niet eerst de theorie hebben en dan de praktijk bij een grote massa. Het is omgekeerd. Ge moet eerst de praktijk hebben en dan krijgt ge meer theoretisch inzicht. Individuele personen, enkelingen, kunnen bewustzijn verwerven door lectuur, maar de massa krijgt geen bewustzijn door lectuur. Zij krijgt bewustzijn door strijdervaringen. Laat de arbeiders juist de crisistoestanden van het kapitaal gebruiken om in de praktijk ervaring met contestatie op te doen, en gij zult zien hoe dat klassebewustzijn met sprongen vooruit gaat. Ik wil eindigen met de nadruk te leggen op het feit dat heel die discussie die in Nederland nog een klein beetje theoretisch is, die discussie in werkelijkheid in enkele andere West-Europese landen - in de eerste plaats in Frankrijk en Italië, maar gedeeltelijk ook in Groot-Brittannië - al veel concreter is geworden. Dat is een ontwikkeling die leidt naar grote massale stakingen, naar vormen van zelforganisatie van de arbeidersklasse, en naar eisen van contesterende, machts-contesterende aard. Dat is wat ik samenvat in de formule arbeiderscontrole. Men kan ook een andere fornule gebruiken, maar waar het om gaat is een algemene machtscontestatie tegen de burgerij en tegen de burgerlijke staat. 

Die ontwikkeling is geenszins uit de hoofden van een paar intellectuelen geboren. Ik heb zeer duidelijk onderstreept dat de spontane ontwikkeling van de arbeidersstrijd in die richting gaat. En dat het hier dus wel degelijk gaat om een theoretische veralgemening van iets wat in de praktijk al bestaat en geenszins om abstracte theorieën.            

Tijdens de grote stakingsbeweging in Italië van 1969-'70 hebben de arbeiders van de metaalnijverheid, uitgaande van de ervaringen bij Fiat, afgevaardigden in hun bedrijven gekozen en hebt gij nu voor het eerst in de geschiedenis van de Italiaanse, zo niet van de Europese vakbeweging, een loonstrijd gehad die niet meer werd geleid door een centraal apparaat,maar door een congres van 1.500 man. Goed, ge kunt zeggen het is nog klein getal, maar het is toch een beetje meer dan vakbondsbestuurders. En dat congres van 1.500 gekozen afgevaardigden vertegenwoordigden honderdduizenden gesyndiceerde (in een vakbond georganiseerde) arbeiders. En nu er van voorhoedeorganisaties sprake is, wil ik er toch op wijzen dat onze Franse kameraden mede een beslissende rol hebben gespeeld - en daar betrof het nu niet arbeiders - een beslissende rol hebben gespeeld om aan de scholierenstaking die verleden maand in Frankrijk plaatsvond een typische radenstructuur te geven. En dat gold een half miljoen scholieren, die in Frankrijk waren georganiseerd op basis van stakingscomités in elke school. Die vormden een plaatselijke coördinatie, en een nationale coördinatie, waarvan elke afgevaardigde zich on de 48 uur voor een algemene vergadering moest verantwoorden, en kon worden weggeroepen, en werd weggeroepen. En dat is voor de ogen van de Franse arbeidersklasse toch ook een klein voorbeeld geweest, dat zijn invloed zal hebben. Ik kan u verzekeren dat na mei ’68, na het vormen van revolutionaire kernen in de meeste Franse fabrieken, en na die grote ervaring van de scholierenstaking van verleden maand, een algenene werkstaking in Frankrijk zonder het verkiezen van fabriekscomités - dat wil zeggen, van stakingscomités, die in werkelijkheid macht beginnen uit te oefenen - niet meer denkbaar is. In die zin heeft de voorhoede de politieke ontwikkeling van Frankrijk ongetwijfeld in een revolutionaire zin beïnvloed. De centrale leuze  waarvoor wij vandaag in Frankrijk vechten dat is de leuze "alle macht aan de arbeidersraden", niet aan een voorhoedepartij. Alle macht aan de arbeidersraden, in wier raam elke politieke stroning het recht heeft haar politieke stellingen te verdedigen. Wij zijn voorstanders van een onbeperkte arbeidersdemocratie, en van machtsuitoefening door de raden. En wij hebben geprobeerd op dat kleine vlak van 500.000 scholieren, waar wij de algenene meerderheid hadden bij de nationale coördinatie, het voorbeeld te geven hoe dat in de praktijk kan gebeuren, dat een politieke stroning ondanks haar politieke invloed zich onderwerpt aan meerderheidsbesluiten van zulke comités. En wij geloven dat dit, als leerschool voor een socialistische revolutie en een democratische organisatie van arbeidersmacht vandaag in het Westen, een kleine, bescheiden bijdrage vormt.  

