Portaal

Biografie
Werken
Over het leven en het werk van Mandel...
Debatten, interviews, ...
Multimedia
Contact
Mailinglist

Nu voor 12 euro!

Dubbele DVD:

Links
Castellano
Deutsch
English
Français

Economie anders bekeken (Ernest Mandel, 1923-1995)

Anderen over...
Wim Boerboom (medewerker Katholieke Universiteit Brabant) Afdrukken
Solidariteit, nr. 70,  www.solidariteit.nl

Op 20 juli jongstleden overleed een groot econoom: de Belg, Ernest Mandel. Hij zal de geschiedenis ingaan als marxist, onvermoeibaar strijder binnen de internationale arbeidersbeweging, hoogleraar en toch laagdrempelig benaderbaar, opvolger van Trotski, maar vooral econoom. In die laatste hoedanigheid wil ik hem in het hierna volgende tot z’n recht laten komen. 

ZIJN BELANGRIJKSTE prestatie is geweest dat hij aan een na-oorlogse generatie economen, en andere geïnteresseerden in het westen de politieke economie weer heeft teruggegeven. Met Paul Sweezy is Mandel te beschouwen als de belangrijkste, marxistische politieke econoom van na de oorlog. 

De economie 

Eerst maar even het verband tussen ‘teruggeven’, ‘politieke economie’ en ‘marxistisch’. Veel mensen hebben een hekel aan de economie en economen. Waarom? Omdat de economische redeneringen en argumenten vaak botsen met opvattingen over solidariteit, coöperatie, ethiek en gezond verstand en omdat de praktische uitwerking maar zelden uitpakt ten voordele van werkne(e)m(st)ers, onderdrukten en de zwakken in onze samenleving. Eén en ander hangt samen met de eenzijdige inhoud die sedert het laatste kwart van de vorige eeuw aan de economie als wetenschappelijke discipline is gegeven. In die economie zijn bijna alle economen opgevoed. Met mij hebben velen gemeend dat wat later burgerlijke economie - tegenwoordig ook wel ‘mainstream economics’ - genoemd werd, de economie was. Dit veranderde door het bestuderen van Mandel en Sweezy en in hun voetspoor van Marx.

‘Politieke Economie’ was in de vorige eeuw de gangbare aanduiding van wat we tegenwoordig wel ‘algemene economie’, ter onderscheiding van ‘bedrijfseconomie’, noemen. Rond de eeuwwisseling is er sprake van een naamsverandering. In het engels wordt ‘political economy’: ‘economics’. In het Nederlands werd politieke economie wel aangeduid met ‘Staathuishoudkunde’. Later werd dit ‘economie’. 

Waardebegrip 

Maar belangrijker dan de naamsverandering was een inhoudelijke verandering in de jaren zeventig van de vorige eeuw, voorlopig nog onder de benaming politieke economie. Deze verandering zat ‘m in de inhoud van het waardebegrip. 

De grondleggers van de economie Adam Smith en David Ricardo leidden de waarde van de producten af van: arbeid. In het laatste kwart van de vorige eeuw begonnen economen (de zogenaamde grensnutschool) de waarde af te leiden van de schaarste. Het eerste waardebegrip was afkomstig van de productie: het begin van de keten, het laatste waardebegrip van het einde van de keten: de consument. Schaarste is de spanning tussen behoeften (van de consument) enerzijds en (het gebrek aan) beschikbare bevredigingsmiddelen anderzijds. Dat geeft, volgens de grensnutschool, waarde aan de producten. 

Het laatste waardebegrip heeft het gewonnen en in de verdere gang door onze eeuw, tot op de dag van vandaag, bleef de economie opgehangen aan het waardebegrip ontleend aan de schaarste. Marx, met zijn bekende arbeidswaardeleer, paste in de traditie van Smith en Ricardo. Overigens is deze traditie niet blind voor de schaarste, maar schaarste is geen basis voor de waarde. Dat een stoel 300 gulden kost en een ijskast 1.300 gulden is in deze benadering uiteindelijk te herleiden tot arbeid. Dat deze stoel en ijskast vandaag 300 en morgen 325 gulden, respectievelijk 1.300 en morgen 1.375 gulden kosten, zal veroorzaakt worden door de schaarste, aldus Smith, Ricardo en Marx. 