Voorzover ik weet is dat niet de mening van de C.G.T. (grote Franse communistisch georiënteerde vakcentrale) en van de P.C.F. (Franse communistische partij). 

Mandel: U vergist zich op dat gebied, want de C.G.T. en de P.C.F., hebben een geweldige zwenking doorgevoerd. Nadat zij 4 jaar lang tegen de gauchistische (uiterst linkse) minderheden hebben geageerd, en tegen de idee van arbeiderscontrole hebben geprotesteerd, en tegen de idee van gekozen stakingscomités hebben geprotesteerd, zwichtten zij tijdens die geweldige beweging en hebben zij die comités moeten erkennen. 

Na of voor de 4e maart (verkiezingsdag) ? 

Mandel: Na 4 maart heeft zij die beweging moeten erkennen; en wij hebben voor het eerst sinds ‘68 in Frankrijk beleefd dat de leiding van de C.G.T. en van de P.C.F. de gekozen vertegenwoordigers van de scholieren, van de studenten en ook van de jonge arbeiders - want de beroepsscholen hebben daar een belangrijke rol in gespeeld, het waren niet alleen kleinburgerlijke scholieren, zoals men wel zegt - erkende. Ze hebben die zelfvertegenwoordiging moeten erkennen. Ze hebben een poging gedaan, die jammerlijk mislukte, om op eigen houtje, als zelfstandige pseudo-voorhoedeorganisatie, in werkelijkheid achterhoedeorganisatie, een grote betoging in Parijs te organiseren. Er zijn 5.000 man naar toe gekomen. De volgende dag hebben die comités een betoging bijeengeroepen, en waren er meer dan 100.000 man op straat. Wel, de heren bureaucraten hebben hun conclusies getrokken en de daarop volgende betoging die waren ze bereid sanen met die gekozen afgevaardigden te organiseren, hen te erkennen, de democratische zelfstructuur van de massabeweging te erkennen; omdat zij zo machtig was en zulk een geweldige invloed had in dat milieu, dat men er niet neer buiten kon. En dat is een klein voorteken van wat er morgen ook in de arbeidersklasse zal gebeuren, en dat geen bureaucratie de macht zal hebben in een geïndustraliseerd land zoals Frankrijk, Italië, België, of Nederland, een in beweging gekomen arbeidersklasse achteruit te drukken of te manipuleren. Want wanneer ge honderdduizenden arbeiders op straat hebt dan zijn al die bonzen zeer zwakke kleine kaboutertjes, die ge opzij kunt schuiven; want hun macht is gebaseerd op de passiviteit van die arbeiders, waar de bonzen zelf de schuld aan hebben; ik wil de leden daar de schuld niet voor geven, de schuld ligt bij de bonzen. Maar vroeg of laat zal die passiviteit eindigen, zullen die massa's in beweging konen, en dan zullen de bureaucraten hen niet kunnen tegenhouden, als zelfs het burgerlijk repressie-appparaat en de kapitalistische klasse hen niet neer zullen tegenhouden. In die zin ben ik optimistischer dan de meeste stemmen die hier vanavond zijn opgekomen. Maar ik geef toe, dat dat optimisme niet steunt op Nederlandse ervaringen, niet eens op Belgische ervaringen, maar dat het steunt op die ervaringen van de landen waar de klassenstrijd en het klassenbewustzijn zich het meeste hebben ontwikkeld vandaag de dag in West-Europa, namelijk Frankrijk en Italië. 

Ik ben bijzonder verheugd over wat Mandel zegt, namelijk het idee van autonome strijd, wat zich in een hoog stadium heeft bevonden in Italië, maar ik constateer een tegenspraak met wat autonome strijd is, en wat hier in dit pamflet, wat hier is uitgedeeld, staat over het probleem van de revolutionaire voorhoede, of de revolutionaire partij, en wat wordt er dan onder partij verstaan, hetzelfde wat Lenin onder een bolsjewistische partij verstond of niet?  

Mandel: Ik ben een voorstander van een bolsjewistische partij, naar ik geloof dat een bolsjevistische partij niet is wat u daarvan maakt. Ik geloof dat u de karikatuur van die partij op het oog hebt, zoals ze onder Stalin geworden is.

Een echte bolsjewistische partij - dat wil zeggen, zoals die gefunctioneerd heeft tijdens de Russische revolutie van 1917 en de eerste tijd na die revolutie - beperkt ongetwijfeld de arbeidersautonomie niet, naar versterkt die juist. En als ge de vergelijking maakt tussen Rusland en Duitsland; en ge vraagt, waar hebben we langer autonome, echte arbeidersraden gehad, daar waar ge binnen de linkse beweging een bolsjewistische meerderheid had, of daar waar ge een sociaal-democratische meerderheid had - ge kunt andere vergelijkingen nemen, met Spanje, met anarcho-syndicalistische groepen - dan moet ik toch vaststellen, dat is een historische balans, dat gij het langst werkelijk functionerende raden hebt gehad daar waar ge een bolsjewistische partij had. Ge hebt ze niet eeuwig gehad, ge hebt ze niet voor altijd gehad; ge hebt zeer onnadelige, negatieve omstandigheden gehad, die die ervaringen beperkten tot 4 of 5 jaar, maar het heeft toch lang geduurd, zelfs voor wat betreft die echte radendemocratie, en vooral onder een bolsjewistische meerderheid. En ik geloof dat onder de omstandigheden van een meer ontwikkeld industrieproletariaat in het Westen, met een hoger cultureel niveau, met een grotere democratische traditie, met veel gunstiger economische omstandigheden, die schijnbare grote afstand tussen voorhoede organisaties en echte radenmacht in de praktijk wel mee zal vallen.        

Ge moogt niet uitgaan van de veronderstelling, die weer volledig utopisch is, dat de arbeidersklasse ideologisch homogeen is, gij moet vaststellen dat de arbeidersklasse ideologisch gedifferentieerd is, dat ge arbeiders hebt van de meest uiteenlopende politieke schakeringen, dat feit zult ge moeten erkennen. Ge kunt geen stakingscomité hebben in een groot bedrijf zonder het aan communistische, sociaal-democratische, christelijke, anarchistische en trotskistische arbeiders toe te laten lid te zijn van dat stakingscomité, zich als kandidaten voor de verkiezingen op te stellen. Ge kunt hun dat niet verbieden, en in die differentiatie mg iedereen het recht voor zich opeisen als voorhoede te gelden. Wat ze zullen zijn, zullen de arbeiders beslissen. Vergeet niet dat in Rusland in absoluut vrije verkiezingen de bolsjewiki 1917 65 % van de arbeidersstemmen hebben verkregen. Dat was dus geen ingebeelde voorhoede, dat was geen voorhoede in het hoofd van een paar fantasten, dat was een door de Russische arbeidersklasse erkende voorhoede. Binnen zo’n revolutionaire situatie, binnen elke strijdsituatie, heeft een politiek differentiatieproces plaats, dat gij niet kunt tegenhouden, en dat ge vooral niet kunt onderdrukken door te zeggen: die schakeringen spelen geen rol, of we gaan bepaalde politieke partijen maar niet toelaten, enz.

 

Contact webmaster

Avec le soutien de la Formation Leon Lesoil, 20, rue Plantin, 1070 Bruxelles, Belgique