Uitbuiting 

Waarin verschilt Marx van beide anderen? Marx ging de arbeidswaardeleer aanwenden als een kritiek, namelijk om de herkomst van de ondernemerswinst te lokaliseren. Zo kwam hij op zijn beroemde ‘uitbuiting’. Gekoppeld aan de omstandigheid dat de ondernemer/kapitalist onder de zweep van de concurrentie gedwongen was tot “Akkumuliert, Akkumuliert, das ist Mozes und die Propheten”, leidde dit tot maximale uitbuiting. En dat nu was een, voor het industriële burgerdom, dodelijke theorie. 

Niet verwonderlijk dat de burgerlijke economen met een ander waardebegrip op de proppen kwamen en zoals gezegd: dit kreeg de overhand. De economie gebaseerd op de arbeidswaarde zonk in de vergetelheid weg. 

Zie hier de betekenis van Mandel. Hij gaf met name studenten en in hun kielzog de arbeidersbeweging weer de politieke economie terug. Vanzelfsprekend nam hij de draad op waar deze was afgebroken: bij Marx. Hij moderniseerde de marxistische economie zonder de authenticiteit van Marx aan te tasten. 

Lange golven 

Dit geschiedde in de jaren zestig. Daarom zal het duidelijk zijn dat Mandel’s boeken, artikelen, spreekbeurten en kolleges opgepikt werden door de revolterende generatie van de jaren zestig en zeventig. De gretigheid waarmee deze generatie zich jet meevoeren met Mandel - maar ook met Paul Baran, Paul Sweezy, Harry Magdof en anderen - hing tevens samen met het gebrek aan praktische toepasbaarheid van de gangbare of ‘mainstream’ economie (ik laat de keynesiaanse macro-economie voor dit moment maar buiten beschouwing). Het begon in 1962 met “Traité de Economie Marxiste”. De Duitse, en daarmee voor veel Nederlandse studenten toegankelijker vertaling (Nederlandse vertaling in 1980), verscheen uitgerekend in het revolte-jaar 1968. Zijn tweede grote werk was het in het Duits uitgegeven “Der Spätkapitalismus” (1972). De Nederlandse vertaling verscheen in 1976. Met dit werk liet Mandel zien hoe zeer de marxistische politieke economie nog immer een uitstekend analyse-instrument was om het eigentijdse kapitalisme te doorschouwen. Vele malen beter dan de gangbare economie. Eigentijdse vraagstukken als monopoliewinsten, de crisis, de wederom zichtbaar wordende ‘lange golven’, de expansie van de dienstensector, de bewapeningseconomie, het neokolonialisme, de aanzetten naar wat nu ‘globalisering’ genoemd wordt, kregen een plaats in zijn omvattende marxistische bewegingswetten. 

Theorieën over de lange golven bijvoorbeeld waren ons als student uit het hoofd gepraat. In een inleiding op het rehabilitatiecongres van Kondratieff (naar wie die golven zijn genoemd) in Moskou (1992) schetste Prof. Dr. J. van Duijn (NRC en Robeco) hoe gênant men het in economenkringen had gevonden dat hij in 1978 een studie over het onderwerp ‘lange golven’ had gepubliceerd. Bij Mandel was het vraagstuk al zes jaar eerder in “Het laatkapitalisme” te vinden. Later is hij er in zijn boek “Long Waves and Capitalist Development” (1980) uitvoeriger op teruggekomen en nog later (1988) heeft hij in Brussel aan de Vrije Universiteit, waar hij hoogleraar was, een congres over dit thema georganiseerd. En tenslotte is dit jaar nog een herziene versie van zijn “Long Waves and Capitalist Development” verschenen.

Zijn focus op de lange golven maakte het mogelijk de crisis van midden jaren zeventig vele malen beter te plaatsen dan met het begrip ‘oliecrisis’ van de gangbare economie. Hetzelfde gold voor de herleving van het kapitalisme in de slipstream van de micro-elektronicaring in de jaren tachtig. 

Veel heeft Mandel in de jaren zeventig uiteraard geschreven over de kapitalistische crisis. Het was immers het crisisdecennium. “The Second Slump” (de tweede inzakking, 1980) is te zien als een ‘close up’ van een deel van de laatste lange golf, namelijk ruwweg het decennium van do jaren zeventig. 

De prijs 

Ik kom even terug op de strijd rond het waardebegrip in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Niet alleen maakten de (wat ik gemakshalve noem) burgerlijke economen veel werk van de ontwikkeling van een nieuw waardebegrip, ook het arbeidswaardebegrip moest bestreden worden. Het werd een pure akademische discussie die al meer dan een eeuw woedt ondor de naam van ‘transformatiedebat’. 

Waarom puur academies? Omdat het enkel gaat om een verklaring van de prijs, de obsessie van de burgerlijke economen. Marxistische economen hebben wel wat anders aan het hoofd. Zij gebruiken de arbeidswaarde hoofdzakelijk als een dimensie waarbinnen de kapitalistische bewegingswetten uitdrukbaar zijn, en binnen dat kader ook de prijs. De gangbare economie, gefixeerd op een prijsverklaring, schermde met haar vraag en aanbod. Eugen von Böhm Bawerk opende de aanval op de marxistische waardeleer (1896). Rudolf Hilferding verdedigde Marx (1904). Ladislaus von Borkiewicz koos een geheel andere benadering dan Marx en liet zien dat een prijsverklaring op basis van de arbeidswaarde in ieder geval mogelijk was (1906). Ook deze discussie is weer opgeleefd na de herontdekking van Marx in de jaren zestig. Behoudens burgerlijke economen (Paul Samuelson) namen vooral ook neo-Ricardianen aan het debat deel, mede omdat een belangrijke impuls was uitgegaan van het boek “Production of Commodities by means of Commodities” van de neo-Ricardiaan Piero Sraffa.

Veel marxistische economen hebben met deze discussie moeite gehad, omdat ze een bevestiging was van de beroemde elfde stelling van Marx over Feuerbach: “De filosofen hebben de wereld slechts verschillend geïnterpreteerd, het komt er op aan haar te veranderen”. Met andere woorden, het gevaar bestond dat het gewichtige, hoogst intellectuele geneuzel over de prijsbepaling zo veel tijd in beslag zou nemen dat men niet meer toekwam aan de emancipatiestrijd van de arbeiders en andere onderdrukten. Daarom hebben marxistisch geïnspireerde economen (uitzonderingen als Maurice Dobb en Bob Rowthorn daargelaten) dit transformatiedebat gelaten voor wat het was. Maar als gevolg hiervan hadden economen als Samuelsen te zeer vrij spel bij het kraken van de arbeidswaardeleer met alle ideologische voordelen die dat opleverde. En dus voelde Mandel aan dat ook in dit debat een antwoord paste. Het werd een bundel: “Ricardo, Marx, Sraffa” (1984). 

Sovjet Unie 

Tenslotte (in dit kader is beperking onvermijdbaar) heeft Mandel zich bezig gehouden met de economische orde in de voormalige Sovjet Unie. Zijn opvatting hierover luidde dat hot “een maatschappij in overgang (transitie, WB) tussen kapitalisme en socialisme (was), incapabel nog tot zelfregulering en spontane zelfreproductie, vastgehouden in de overgangsfase van haar ontwikkeling, door het uitstel van een socialistische wereldrevolutie enerzijds en door de macht over de maatschappij en de Staat van een geprivilegieerde en parasitaire bureaucratie anderzijds”. Een opvatting die te vinden is in “Beyond Perestroika” (pagina 33). Met het vraagstuk van de bureaucratie in meer algemene zin heeft hij zich overigens bezig gehouden in “Power and Money” (1992). Meer in het algemeen komt men zijn opvatting (kritiek op de bestaande vormen van socialisme en zijn eigen alternatief) over het socialisme tegen in “Revolutionary Marxism Today” (1979). 

Wel, zie hier een greep uit zijn werk om Ernest Mandel als econoom te typeren. Onbesproken blijven zijn rol als actieve syndicale strijder binnen de Belgische vakbeweging en als optimistisch politiek strijder binnen de Vierde Internationale. Onbesproken blijft de aimabele mens die heel laagdrempelig voor studenten (onder andere in Tilburg) en arbeiders (wereldwijd) benaderbaar was. Tenslotte blijft ook onbesproken de scherpe, veeltalige intellectueel die om zijn ideeën gevreesd was door de establishments in landen als de Verenigde Staten, Frankrijk, West-Duitsland en Zwitserland, die hem daarom niet op hun diverse grondgebieden toelieten. Tijden veranderen: Mandel is bijgezet bij de Muur van de Communards op het Parijse kerkhof Père Lachaise.

Contact webmaster

Avec le soutien de la Formation Leon Lesoil, 20, rue Plantin, 1070 Bruxelles, Belgique